Hoofdstuk 11

188 16 2
                                    

Toen ik mijn blik afwende van Mels zijn vingers en een paar keer knipperde met mijn ogen, keek ik helder en duidelijk naar een grot opening

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.

Toen ik mijn blik afwende van Mels zijn vingers en een paar keer knipperde met mijn ogen, keek ik helder en duidelijk naar een grot opening.
We waren er enkele meters vandaan en ook enkele wezens waren te zien aan de grote opening.
Ik kneep mijn ogen samen zodat ik mij beter kon focussen en zag dat er twee – soort van – trollen langs beide kanten van de ingang stonden. En ze leken inderdaad niet al te vriendelijk.
De linkse had vettig haar dat met slierten langs zijn gezicht viel en hij had een grote bijl in een van zijn dikke vuisten. Ik zag tot mijn afschuw dat hij in zijn neus begon te peuteren en mijn een grote glimlach het snot aan zijn gescheurde blouse afveegde. De rechtse was niet veel beter. Het was een kopie van de andere trol, alleen was deze drie maal zo dikker. En voor de verandering had hij een soort van knuppel in zijn handen vast.
Opeens begon de dikkerd te snuiven. Hij sloot zijn ogen en snuffelde in het rond.
'Ik ruik dier,' gromde hij met een diepe stem.
De dunnere lekte zijn lippen af. 'Ik ook, ik ook!'
Door zijn enthousiasme liet hij zijn bijl op de grond vallen en miste het op een haar na zijn blote voet.
Ik zou bijna zweren dat de andere met zijn ogen rolden en een zucht slaakte.
Toen ik naast mij keek, zag ik dat Mels helemaal bleek was geworden.
'Ze ruiken mij,' zei hij met trillende stem.
Ik legde mijn klamme hand op zijn arm en gaf er een zacht kneepje in. 'Geen zorgen, ze gaan je niets doen.'
'Waarom ben jij daar zo zeker van?'
'Omdat ik er bij ben, Mels,' beantwoordde ik zijn angstige vraag. En met deze woorden stapte ik resoluut uit onze schuilplaats en stopte na enkele stappen in het midden.
Mijn plotselinge aanwezigheid werd niet meteen opgemerkt, pas toen ik met mijn keel schraapte trok in beide hun aandacht.
Slechtste bewakers ooit, bedacht ik schamper.
'Hallo heren,' begroette ik de beide trollen. 'Mag ik er langs?'
De dikkere begon barste in lachen uit en de dunnere volgde meteen. Ik trok mijn beide wenkbrauwen op en wachtte tot ze allebei waren uitgelachen.
'Wel, nu we dat hebben gehad,' zei ik droog, 'mag ik erdoor?'
'En waarom denk jij dat mager elfje?' vroeg de dunnere met een schelle stem. Hij liet subtiel zijn bijl van zijn ene naar zijn andere hand wippen en keek afwachtend naar mijn reactie. Ik rolde alleen met mijn ogen en wende mij dan tot de – in mijn ogen – slimmere.
Ik leek misschien onbevreesd, maar vanbinnen was ik aan het sterven van de angst. Kort ademde ik diep in en uit en de dikkere snufte nog eens in het rond.
'Wij bewaken deze doorgang al honderden jaren, en de afspraak geld al eeuwen. Wil je er door, dan krijgen wij er iets voor terug.'
Met veel moeite hield ik het teleurstellend gevoel tegen, natuurlijk overeenkomsten.
'Wat willen jullie dan?' vroeg ik geïrriteerd.
'Eten, dier.'
De dunnere likte nog eens over zijn gebarsten lippen en een klodder speeksel veel op de grond. De ogen van beide trollen begonnen te glimmen en keken afwachtend mijn richting uit.
Ik hield mijn hand op. 'Laat mij nadenken voor een oplossing.'
Ze knikten beiden verlekkerd en deden teken dat ik mij ergens mocht afzonderen zodat ik kon "nadenken".
Ik draaide mij om en liep terug naar Mels.
'Wat moeten we nu doen?' vroeg Mels aan mij. 'Voor het geval dat je het niet wist, ik ga niet hun eten zijn.'
Ik haalde mijn schouders niet. 'We kunnen onmogelijk hen aan, heb je gezien hoe breed ze zijn?'
Mels knikte verschrikt. 'Ja, dat heb ik duidelijk gezien.'
Net toen ik iets wilde zeggen, kwamen er uit het niets opeens schimmen tevoorschijn.
De dunnere had nog niet eens tijd om zijn verdedigingswapen op te heffen of een pijl vloog door zijn kop. Even bleef hij verbaasd met wijd, opengesperde ogen naar zijn moordenaar staren en viel toen met een klap op de grond.
De dikkere haalde woest zijn knuppel omhoog en liet het op een schaduw landde. De schaduw leek te verdwijnen, maar enkele meters verder verscheen hij weer. Een andere donkere schim haalde een soort van speer tevoorschijn en leek vluchtig te zweven naar de trol die met een andere schaduw bezig was. In één enkele beweging reeg hij de trol aan de speer.
Een afschuwelijk geluid was te horen dat de doodse stilte die de schaduwen met zich mee voerde, verstoorde.
Geschokt sloeg ik mijn handen voor mijn mond en in mijn ooghoeken zag ik dat Mels zijn blik afwendde en zijn oren bedekte.
Wat was er net gebeurd?
Alsof de schaduwen net niet twee trollen hadden vermoord, zweefden ze rustig door de doorgang.
De twee lijken achterlatend.
Pas na enkele minuten durfden ik pas terug te ademen en mijn handen weg te halen. Ongelovig keek ik naar de twee trollen, naar Mels en terug.
'Is dit net gebeurd?' siste ik naar Mels.
Hij knikte ademloos als antwoord en liet zich vallen op de grond.
'Weetje, Aly. Ze leken misschien niet zo slim en sterk, maar zo doen ze zich voor. Deze trollen leefden zoals ze al vertelden, duizenden jaren. Ze beschermden de doorgang al zolang Arigoria bestaat. En dat is al heel lang. En in één slag zijn ze beide vermoord door schaduwen. Op slag, drie tellen. En bam, vermoord.'
Ik liet mij naast hem zakken op mijn knieën en liet mijn hoofd steunen in mijn handen. Nog steeds geschokt wat er net was gebeurd, sloot ik mijn ogen en zuchtte diep.
'Wat waren die schaduwen?'
'Geen idee. Ik heb ze nog nooit gezien in Arigoria. Ik denk dat die Meester hier iets mee te maken heeft.'
Verbaasd deed ik mijn ogen meteen weer open. 'Denk je?'
'Ik ben er bijna zeker van,' mompelde Mels.
Zo bleven we enkele tellen zitten, tot we ons weer hadden rechtgezet en uit onze veilig schuilplaats kwamen.
Ik liep op de dichtstbijzijnde trol af en bekeek hem nader. Er was geen spatje bloed te zien, alleen de speer door zijn lichaam verraadde dat hij dood was. Anders zou je denken dat hij gewoon sliep.
Mels kwam naast mij staan en boog zich over het lijk.
Ineens begon de trol te trillen en al gillend sprong Mels naar achter in mijn armen. Ik duwde hem zachtjes naar opzij en in tegenstelling tot Mels, was ik juist nieuwsgierig wat er gebeurde met de trol.
Het beest bleef maar trillen tot hij zich toeplooide en langzaam verdween.
Met open mond keek ik naar de plek waar de trol zojuist had gelegen. In een vingerknip was het wezen gewoon verdwenen. Ik keek achter mij, zoekend naar de andere trol maar hij was net zoals deze trol op dezelfde manier verdwenen. Het bewijs van de gruwelijke moord op de machtige trollen was zomaar verdwenen, net zoals hun moordenaars.
Mels was van zijn schrik afgekomen en liep vastbesloten naar de grot en draaide zich om.
'Ben je klaar om terug te gaan?'
Mijn hoofd wilde al nee schudden, mijn stem wilde al nee roepen maar mijn hart schreeuwde naar mijn thuis.
Mijn verstand zei mij dat ik de confrontatie niet aankon, maar mijn hart vertelde mij dat ik dit moest doen voor Tray en Ratel.
Dus ik knikte.
Mijn adem inhoudend, mijn boog met pijlen en dolken veilig opgeborgen in mijn zak, en Mels aan mijn zijde liep ik de doorgang binnen.
En toen werd alles troebel en zwart.

***


De muffe geur van straten schoten in mijn beide neusgaten en ik hapte verschrikt naar adem.
We stonden terug in Green Park, verscholen achter de bomen en ik zag zo de auto's aan de uitgang met een bepaalde snelheid rijden.
Hoelang was het wel niet geleden dat ik een auto had gezien?
Ik was echt terug, terug op aarde. Ik keek in mijn ooghoeken naar Mels en zag dat hij ook even verrast was.
'Ik had eerlijk gezegd niet gedacht dat dit ging werken,' fluisterde hij.
'Ik ook niet.'
Ik zag enkele kinderen tikkertje spelen en een hond was boos aan het blaffen naar een kat. Een oud vrouwtje was een paar duiven aan het voederen, terwijl een tiener de duiven aan het wegjagen was.
Iets verderop zag ik een kiosk, omringd met allerlei struiken en zag dat er enkele kranten te koop lagen. We liepen beide uit de beschutten bomen en met knikkende knieën liep ik op de kiosk af, ik wist dat nu het moment van de waarheid was aangebroken.
Ik stopte vlak voor het kraampje en liet mijn blik over de kranten en tijdschriften gaan. Met een trillende hand nam ik een willekeurige krant vast en keek naar de datum. Al knipperend met mijn ogen herhaalde ik steeds weer de twee woorden.
Negen maanden.
We waren negen maanden verder, ik was meer als een halfjaar verdwenen. Spoorloos, verdwenen van de aardbol.
'Ga je dat nog kopen, juffie?' vroeg de oude man die werkte in de kiosk.
Verstrooid keek ik op en legde de krant terug op zijn plaats. 'Nee, dankjewel.' antwoordde ik monotoon. Geschokt liep ik terug naar Mels die gebiologeerd staarde naar een kraampje vol met snoep. Ik knipte een paar keer met mijn vingers voor zijn gezicht en hij keek even verward op.
'We gaan verder, waar is die winkel van Radmir trouwens?'
Mijn gedachten moesten ergens geplaatst worden, zodat ik niet meer dacht aan die twee gruwelijke woorden. 
'Dichtbij gelegen aan de doorgang waar we net zijn doorgekomen. We moeten uit dit park, en dan ergens een zijstraatje nemen. Het is wel een beetje afgelegen, maar zo kan Rad nog steeds naar Arigoria terugkeren, terwijl het eigenlijk niet mag.'
'Waarom niet dan?' vroeg ik aan hem. Ondertussen waren we al uit het park gelopen en stonden we aan de stoep die een nodige poetsbeurt nodig had.
'Dat wil je niet weten,' gniffelde hij.
Hij had gelijk, misschien was dat het beste.
Terwijl we verder liepen keek ik naar de etalages die mijn spiegelbeeld verraadde. Ik zag er weer normaal uit. Mijn puntige oren waar ik nadertijd aan gewend was geraakt, waren spoorloos verdwenen. De dolken en pijl en boog had ik veilig opgeborgen in mijn zak die over mijn schouder hing. Ook Mels leek naar zijn spiegelbeeld te staren. Zijn harige poten waren verdwenen en hadden plaats gemaakt voor normale benen, hij had nu ook een zwarte blouse aan en zijn kleine hoorns waren ook weg. Maar wat mij het meeste opviel, hij was nu echt een knappe verschijning. Ik was er altijd al bewust van geweest dat hij een knap gezicht had, maar nu dat hij normale benen had werd ik er nog meer van bewust.
'Dit is zo cool,' gierde Mels. 'Ik heb gewoon benen, zoals jij!' Hij streek met zijn handen over zijn benen en giechelde. Een paar meisjes liepen langs ons en ze lachten achter hun handen. Mels draaide zich om en knipoogde naar de groep. Hun gegiechel en lachsalvo was van mijlenver nog te horen. Ik verborg mijn kots nijgingen achter mijn hand en rolde met mijn ogen.
'Doe dat nooit meer, Mels.'
Hij keek naar mij op. 'Jaloers prinsesje? Het is trouwens mijn aard.'
'Nee,' snauwde ik, 'dat is gewoon niet gepast en ze verdienen je aandacht niet.'
Het was een dom excuus, ik wist zelf niet waarom ik zo reageerde maar het stak. Het was gewoon vervelend dat die meisjes zo flirterig deden en gewoon hunzelf konden zijn.
Geen zorgen hadden.
Mels trok zijn wenkbrauwen op, maar reageerde niet op mijn uitbarsting.
Ik merkte dat het nu echt heel warm was, ondertussen was het ergens mei.
Begin september was ik met Tray in de fontein gesprongen. Ik had dus Kerstmis gemist met mijn ouders, ik had gewoonweg een heel schooljaar gemist.
Mijn blauwe blouse plakte tegen mijn lichaam aan en de zon scheen fel op mijn leren broek. Ik veegde een laagje zweet van mijn voorhoofd af en ik snakte naar een slokwater. Mijn cape die ik nog aanhad deed ik snel uit en propte hem in mijn rugzak.
'Het is hier warm,' gromde Mels.
'Je meent het?' zei ik sarcastisch terug.
Mels stak zijn tong uit als reactie en ik grinnikte.
Onze ruzie was onbewust weer bijgelegd.
Nu nog de confrontatie aangaan met Radmir en dan kon ik eindelijk Ratel en Tray terugvinden.

---

Nog eens een lang hoofdstukje, geniet ervan! (en ook van het zonnetje dat nog schijnt, of toch heeft geschenen vandaag) 

Kusje 

PrepareWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu