Hoofdstuk 4

170 15 4
                                    

Ik leek aan de grond genageld te zijn

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.

Ik leek aan de grond genageld te zijn. Alleen kleine piepgeluidjes kwamen uit mijn keel en ik voelde dat mijn benen niet lang meer mijn gewicht konden dragen. Beverig haalde ik adem en ik wist gewoon dat ik nog bleker dan normaal was weggetrokken. Ik zag dat de koning mij alleen maar geamuseerd aan het bekijken was en hij leek van mijn angst te genieten. Al mijn moed bijeengesprokkeld, keek ik hem weer strak aan.
'Wat als ik dat niet wil en ik helemaal niet speciaal ben?' Mijn stem ging bij de laatste woorden in de hoogte en ik vervloekte mijn angst. Ik kuchte gelaten om niets te laten merken, maar dit mislukte duidelijk.
De koning liet zijn lange nagels op zijn leuning langzaam en op het zelfde ritme neerkomen. Ik had moeite om niet afgeleid te geraken en keek hem geconcentreerd aan.
'Eerst en vooral, niet meer vreemdelinge, Takers ontvoeren niet zomaar iemand. Ten tweede, ik heb hier alleen iets te zeggen en tot slot hebben ze u hier gebracht dus er moet iets speciaal aan u zijn.'
Uiteraard was er iets speciaal aan mij, vloekte ik binnensmonds. Ik was verdomme een drakenhoeder.
Mijn woede tegenhoudend, staarde ik naar een punt achter zijn troon en zei niets.
'Wat is u naam?' vroeg hij bevelend.
Ik negeerde hem staalhard en bleef staren naar het punt.
'Wat is u naam, vrouwwezen?' schreeuwde hij nu deze keer harder.
Ik gaf geen kik.
Ik zag dat hij opeens teken deed naar iets dat achter mij bevond en enkele seconden later voelde ik een steek in mijn zij, en werd ik hardhandig op de grond geduwd. Een straaltje bloed kwam uit de wonde en ik voelde het zachtjes brandde. Het was geen diepe wonde die de speer had aangericht, maar het deed toch flink zeer.
Woede flakkerden in mijn ogen, maar ik beet hardnekkig op mijn kaak tot ik bloed proefde die mij helemaal helder maakte.
'WAT IS U NAAM?' riep hij deze keer zo luid dat enkele bomen omvielen. Ik werd bijna omvergeblazen, maar ik bleef op mijn plek.
'Nooit gehoord van een beleefdheidsvorm?' vroeg ik met ingehouden woede. Hij sprak mij nog steeds met "u" aan, maar ik ging mij hier zomaar niet laten commanderen, laat staan hier als onderdanig worden beschouwd. Ik wist dat het niet slim was om iemand die zo machtig was uit te dagen, maar ik had er schoon genoeg van.
Ik wilde mijn wapens terug, en zo snel mogelijk terugkeren naar Mels. Maar ik ging eerst laten zien dat ik niet zomaar gecommandeerd kon worden en daarna zou ik wel meewerken zodat ik hier kon ontkomen.
Zijn ogen werden pikzwart en zijn houding veranderde meteen. Hij leek opeens groter te zijn geworden en de macht leek nu echt van hem af te lezen. Langzaam ademde hij diep in en uit, waardoor zijn beide ogen weer neutraal werden.
Zijn houding kon hij in tegenstelling tot zijn ogen niet onder controle houden.
'Wat is u naam, alstublieft?' vroeg hij kalm.
'Mijn naam is Kacy.' Ik nam de eerste naam die in mij opkwam met de waarschuwing van Maeve in mijn achterhoofd.
Hij kneep bedachtzaam zijn ogen samen, maar uiteindelijk knikte hij zacht.
'Kacy' Hij leek de naam uit te testen. 'Die past inderdaad bij jou.'
Ik trok mijn gezicht in een plooi en blies alleen wat plukjes haar uit mijn gezicht.
'Wat is jou naam?' Ik had het fatsoen niet meer om hem met "u" aan te spreken, in tegenstelling tot hem.
Hij trok waarschuwend een wenkbrauw omhoog, maar uiteindelijk zuchtte hij overdreven.
'Mijn naam is Livius.' Na deze woorden deed hij teken naar een onderdaan. 'Verzorg haar wonde, breng haar naar haar kamer en geef haar mooie kleding.'
Ik kneep mijn vuisten samen, maar bleef rustig ademhalen.
'Want...,' voegde hij eraan toe,' ...deze kleding die ze nu draagt is afzichtelijk.'
Mijn mond viel open van pure verbazing en ongeloof. Had hij nu net mijn kleding beledigd?
Dé kleding die ik met trots van de Makanen had gekregen?
Dit was de druppel.
Mijn kalme uitstraling verdween als sneeuw voor de zon. Gefrustreerd schoot ik op hem af om hem een mep te geven, of liefst te wurgen. Mijn handen grepen al naar zijn nek, maar voor ik het wist werd ik met een snok naar achter getrokken en belandde ik met een klap op de modderige grond. Een scheldwoord verliet mijn mond, eentje waarvan ik totaal geen spijt van had.
Livius bulderde van het lachen. 'En houd haar een beetje in toom, want dit wezen is toch wel iets pittig.'
Mijn beide schouders werden vastgegrepen door ontelbaar veel poten. Ik probeerde nog tegen te stribbelen, maar ik had al snel door dat dit niet ging lukken. Verslagen liet ik mij meesleuren naar de kamer die mij aangewezen werd.
Deze zet had Livius misschien gewonnen, maar dan kende hij de échte Aly nog niet.
Na wat heen en weer getrek, werd ik achtergelaten bij een goud omringde deur. Onder de indruk van deze verbazingwekkende verrassing, staarde ik enkele minuten naar de deur. Ik volgde elke groef, elke lijn en elk slot gefascineerd met mijn ogen. Het was indrukwekkend, zelfs onder de grond. Ik was benieuwd wat er zich achter de deur verborgen hield, voorzichtig legde in mijn hand op de deurklink en ik omklemde mijn vingers eromheen. Rustig deed ik de sierlijke deurklink naar beneden en zwaaide de deur open. Ik knipperde verbaasd met mijn ogen, het was werkelijk een prachtige kamer. En dat was nog zacht uitgedrukt.
Mijn voeten maakte zachtjes geluid op de beige marmer vloer, waar schitterende bloemen in gegraveerd waren. Ook enkele woorden waren in de vloer gekapt die glinsterende om aandacht. Ik boog mij zodat ik de woorden kon lezen, maar tot mijn teleurstelling kon ik het niet lezen. Er was nog een andere deur die waarschijnlijk uitkwam bij de badkamer. Tegen een lange muur die niet meer langer van aarde was, stond een hemelbed. Een bed waar ik vroeger een moord voor wilde plegen. Ik zag zijdezachte, roze lakens en verschillende kussens netjes op het bed liggen. De geur die ik ook meteen opmerkte was niet langer meer grind of gras, nu rook ik een vleugje rozemarijn en iets fruitig. In de hoek van de kamer zag ik ook een tafel staan vol met kopjes thee en rode wijn. Al was ik niet echt zeker dat het rode wijn was.
Een plotseling geklop op de deur bracht mij terug naar het heden, de realiteit. De ernst.
Ik knipperde snel met mijn ogen en sloeg zachtjes op mijn hete wangen. Ik was totaal in beslag genomen door de oogverblindende kamer, dat ik helemaal was vergeten dat ik was ontvoerd en nu nog werd gegijzeld. Ik snelde naar de deur en maakte hem open. Voor mij stond een kleine, schattige mol. Het was overduidelijk van het vrouwelijke geslacht, als dat zelfs kon. Ze had een rozig strikje op haar kopje en ze had een vuile, witte schort rond haar gebonden.
'Hallo vrouwwezen,' begroette ze, waarna ze langs mij schoot en zich liet vallen op het bed. 'Ik kom u wonde verzorgen, wassen en aankleden.'
'Uhm, hallo,' antwoordde ik verwarrend. 'Wie ben jij?'
'Mijn naam is Generosa, maar u mag mij Rosa noemen.'
Ik knikte en deed de deur weer dicht.
'Trouwens, het is echt niet slim om mijn bevelhebber uit te dagen,' vervolgde ze. 'Hij wint altijd.'
Ik trok mijn beide wenkbrauwen op en zette mijn hand uitdagend in mijn zij om een botte opmerking te geven, maar meteen vertrok mijn gezicht van de pijn. Sissend nam ik adem en trok mijn hand snel terug. Toen ik naar mijn hand keek, zag ik alleen maar bloed.
'Oh! Dat moet echt verzorgd worden Kacy,' riep ze verontwaardigd toen ze mijn bebloede zij en hand zag. Achter haar rug haalde ze een kistje en deed het open op mijn bed. Ze nam een aantal spullen en stalde deze uit op het bed.
'Kom,' wenkte ze, 'ga snel zitten.'
Ik ging op de rand van het bed zitten en deed mijn blauwe, pof blouse naar boven. De wond zag helemaal rood en het leek maar niet te willen stoppen met bloeden. Hij was echt niet diep, zoals ik al eerder dacht, maar de punt had toch enige schade aangericht.
Rosa nam een groenig spul dat fel rook naar bladeren en kruiden, en begon het op de wonde te smeren. Meteen nam de pijn af, en in de plaats kwam er een aangename gloed. Het verkoelde de hete wonde en ik sloot mijn ogen voor een seconde.
'Zo, binnen een paar minuutjes voelt u al niets meer,' vertelde ze mij. Rosa verbond de wond met een verband die ze strak rond mijn heupen en zij bond. Ik voelde mij al meteen ongemakkelijk, maar de wond moest nu eenmaal helen.
'Straks kom ik terug zodat ik u kan wassen.' Met deze woorden begon ze alles op te ruimen en stond ze terug recht.
'Ik kan mezelf wel wassen hoor,' zei ik iet wat gepikeerd.
'Het is mijn werk Kacy, aanvaard het nu maar.'
Ze slaakte een diepe zucht toen ze mijn boze gezicht zag, maar zei er niets van. Rosa riep nog snel een gedag voordat ze door de deur liep en mij alleen achterliet.
Moeizaam kwam ik recht en liet mijn blouse weer over mijn lichaam vallen.
Waar was ik nu weer in verzeilt geraakt?
Waarom moet zo nodig een Taker mij nu meesleuren, Mels en ik hadden net een vermoeden waar Tray en Ratel zich bevonden.
Misschien kon ik eens op onderzoek uit, bedacht ik. Zo kon ik mijn wapens zoeken en eventueel een uitgang vinden. Ik liep naar de deur en mijn handen sloten zich om de klink. Maar de deur bewoog geen millimeter.
Hadden ze mij nu in deze kamer opgesloten?
Kwaad schopte ik tegen de deur met mijn voet en beende terug naar mijn bed.
Het voorbije uur – of hoe lang ik hier ook al was – had ik alleen maar woede, angst en frustraties geuit en gevoeld. Ik liet mijn hoofd verslagen in mijn handen vallen en wreef verwoed over mijn gezicht.
Nu ik alleen was en Mels geen afleiding meer kon zijn, kwamen alle emoties weer naar boven. Elke keer als ik alleen was of als er geen gesprek was, dacht ik aan hen.
Mam, pap en Thalia. Zelfs de school miste ik.
Alsof ik nog niet genoeg verdriet had, had het lot beslist om mij nog meer pijn aan te doen.
Tray en Ratel.
Ik liet mijn vingers rusten op mijn droge lippen. Ik herinnerde mij nog perfect de kus. Zijn woorden. Zijn verhalen. Zijn gezicht.
De groene, levendige ogen. Zijn zwart en bruinig warrig haar. De sarcastische opmerkingen die ik gretig beantwoordde of zelfs zijn woede uitbarstingen. Zijn handen die hij met die van mij verstrengelde, wanneer hij de waarheid vertelde. Zijn vederlichte kus op mijn hand als troost. Zijn sterke armen rond mijn lichaam, wanneer ik dreigde te vallen.
Voor ik het wist barstte ik in snikken uit. Op dit moment mocht het, ik had even genoeg afgezien. Snotterend en naar adem happend, liet ik mij helemaal op mijn bed vallen. Mijn gezicht verborg ik in een kussen, zodanig dat mijn zware, luide snikken verdwenen in het zachte zijde.
Na enkele tellen was het kussen helemaal nat, maar het maakte mij allemaal niet uit.
Langzaam werd het huilen minder en werd mijn ademhaling weer kalm. Alleen mijn zachte snikken vervulden de stilte die de kamer met zich meedroeg. 

PrepareWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu