Ik vroeg mij nog steeds af waarom er twee zonnen en manen waren, maar volgens Tray zou ik het zelf te weten komen. Dus liet ik het maar voor wat het was.
De twee zonnen waren ondertussen langzaam tevoorschijn gekomen en ik hoorde allerlei geluiden. Het teken dat iedereen wakker was geworden, van planten tot wezens. Ook Mels zo te horen, een grommend geluid kwam langs mijn weerszijde en ik keek opzij. Mels sprong plotseling op en begon als een gek rond te lopen. Zijn handen grepen naar zijn rug en zijn poten.
'Uh, Mels. Goedemorgen?' zei ik toen ik opstond van de grond.
'Morgen,' zei hij bedrukt, nog steeds naar zijn rug grijpend.
'Wat is er?' vroeg ik, met mijn hand voor mijn mond om mijn lachen te verbergen.
Hij bleef even stil staan en keek mij met dichtgeknepen ogen aan. 'Ochtendgymnastiek.'
Ik trok mijn wenkbrauwen op. 'Werkelijk?'
Hij trapte met zijn hoeven op de grond en ging daarna verder met vreemde sprongen maken.
'Nee! Die verdomde mieren.'
Aha, dat verklaarde al zijn gesprong en krabben aan zijn rug en poten. Ik begon te lachen en liep op hem af.
Ik zag verschillende rode mieren over zijn lichaam kruipen, zo groot als mijn duim. Onwillekeurig zette ik een stap naar achter. Ik had het niet zo voor insecten en zeker niet voor zo een grote.
Ik zette mijn angst opzij en begon de mieren er af te kloppen. Soms sloeg ik mis en raakte ik hem vol op zijn rug. Ik hoorde hem klagen en ik begon weer te lachen.
'Dat komt ervan als je in een mieren nest gaat slapen.'
Hij mompelde binnensmonds en liet mij begaan.
Na een tijdje had ik de meeste mieren verwijderd en ik gaf een klopje op zijn schouder, als teken dat ik klaar was.
'Ik voel ze nog steeds overal,' klaagde hij.
Ik zuchtte onhoorbaar. Hij leek wel een kleuter van vier.
Ik negeerde zijn geklaag en liep naar mijn tas. Naast mijn tas lag ook de pijl en boog. Ik glimlachte toen ik ze opraapten en op mijn rug vestigden. De tas deed ik om mijn andere schouder en ik controleerde mijn riem met dolken. Ik had ze allemaal nog, ondanks ik er een paar had verloren tijdens het gevecht met die moordlustige vogels. Blijkbaar kwamen ze toch terug.
Ik keerde mij tot Mels en zag dat hij eindelijk was opgehouden met klagen, en zich uitrekte.
'En? Naar wie gaan we deze keer opzoek?' vroeg ik aan hem.
Hij wiebelde geheimzinnig met zijn wenkbrauwen.
'Radmir, maar de meeste noemen hem Rad. Hij zal ons wel iets kunnen vertellen...,' hij wachtte even, '...denk ik.'
Ik sloeg mijn ogen op naar de hemel. 'Denk je?'
Hij stak zijn tong uit. 'Ik weet ook niet alles, prinses.'
Ik keek hem kwaad aan, maar hij begon alleen maar te lachen.
Hij noemt mij prinses, nu dat hij weet wie ik werkelijk ben. Hij geloofd er nog meer in dan ikzelf. Natuurlijk wist hij dat ik er mij aan ergerde, maar dat motiveerde hem nog meer om mij zo steeds te noemen. Ik snoof geïrriteerd, maar liet hem begaan.
Ondertussen was hij al een bepaalde richting aan het volgen dus liep ik hem achterna.
'Waar zijn we nu eigenlijk?' vroeg ik zodat er een gesprek tussen ons was en niet alleen een stilte.
'Nog altijd in het domein van Ragna.'
Ik knikte, maar besefte dat hij het niet kon zien dus maakte ik een geluidje zodat hij wist dat ik hem had verstaan. Hij draaide zich om en liep achteruit verder.
'Maak je geen zorgen, we vinden ze zo snel mogelijk.'
Hij zei het zo overtuigend en standvastig dat ik niets meer kon zeggen dus deze keer knikte ik alleen. Ik voelde tranen prikken in mijn ogen, en ik had echt geen zin om weer te gaan huilen. Ik had mezelf plechtig beloofd dat ik sterk ging zijn en niet meer ging huilen om het kleinste ding. In plaats daarvan wende ik mijn blik af en concentreerde mij op de dolken die op mijn heupen tikten. Op één of andere manier kalmeerde mij dit, het was normaal geworden. Een routine. Het was een deel van mijn lichaam geworden, een soort van verlengstuk net zoals mijn pijl en boog.
Mels was nog steeds met zijn gezicht naar mij toe gericht aan het lopen en was met zijn dolk aan het spelen. Wat ook een routine was geworden. Ik herinnerde mij nog dat hij eerst geen wapens wilde hebben, zoals mij. Maar we waren noodgedwongen de wapens aan te nemen van de Makanen. En nu zijn we ieder gehecht aan onze hulpmiddelen.
Onverwachts, ik had er zelf geen controle over, strekte in mijn arm uit en greep met mijn hand de pols van Mels vast. Ik trok hem onwaarschijnlijk snel naar voor en hij slaakte een gilletje.
'Wat deed je nu?' vroeg hij verbaasd.
'Ik... ik heb geen idee.' zei ik verward toen ik zijn pols losliet.
En toen zag ik het.
Er stak een dikke wortel uit van een grote boom en als ik Mels niet had weggetrokken, dan was hij blijven haken en met een kracht op zijn rug beland. Met andere woorden, hij zou lelijk gevallen zijn. Ik zag hier en daar op de grond ook enkele stekels liggen van één of ander beest dus die zouden gemakkelijk door zijn huid zijn gegaan. Ik hapte onbewust naar adem. Mijn ogen hadden nog niet eens die wortel gezien, maar mijn hersenen hadden de toekomstige gebeurtenis al geregistreerd dus daarom had ik al gereageerd.
'Zou,' begon ik, 'het misschien iets te maken hebben met dat drakenbeschermer gedoe en de bijhorende dingen?'
'Dingen?' vroeg Mels, die van de schrik was bekomen en nu weer normaal aan het lopen was.
'Ja, dat vuur aanmaken. Gedachten lezen en weet ik veel,' antwoordde ik stug.
'Hmm, zou kunnen.' Was Mels zijn korte antwoord.
Ik nam het hem niet kwalijk. Hij wist tot kort niet eens dat ik een drakenprinses was, dus wat zou hij dan weten over bepaalde zaken die daar aan gepaard waren?
We lieten het onderwerp rusten en stapten verder, maar dat betekende niet dat ik er niet steeds aan dacht. Was Tray hier maar, hij zou er zeker wel iets over geweten hebben.
Het viel mij op dat ook hier, zoals bij de Makanen, het erg donker was en kil. Ondanks het ochtend was. Hoe verder we liepen, hoe dichter de struiken kwamen en ondertussen kwam het gras - met daarbij horende planten - tot aan mijn knieën. Het was niet echt iets geruststellend.
Hoeveel dieren of wezens zouden zich hier niet verschuilen? Je kon hier gemakkelijk aangevallen worden, omdat je niets kon zien door het hoge gras.
Net als ik tot de conclusie kwam dat hier echt een bloeddorstig wezen verscholen zat, werd ik naar beneden gerukt. Mijn benen werden plots vastgegrepen en ik slaakte een gesmoorde gil. Ik zag nog net dat Mels verschrikt omkeek, maar daarna werd het zwart.****
Al kreunend kwam ik recht met een kloppende hoofdpijn. Ik wreef over mijn hoofd en opeens besefte ik wat er was gebeurd. Snel greep ik naar mijn rug, maar ik wist het al voor ik het daadwerkelijk voelde. Mijn tas én pijl en boog waren verdwenen, net als mijn riem. Ik stond recht en keek om mij heen. Het leek alsof ik onder de grond zat. Het was hier pikkedonker en ik zag overal aarde, en niet één enkel straaltje zonneschijn. Ik rook daarboven op ook nog de scherpe geur van grind en gras, dat mijn vermoedens min of meer bevestigden. Mijn ogen begonnen te wennen aan het donker en nu zag ik dan ik in een soort van vierkant stond. Ook zag ik dat er verschillende gangen waren. Maar wat mij het meeste opviel, het was hier muisstil. Ik stapte op een gang af en bleef voor de soort van aardetunnel staan. Ik stak mijn hoofd door de opening en keek snel van links naar rechts.
Iets of iemand had mijn wapens afgepakt, maar had mij toch hier alleen achtergelaten. Niet eens een bewaker die mij zou moeten bewaken of mij simpelweg op laten sluiten, alsof ik hulpeloos was. Lichtjes beledigd door het feit dat ze mij aanzagen als iets hulpeloos en dat ik geen schade kon aanrichtte, balde ik mijn vuisten.
Ze hadden mijn wapens genomen, ze hadden mijn tas genomen, maar ze hadden bovenal mij hier alleen achtergelaten.
En ik was niet van plan om ze – wie ze ook mogen zijn – hiermee weg te laten komen, zonder eerst hen een lesje te leren.
JE LEEST
Prepare
FantasyDeel 2 van de trilogie. Lees eerst Return. (Het is voor je eigenbelang, ik heb je gewaarschuwd. Nu koest, weg en hup naar Return jij!) Aly weet wie ze is, maar of dat ze het werkelijk geloofd is nog een andere vraag. Nu richt ze zich alleen nog maa...