10

2.8K 175 44
                                    

Stokstijf sta ik tegenover Dennis, terwijl m'n gedachten op hol slaan. 'Je maakt een grapje' zeg ik, maar Dennis schudt zijn hoofd. 'Sorry Stacey' zegt hij. Ik weet genoeg, en draai me met een ruk om. 'Waar ga je heen?' vraagt Dennis. 'Saar halen' antwoord ik bot. 'Snap dat dan, je kan niets meer doen Stacey' zegt Dennis terwijl hij m'n schouder vastpakt. Ik duw z'n hand weg, en begin met lopen. Ik zie rechts van me een hal. Ik loop langzaam door de hal, aan het einde zitten twee deuren.

Ik haal diep adem, en gooi de deur open. Ik hoor stemmen, huilende stemmen en schreeuwende stemmen. Ik versnel m'n pas, en tot mijn verbazing kom ik in de grote zaal. Ik ga snel achter een balie liggen, en kijk voorzichtig over de rand. Ik schrik wanneer ik allemaal kinderen bij de muur zie staan, ze staan met hun gezicht naar de muur. Ik zie Saar nergens. Ik kijk links, en zie allemaal schreeuwende ouders die door mannen in zwarte pakken worden vastgehouden. 'Staan' hoor ik, gelijk herken ik zijn stem. Stefan. Vanuit alle hoeken, komen mannen in zwarte pakken die ongeveer 10 meter achter de kinderen gaan staan. 'Richt!' galmt het door de zaal. Net wanneer Stefan nog wat wilt zeggen, sta ik op. 'Stop' schreeuw ik. Alle hoofden draaien naar mij, inclusief die van Stefan. Hij grijnst wanneer hij me ziet. 'Vuur' schreeuwt hij, direct worden er schoten gelost. Alles gaat in een flits, binnen notime liggen er kinderen op de grond met een plas bloed rondom hen. Ik deinst achteruit, tegen de muur. Ouders schreeuwen, en huilen. Ik verroer me niet, maar blijf alleen maar staren naar de levenloze kinderen op de grond. Alle herinneringen komen terug in een flits, het bloed, de doden, het geschreeuw, het gehuil. Ik word opeens ruw omhoog getrokken, ik kijk geschrokken recht in de ogen van Stefan. 'Waar is je dochter?'

'Waar heb je het over?'

'Dat weet je wel'

Ik kijk hem zwijgend aan, terwijl mijn hart een sprongetje maakt. Saar leeft dus nog, maar waar is ze? Ik haal niet-wetend m'n schouders op, en kijk hem strak aan. 'Saar is blijkbaar te slim voor jou' lach ik.

'Wat is daar grappig aan'

'Je raakt een kleuter kwijt, die haar eigen schoenen nog niets eens kan strikken'

Ik hoor Stefan geïrriteert brommen.

Ik geef hem een duw, zodat hij m'n arm loslaat.

Hij draait zich met een ruk om, en loopt weg. 'Hunters ruim het op' schreeuwt hij naar de mannen in zwarte pakken. Gelijk gehoorzamen ze, en de ruimen de kinderen en het bloed letterlijk op. Ik walg van Stefan, ik walg van Leon. Wacht, waar is Leon? Gelijk slaat de paniek bij me toe. Ik sta op, en ren naar de ijzerendeur. Wanneer ik binnen ben, zie ik geen Saar. Het enige wat ik zie zijn krassen op de muur, op de plek waar Saar altijd zat. Met snelle passen loop ik naar de muur, ik bekijk de krassen. Het enige wat ik zie is een stokpoppetje, met daarnaast een soort raam met en tralies ervoor. Voorzichtig ga ik er met m'n vingers overheen, wetend dat Saar dit in de muur heeft gekrast. Waarschijnlijk heeft ze het met een van de afgebroken stukken steen gedaan, die hier over de grond verspreid liggen. Ik sta op, en loop weer de grote zaal in. Overal zitten huilende ouders. Opeens hoor ik een harde piep. Iedereen drukt hun handen tegen hun oren, en kijken omhoog waar het geluid vandaan komt.

'Morgenochtend vertrekken we, daarom vragen we jullie om te gaan slapen morgen word een lange dag voor jullie' galmt het door de zaal.

Mensen kijken verbaast op, niet-wetend wat hun te wachten staat.
Iedereen begint tegen elkaar te fluisteren, en bedenken wat er zou kunnen gebeuren.

'Misschien mogen we naar huis!' schreeuwt een man opeens.

'Hij zegt toch dat we vertrekken morgen, waarom zouden we naar huis mogen' zeg ik.

'Niemand vroeg jou iets' snauwde hij.

'Niemand droeg jou op, om mensen valse hoop te geven' kaats ik terug.

Hij opent z'n mond om wat terug te zeggen, maar loopt dan boos weg.

Ik slaak een zucht, en draai me om. Ik kijk even om me heen, kijkend of iemand op me let. Wanneer ik zeker weet dat de kust veilig is, haast ik me door een deur die achter een balie zit. Ik doe de deur voorzichtig achter me dicht. Ik ren door verschillende gangen, op zoek naar Saar. Waarschijnlijk is ze ergens achter gaan zitten, of ze is uit het raam geklommen. Dat laatste betwijfel ik, Saar is ten eerste niet zo sterk en ten tweede is ze niet lang genoeg. Ik loop door een gang die eindeloos lijkt te zijn, ik begin te rennen wanneer ik stemmen achter me hoor. Ik ren totdat ik in de verte een deur zie, snel doe ik de deur open en sluit de deur zachtjes. Ik kijk om me heen, het is te donker om te zien waar je loopt. Ik schuifel zachtjes naar voor, totdat ik met me voet iets raak en daarna een bekende stem. 'Au' klinkt het. 'Saar?'

'Mama?'

'Wat doe je hier?'

'Ik moest plassen, maar wist de weg niet'

Opeens hoor ik voetstappen die steeds dichterbij komen.

'Saar, verstop je!'

De deur zwaait open en direct springt er een licht aan.

'Kijk eens wie we daar hebben' hoor ik de bekende stem van Leon.

Saar staat op, en gaat achter me staan.

'Je blijft van Saar af' sis ik dreigend.

'Ik denk dat ik dat zelf wel uitmaak'

'Waag het'

'Wat wil je er tegen doen schat'

'Ik draai je je nek om, het maakt me niet meer uit of Saar het ziet'

'Weet je het zeker?'

'Ja, niets is zo erg als mentaal en fysiek gesloopt worden'

'Ik heb geen zin in zo'n zielig gesprek geef me Saar'

'Nee'

'Oké, dan doen we het anders..'

Opgesloten 2Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu