Hoofdstuk 15

151 12 7
                                    

Het ijskoude water sloot zich om mij heen en deze keer wist ik dat ik mijn mond stevig dicht moest houden en mijn ogen niet mocht openen

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.

Het ijskoude water sloot zich om mij heen en deze keer wist ik dat ik mijn mond stevig dicht moest houden en mijn ogen niet mocht openen. Mels zijn hand had ik stevig in de mijne en had ik zodanig hard vast, dat het onmogelijk was dat onze handen uit hun greep zouden ontsnappen. Vaag herinnerde ik mij, toen het water in mijn kleren drong en ik dieper en dieper tot de bodem zonk, dat ik de vorige keer een droom had gehad over mijn oma. Deze keer werd alles zwart en langzaam viel mijn bewustzijn weg.
En geen enkele droom volgde daarop.
Kuchend lag ik op mijn buik, half op Mels in het felgroene gras terug in Arigoria. Mijn kletsnatte kleren en tas plakte aan mijn lichaam en geïrriteerd streek ik natte plukken haar uit mijn gezicht.
'Alles is weer zoals voordien,' mopperde ik zachtjes, toen ik mijn tas vastnam en uit kieperde.
De inhoud van de fontein kwam eruit, samen met de kapotte gsm en natte portefeuille. Alleen de prachtige bloem onderbrak. Het deed mij denken aan de eerste keer dat ik hier kwam en mijn offer aan Ragna.
Ik schudde de gedachten weg en focuste mij op Mels die nog languit op de grond lag.
'Mels!' gilde ik in zijn oor. Lachend liep ik weg toen Mels recht schoot en dreigend op mij afkwam.
Ik wist dat hij dit expres deed, zodat mijn gedachten ergens anders waren gevestigd dan op Ratel en Tray en ik was hem daarvoor zeer dankbaar.
Hij greep naar mijn benen en ik slaakte een geschrokken gilletje vlak voor ik op de grond belandde.
'M-m-els!' gierde ik uit, toen ik het kietelen van Mels probeerde te ontwijken. 'Stop!'
Tevergeefs gaf ik de strijd over en begon onophoudelijk te giechelen.
Wanneer had ik nog eens gegiecheld?
Enkele tellen later, na nog enkele protesterende kreten van mij, stopte Mels en stak hij zijn hand uit.
Ik wilde zijn hand vastnemen, maar greep naar lucht en viel terug neer. 'Mels!' riep ik verontwaardigd.
'Sorry, prinses.' lachte Mels plagend.
Grommend stond ik recht – zonder zijn hulp – en liep terug naar mijn tas, hief hem op mijn schouder en keek Mels afwachtend af.
'Hup, naar Schemerstad!'
Na mijn eigen woorden, verdween mijn opgewekte humeur met een donderslag en was ik weer helemaal gefocust.
Hij wees een richting uit, een andere richting dan Tray toen der tijd had aangewezen, en ging met stevige passen voor. Al lopend, haalde ik hem in en zuchtte zachtjes.
Laat het alsjeblieft niet op een gevecht eindigen.


****


Schemerstad was inderdaad zoals Mels vertelde, schemerig. 
Na enkele vreemde wegen in te zijn geslagen, wankelende bruggen over te zijn gelopen, en één enkele keer bijna in een val te zijn getrapt toen een dwaallichtje Tray leek te zijn, hadden we het akelige Schemerstad bereikt.
Je zag geen hand voor ogen en ik moest moeite doen om door de dikke mist te kijken wat er voor ons lag.
Mijn handen trilden zachtjes van de spanning en mijn hart bonkte op een onregelmatig ritme tegen mijn borstkas aan. Er lag hier een kille sfeer, en een vreemde geur die ik niet kon plaatsten.
Niet meteen een goed voorteken.
Verderop zag ik hoog uitstekende rotsen en hier en daar lagen skeletten van dieren.
Of hebben dieren geen borstkas?
Een rilling liep over mijn rug en ik keek Mels aan. Ik zag dat hij mij onderzoekend aankeek en ik stak vragend mijn wenkbrauwen op. Eentje lukte na al die tijd nog steeds niet.
'Ben je er klaar voor?'
Nee.
'Ja,' zei ik standvastig. 'Ja, ik ben er klaar voor.'
Hij knikte goedkeurend en stak zijn hand uit. Ik keek er vragend naar en hij zuchtte melodramatisch.
'Wil jij mij kwijtraken in deze dikke mist dan? We moeten bij elkaar blijven.'
Mels wiebelde met zijn vingers en al lachend nam ik zijn hand. 'Ja, baas.'
Hij ging voorop en ik had haast medelijden met Mels, ik kneep zijn hand bijna fijn. Het deed waarschijnlijk pijn, maar hij gaf geen krimp.
Verschillende geluiden drongen mijn oren binnen, en het waren alles behalve aangename geluiden.
Uiteindelijk bereikte we een soort van vervallen, grijze kasteel.
Brokstukken lagen door elkaar op de grond en het leek er inderdaad op dat de tijd hier was blijven stilstaan.
Het leek hier gewoon doods.
Met knikkende knieën liep ik samen met Mels naar het midden plein dat voor het kasteel was gevestigd.
Buiten de griezelige geluiden van kraaien, was hier niets te horen. Het was stil, té stil.
Hier was sowieso iets gaande, een val of misschien wachtten ze al wrijvend in hun handen tot we het kasteel binnen traden en dat ze ons met gemak konden overmeesteren.
'Mels,' fluisterde ik, terwijl ik mij naar hem keerde, 'blijf alsjeblieft hier.' Hij mocht absoluut niet betrokken raken in deze queeste. Ook al had ik hem al van het begin af aan hem erbij betrokken.
Hij vroeg niets, hij werd niet kwaad, hij protesteerde niet. Mels knikte alleen.
Mels wist dat ik dit alleen moest doen, dus liet hij mij gaan.
Ik draaide mij nog even om, lachte geruststellend en trad het kasteel binnen.
Met mijn tas stevig in mijn handen geklemd, liep ik een lange wenteltrap op.Verschillende raampjes lieten het weinige licht dat buiten scheen, binnen en de bomen tekende vreemde schaduwen op de grond af. Wat mij ook meteen opviel, was dat de bomen niet bewogen. Er was geen enkele wind aanwezig.
Alles was grimmig en grijs. De sfeer was kil en ik voelde mij alles, behalve op mijn gemak.
Ik had het gevoel dat er elk moment uit de schaduw een Taker kon springen en mij zomaar kon overmeesteren, zonder dat ik het door had.
Ik was bang. Bang voor wat ik zou aantreffen, en bang voor mezelf. Zou ik de Meester kunnen doden? Zou ik de Takers kunnen weerstaan? Zou ik het aanzicht van Tray en Ratel kunnen aanzien?
Hoe langer ik er over nadacht, hoe harder mijn handen begonnen te trillen. Zo ook mijn benen.
Wanneer ik eindelijk de lange trap had opgelopen, stuitte ik op een gigantische deur. Mijn ogen volgde de vele groeven die erin waren gebracht door vele gevechten. Met mijn hand volgde ik de lijnen die overduidelijk aangebracht waren door zwaarden en dolken. Onwillekeurig liep er een rilling van mijn rug af.
Dit kasteel had zo een mysterieus verleden.
Ik zuchtte diep en telde langzaam tot tien, waarna ik met een zachte duw de grote deur opende.
De oude deur ging krakend open en ik kromp in elkaar. Als ze het al dan niet wisten dat we hier waren, wisten ze het nu wel. Het geluid echode door het hele kasteel. Met een lichtelijke angst nam ik de nieuwe omgeving in mij op. Ik bevond mij nu in een grote ruimte, het leek op een danszaal. Verschillend gebroken glas lag verspreid op de vloer en mijn blik viel meteen op een ineengedoken persoon. Ik kneep mijn ogen samen zodat ik beter kon zien wie daar als een hoopje samen lag.
Mijn hart bleef één enkele tel stilstaan.
Het warrige, zwarte, bruine haar kon niet anders dan maar van één persoon zijn.
Tray. 
Ik wilde zijn naam gillen, naar hem toe rennen, hem vastnemen en nooit meer loslaten. Maar iets hield mij tegen.
Mijn instinct?
Hier was iets gaande, en het was zeker iets niet goed.
Ik bewoog mijn hoofd snel naar links en rechts, om te kijken of dat ik een val of iets dergelijke zag, dat gelukkig niet het geval was. Wantrouwend zette ik één stap binnen, nog één en nog één.
Niets. Niemand. Geen beweging. Geen geluid.
Ademloos liep ik over de danszaal, naar de overkant, naar Tray.
Ik liet mij op mijn knieën vallen, de scherven die in mijn knieën sneden negerend en nam zachtjes zijn hoofd tussen mijn handen vast. Zachtjes wiegde ik heen en weer, net alsof ik een baby vast had.
'Tray,' fluisterde ik zachtjes.
Hij zag er verschrikkelijk uit. Werkelijk verschrikkelijk. Zijn prachtige,groene ogen waren gesloten en zijn gezicht was lijkbleek. Donkere, paarse wallen waren onder zijn ogen getekend en verschillende wonden waren aangebracht op zijn lichaam. Sommige waren nog vers, want het bloed liep er zo uit.
Ik negeerde het holle gevoel in mijn hart toen ik het allemaal aanzag en bleef hem maar heen en weer wiegen. Toen zag ik dat zijn handen vastgemaakt waren aan de muur met vreemd uitziende boeien. Voorzichtig legde ik zijn hoofd in mijn schoot en trok met een ruk aan de handboeien, waarna ik schreeuwend mijn handen meteen terugtrok. Meteen beet ik op mijn lip, zodat ik niet terug zou gaan gillen.
Twee grote blaren waren op mijn handen te zien en ik blies met tranen in mijn ogen op de blaren, hopend dat het pijnlijke gevoel wegging.
Maar deze pijn was beter, zoveel beter dan de pijn die ik in mijn hart voelde.
Blijkbaar hadden ze magie gebruikt om deze handboeien vast te maken aan hem,hoeveel pijn had hij dan wel niet gehad?
Snel nam ik uit mijn tas een dolk en begon op de handboeien te slaan met een kracht waarvan ik niet wist dat ik die bezat. Een gerinkel weerklonk door de lege zaal wanneer de boeien eindelijk los kwamen, maar ik negeerde het geluid volkomen.
Snel trok ik Tray van die plek weg en aaide zachtjes op zijn wang.
'Tray, alsjeblieft. Wees niet dood.'
Ik huilde niet en ik kuste hem niet hopend dat hij zou ontwaken, want dit was geen afscheid.
Het eerste wat ik deed, was hem in mijn armen nemen en hem nooit meer loslaten.Met mijn handen zachtjes in zijn haren gaan, zoals ik altijd al had willen doen en al één maal had kunnen doen.
Mijn gezicht begroef ik in zijn schouder, en zijn typische geur drong mijn neus binnen. Rustig ademde ik diep in en uit, het moment vasthoudend.
Zo bleef ik een tijd lang zitten, tot een beweging mij opschrikte. Ik hief mijn hoofd op en hield Tray nauwlettend in de gaten. Opeens begonnen zijn oogleden te trillen en voorzichtig, en tergend langzaam deed hij zijn ogen open. Hij knipperde een paar keer dof met zijn wimpers en merkte mij toen pas op.
'A-Aly?' Krakend kwam mijn naam uit zijn mond. 'Zeg alsjeblieft niet dat je dood bent.'
De woorden kwamen er zo zacht uit, dat ik moeite had om het te verstaan.
'Nee,' fluisterde ik onmiddellijk. 'Nee, dit is de werkelijkheid. We leven allebei nog.'
Alhoewel hij er echt bijna dood uitzag, bedacht ik schokkend.
'Kun je opstaan?' vroeg ik meteen. We moesten hier weg, we moesten zijn wonden verzorgen en deze afschuwelijke plaats verlaten.
Hij bracht zijn hand langzaam naar mijn wang en veegde een ontsnapte traan weg die ik nog niet had opgemerkt. 'Je be-,' zijn zin werd onderbroken doordat hij opeens onophoudelijk, zwaar begon te hoesten. 'Je bent veranderd.' Hij nam een teug adem binnen en probeerde zijn ademhaling onder controle te houden.
Ik negeerde zijn opmerking en trok hem met al mijn krachten op. Met heel zijn gewicht leunde hij op mijn schouder en ik had moeite om recht te blijven staan.
'Waar is Ratel?' vroeg ik een beetje bedrukt, door het plotselinge gewicht.
Tray antwoordde niet en ik draaide mijn hoofd zo ver mogelijk, zodat ik hem min of meer kon aankijken. 'Tray, waar is Ratel?' vroeg ik deze keer standvastig,dwingend.
Een ijzeren vuist nam mijn hart vast en liet het niet meer los toen ik de neergeslagen blik van Tray zag.
Ik had gelijk gehad. 
De pijn wegstoppend en er proberend niet aan te denken, trachtte ik Tray mee van de trap te sleuren. Ik moest eerst Tray in veiligheid brengen.
Deze keer keek ik niet elke keer uit de raampjes, maar focuste ik alleen maar op het langzame ritme van Tray zijn hart en op de treden die voor ons lagen.
Na een eeuwige tijd, stonden we beneden aan de trap en liep ik terug het middenplein op, waar ik Mels aan trof. Hij keek verschrikt op toen hij voetstappen hoorde, maar toen hij zag dat ik het was leek hij te ontspannen.
Zijn blik viel meteen op Tray die aan mijn arm hing en hij rende op ons af om mij te helpen.
Tray zijn hoofd hing voorover en zijn greep rond mijn schouder begon zwakker en zwakker te worden. Wanneer Mels Tray overnam, kon ik even op adem komen en een plan bedenken.
'Ik hoorde je schreeuwen,' zei Mels bezorgd.
Ik wuifde zijn bezorgdheid weg, mijn blaren waren nu de minste zorg. Mijn ogen bleven automatisch op het levenloze lichaam van Tray hangen en ik balde mijn handen tot vuisten.
'Waar moeten we nu naar toe?' vroeg ik paniekerig. 'De Makanen zijn té ver weg om hem te helpen en Ragna ook.'
Eindelijk had ik Tray terug, nu was hij zo gewond dat ik hem elk moment terug kon verliezen.
'Radmir had mij ineengeslagen, toch?' vroeg Mels een beetje buitenadem.
Ik knikte afwezig en vroeg mij af waarom hij er mij aan deed herinneren. Wat had het geweld bij Radmir te maken met Tray die half – dood in de armen van Mels lag?
'Omdat ik te veel doorvroeg,' vervolgde Mels. 'Ik vroeg door naar helers in de buurt.'
Ik keek verwonderd op. 'Heb je dat echt gevraagd, hoe wist je dat je daar naar moest vragen?'
'Schemerstad gaat gepaard met dood of verwonding, dus het was best logisch dat ik er naar vroeg.'
'En waar moeten we dan nu naartoe?' vroeg ik, nog steeds Tray in het oog houdend.Zijn ademhaling was nu zwaarder geworden en zelfs Mels leek nu moeite te hebben om hem overeind te houden.
Hij greep Tray steviger vast en keek mij een beetje schaapachtig aan.
'Mine.' 


---

YEAH BITCHES, GUESSSSSS WHO'SSSSSSSS BACKKKKKKKKK?
Ik heb jullie zo lang laten wachten, ik ben verschrikkelijk. Je sais. 

Maar serieus, WHO IS BACK? WHAHAHAHAHAH. 
Ik had dit hoofdstuk al zoooooo lang geschreven, echt ik stond te trillen om dit hoofdstuk gewoon te plaatsen. EN NU HEB IK HET GEDAAN. *veegt vreugdes tranen weg* 

Who's happy?
Who's sad?
Who's "I don't give a f*ck"?

PrepareWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu