Hoofdstuk 1

221 14 7
                                    

'Aly?' Een schelle, dwingende stem klonk ver weg

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.

'Aly?' Een schelle, dwingende stem klonk ver weg.
Ik opende met veel moeite mijn ogen en knipperde een paar keer, zodat ik wendde aan het felle licht. Al draaiend op mijn zij keek ik op mijn nachtkastje en zag dat het kwart na zeven was.
'Shit!' vloekte ik luid. Zo meteen kwam ik nog te laat op school. Ik had de vreemdste droom gehad, of nachtmerrie daar was ik zelf nog niet uit en daardoor had ik de wekker niet gehoord, ik had mij dus overslapen. Ik sprong uit bed en vloekte nogmaals wanneer ik met mijn teen tegen mijn bed stootte. Al hinkend liep ik naar mijn spierwitte kast en bekeek mijn kleding. Ik griste snel een paar kledingstukken vast en trok ze in een snel vaart aan. Ondertussen kwam mijn moeder nog eens roepen en ik snauwde dat ik eraan kwam. Ik liet gefrustreerd een zucht langs mijn lippen ontsnappen en ging naar de badkamer. Ik knipte het licht aan en strompelde verder naar de spiegel.
Even bleef ik geschokt staan. Mijn huid was bleek, bleker dan normaal. Mijn groene ogen leken nog groener als anders, mijn wenkbrauwen waren perfect gebogen en mijn haar was ravenzwart, geklit, maar onwaarschijnlijk zwart. Verbaasd knipperde ik met mijn ogen en zag aan weerszijde van mijn hoofd twee punt oren. Ik ademde moeizaam in en uit, en met mijn trillende handen raakte ik mijn gezicht aan. Dit was ik écht.
'Nee,' mompelde ik tegen mijn spiegelbeeld. 'Ik ben gewoon nog niet goed wakker.'
Ik deed mijn hand voor mijn mond en geeuwde langzaam. 'Ja, dat is het gewoon.' sprak ik mezelf toe, om nog overtuigender te klinken. Al schuddend met mijn hoofd verliet in de badkamer.
Op een rustig tempo ging ik naar beneden, ik was toch sowieso te laat voor school, en ging verder naar de deur. Ik schonk geen aandacht wat ik net in de badkamer had gezien, en herhaalde steeds weer hetzelfde. Ik ben nog niet goed wakker of misschien was ik nog half in dromenland. 
Snel riep ik nog gedag en gooide de deur met een kracht open, waarna ik naar buiten stapte.
Plots knalde ik geheel onverwacht tegen een lichaam aan. Ik hief mijn hoofd op en zag een bleek gezicht met ingevallen ogen terug staren. Ontelbare littekens waren op zijn kale hoofd te zien en een afschuwelijke grijns verscheen op zijn lippen.
'Meester is er niet en zal het niet te weten komen.' fluisterde hij zachtjes, en met deze woorden boorde hij een enorm keukenmes in mijn zij. 

****

Gillend werd ik wakker in een omgeving die mij even niet bekend voorkwam. Ik liet mijn bezwete hoofd in mijn handen vallen en sloot mijn ogen. Mijn ademhaling was moeizaam, maar ik ademde nog. Het was weer eens een nachtmerrie, de zoveelste keer.
Hoelang waren we al niet onderweg? Ik had nog altijd geen tijdsbesef in Arigoria en zal dat ook nooit hebben. Als ik logisch nadacht, dan waren we gisteren bij Ragna geweest en een paar uur geleden zijn we even gestopt zodat we konden slapen. Ik greep naar mijn tas die nog steeds als kussen diende en nam een cracker die ik mee had gesmokkeld, toen we nog bij de Makanen verbleven.
Langzaam beet ik er stukjes van af en keek rond. Het was nog steeds donker, al was schemerig gedetailleerder, want ik kon alles al onderscheiden, en de twee manen schenen fel. Zo meteen zouden de manen plaats maken voor de twee vurige zonnen.
Ik trok mijn cape wat strakker om mij heen en bekeek de bomen. Ze wiegde zachtjes mee met de wind en het gras leek te leven. Kleine vuurvliegjes - of dwaallichtjes - zwierven in het rond, opzoek naar een nieuw slachtoffer. Ik hoorde zacht de stem van mijn oma, maar ik wist nu beter. Deze keer liet ik mij niet vangen, ook al miste ik haar enorm. Hetzelfde als mijn moeder en vader, hun stemmen klonken ook paniekerig, maar ik richtte mij op een lichaam naast mij zodanig dat ik mij op iets anders kon concentreren. Het lichaam van Mels om precies te zijn. Zijn ademhaling was regelmatig en rustgevend. Een kleine glimlach verscheen op mijn lippen toen ik hem hoorde snurken.
Met mijn ogen gesloten vroeg ik mij af of zijn "vrienden" - die hem nog een gunst verschuldigd waren - ons zouden helpen én of dat die vervloekte plaats echt bestond.
Ik hoopte van wel, ondanks de plek niet veel goeds voorspelde, want ik miste Tray en Ratel ontzettend hard. Het viel gewoon niet te omschrijven.
Het was leuk met Mels, als je al die erge toestanden en obstakels even achterwegen liet, en alleen dacht aan het gezelschap, maar Tray was anders.
Tray was Tray.
Natuurlijk kon ik evengoed helemaal alleen rondgezworven hebben in Arigoria, ontelbare keren vermoord zijn geweest, ontvoerd of gewoon van de honger zijn omgekomen. Ik had echt geluk dat Mels op mij was afgestapt, ook al had hij eerst een andere bedoeling. Ik deed mijn ogen weer open en liet mijn blik ruste op een afgeknakte boom iets verderop.
Dezelfde vraag spookte in mijn hoofd als daarnet.
Hoelang waren we al niet onderweg?
Hoelang was ik al niet in Arigoria? Misschien waren mijn ouders al... Ik stopte abrupt mijn gedachten. Nee, dacht ik woest. Ze zijn nog niet dood. Net zoals Thalia, ze zullen ongerust zijn, maar levend. Ik herhaalde dit een tijdje, totdat ik zelf begon te geloven in dat onschuldig leugentje.
Ik veegde afwezig wat plukken uit mijn gezicht en zag dat mijn strakke vlecht helemaal los aan het komen was. Een scheve grijns kwam op mijn gezicht toen ik dacht aan het gezicht dat Thalia zou getrokken hebben als ze mij zo zou zien. Ik haalde behendig de vlecht uit mijn schouder lange haar en liet mijn haren even los hangen. Al spelend met het rekkertje, neuriede ik zachtjes een melodietje. Dit waren de leukste momenten hier in Arigoria. Wanneer het net nog niet licht genoeg was om verder te lopen, maar net niet donker genoeg om terug in slaap te vallen. Wanneer de manen gingen verdwijnen en de zonnen de bovenhand zouden krijgen. Wanneer het stil was – als je de insecten en andere zachte geluiden niet meetelden - en mijn gedachten de vrije loop konden gaan. Zowel negatief als positief.
Mijn gedachten dwaalden weer af. De leegte die ik had gevoeld, en die nog steeds aanwezig was, was minder geworden nu dat ik Mels had. En ik denk dat ik hem daarvoor het meeste dankbaar voor was, ook al wist hij zelf niet waarom ik hem daarom als een échte vriend beschouwde.
Hij vulde een leegte aan, hij zorgde ervoor dat ik niet helemaal instortte en bovenal zorgde hij ervoor dat ik niet al mijn emoties kwijtraakte. Mels liet mij lachen en maakte mij soms ook ongerust. En ik was bang dat ik nooit meer zou kunnen lachen, grinniken of liefdevol zou kunnen zijn. Zoals de keer dat ik ontdekte dat mijn uiterlijk helemaal veranderd was. Er raasde toen verschillende emoties door mijn lichaam, maar toch koos ik voor het ergste. Juist geen emotie tonen. Ik was alleen maar gebiedend geweest, ijzig kalm en standvastig. Koud.
En die blik van Mels zou ik nooit meer vergeten. Ik drukte onwillekeurig mijn nagels in mijn handpalmen en de plotse pijn zorgde er voor dat ik weer helder kon nadenken.
Ik grinnikte binnensmonds, genoeg depressiviteit voor vandaag.
Mijn losse haren kietelden zachtjes mijn nek en ik nam het in mijn handen vast. Ik streek er zachtjes over vooraleer ik er een vlecht van maakte. De cap van mijn warme cape trok ik over mijn hoofd en ik legde mij terug op de grond, op mijn tas. Het geïmproviseerde kussen waar ik ondertussen erg aan gehecht was geworden.
Mijn ogen waren gericht op de manen, want sterren had ik hier nog niet gezien, en ik wachtte geduldig op het moment dat de twee zonnen zouden komen. Het teken dat we weer verder zouden gaan. 

PrepareWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu