Hoofdstuk 6

171 13 7
                                    

Rosa bleef mij enkele minuten aanstaren

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.

Rosa bleef mij enkele minuten aanstaren. Plotseling liep ze naar een plek op de vloer en wees ze met haar poot iets aan. Ik liep rustig naar haar toe - ze had nog steeds niets gezegd - en keek naar wat ze wees.
Het waren de woorden die in de marmer vloer waren gegraveerd. Ik keek haar hulpeloos aan. 'Dat kan ik niet lezen,' zei ik fluisterend.
Ze hurkte zich en streek over de woorden. 'Verlium wir benté,' las ze zachtjes voor. 'Geen weg terug.'
Ze kwam weer recht en keek mij met glanzende ogen aan. 'Het spijt me Kacy, je kan hier niet meer weg.'
'Maar er moet toch een uitgang zijn?' snauwde ik. De angst nam mijn woorden weer over en deed dingen met mij die ik van mezelf niet gewend was. 'Jullie moeten toch ooit bovengronds komen?' vroeg ik deze keer rustiger.
Ze schudde snel haar hoofd. 'Nooit.'
Ik keek haar iet wat kwaad aan. 'Dat geloof ik niet Rosa.'
Rosa keek mij twijfelend aan en ze leek in een tweestrijd. Uiteindelijk liet ze zich op de grond zakken met haar kop gebogen. 'Dit word mijn dood,' mompelde ze zachtjes. Ik boog door mijn knieën en stak mijn hand uit, zodat ik haar kin kon vastnemen.
'Ik apprecieer al de moeite die je in mij hebt gestoken, maar ik moet hier wég. En ik ga er persoonlijk voor zorgen dat jij onberoerd blijft.'
'Hoe dan?' Ze keek mij met tranen in de ogen aan.
Een sluwe grijns kwam op mijn gezicht. 'Dat zal je wel merken.' Ik stond weer recht en stak mijn hand uit om haar omhoog te trekken. 'We hebben allereerst mijn wapens en tas nodig.'
Even leek ze in gedachten te zijn verzonken en knikte daarna. 'Ik heb sommige roddelaars horen zeggen dat er inderdaad wapens zijn gevonden en een tas. Waarschijnlijk heeft die Taker deze met opzet achtergelaten.'
'En weet je nog waar?' vroeg ik haar hoopvol.
Rosa stak haar poot omhoog. 'Laat mij eventjes denken.' Ze sloot haar ogen en diepe rimpels verschenen in haar gezicht.
'Ik denk dat ik weet waar ze zich bevinden,' fluisterde ze. 'Beloof mij dat je hier blijft, ik ga ze halen.'
'Wat als iemand je ziet?' siste ik.
Ze keek mij sceptisch aan. 'Ik ben hier niemand, een schaduw. Ze kennen mijn naam niet eens. Jij daarentegen valt meteen op.'
Ik wist dat ze gelijk had, maar toch stak er iets. Ik wou dat ze mij hielp, maar niet dat ze zichzelf in gevaar ging brengen. Ik knarste met mijn tanden en vloekte hard.
'Als je niet binnen een halfuur terug bent, kom ik je zoeken.' Ik keek haar doordringend aan. 'Begrepen?'
Ze glimlachte flauwtjes en maakte een – niet zo lieve – opmerking: 'Een echte vrouw die bij mijn koning past.'
Dit leverde haar een woeste blik op die ze negeerde. Vooraleer ze mij verliet, stak ze speels haar tong uit.
Ik liet mij vallen op het bed en staarde naar mijn handen. Mijn trillende handen. Ik legde ze in mijn schoot, maar dat hielp ook niets. Snel schoot ik weer recht en begon te ijsberen.
Ik wist niet hoeveel tijd er was verstreken, maar dit was al langer dan een halfuur naar mijn gevoel. Net toen ik naar de deur wou lopen, ging de klink naar beneden en sprintte Rosa binnen. Half hijgend liet ze zich vallen op de grond en nam ze moeizaam adem.
'Rosa? Is alles goed met je?' vroeg ik bezorgd, en liet mij naast haar neervallen.
Ze knikte alleen en deed teken naar een tas en wapens. Mijn tas en wapens om precies te zijn. Ik schoot recht en nam ze in mijn handen. Ik gilde van blijdschap en deed een paar vreugdedansjes. Daarna liet ik ze op mijn bed vallen en liep naar Rosa - die nog steeds hijgend op de grond lag – om haar een dikke knuffel te geven.
Verbaasd knuffelde ze mij terug en ik liet haar los.
'Dankjewel,' fluisterde ik. 'Nogmaals.'
Ze haalde haar schouders op. 'Wat is je plan?'
Ik werd meteen weer serieus en keek haar strak aan. 'Wanneer gaan jullie naar boven? Of Livius?'
'Na het eten, zodat we wat kunnen bewegen in de zonnen.'
Ik knikte zachtjes. 'We gaan doen alsof er niets is gebeurd, en dat er niets zal gebeuren. Ik ga nu gewoon eten en daarna slaan we toe.'
'Hoe ga je dat dan doen?'
'We wachten totdat ze allemaal boven zijn, en dan gaan we ze achterna.'
'Er blijven altijd mollen achter, Kacy.'
Ik glimlachte en keek haar geamuseerd aan. 'Dan zal ik mijn wapens eens gebruiken.'
Ze lachte zachtjes, maar werd dan meteen weer zakelijk.
'Verstop je wapens dan nu en ga snel eten, je bent al bijna te laat.' Ze ging terug staan en streek haar schort recht. 'Ik zal je maar laten, je schoenen staan hier ook ergens. Binnen enkele minuten moet je in de eetzaal staan, ik sta je op te wachten op het einde van de gang.'
Met een kort knikje ging ze weg en ik ging zoeken naar de schoenen. Al snel vond ik twee schattige hakken.
Witte, glanzende muiltjes die mijn nek waarschijnlijk zouden gaan breken. Ik murmelde mijn voeten in de schoenen en wandelde een paar keer rond de kamer zodat het gevoel wendde. Na enkele meters deden mijn voeten al pijn en bedacht ik dat ik mijn normale schoenen eerst moest gaan aandoen voor de ontsnapping.
Zoals Rosa had gezegd stond ze mij op te wachten aan het einde van de gang. Ze haakte meteen haar arm in mijn arm en liep met snelle passen naar de eetzaal.
Het was hier een heus doolhof, maar Rosa nam elke weg met een zekerheid dat mij verbaasde. Uiteindelijk bereikte we een andere grote deur. Rosa bleef stilstaan en wendde zich tot mij.
'Hier moet ik je achterlaten, je kan het wel,' sprak ze mij bemoedigend toe. 'Probeer hem niet op stang te jagen, dat gaat hij niet tolleren.'
'Dat kan ik niet beloven,' zei ik alleen met een glimlach.
Ze rolde alleen nog met haar kleine ogen en vervolgde haar weg, mij achterlatend bij de gigantische deur.
Ik zuchtte een paar keer in en uit. Ik kan dit, sprak ik in mezelf bemoedigend toe. Gewoon even volhouden en dan ben ik hier weg.
Ik rechte mijn rug, stak mijn borst naar voren, mijn kin omhoog en met een sierlijke beweging deed ik de deur met een klap open.
Mijn jurk ritselde bij elke stap die ik deed en ik voelde gewoonweg het zweet van de zenuwen. Niet het soort zenuwen dat je krijgt wanneer je met iemand gezellig gaat eten, zenuwen van wanneer je jezelf moet inhouden om hem niet te gaan slaan en neer te halen.
Livius zat aan het hoofd van een meterslange tafel die volstond met allerlei soorten voedsel en drank.
Een bediende – een mol uiteraard – kwam naar mij gelopen en deed teken dat ik mij mocht zetten aan het andere hoofd van de tafel. Gelukkig, dan zat ik zo ver mogelijk van hem weg en kon ik hem niet per ongeluk wurgen wanneer hij niet oplette. Ik hief mijn jurk op en ging zo nonchalant zitten op de stoel die voor mij was naar achter geschoven. Bewonderd nam ik de nieuwe zaal in mij op. Het was een zeer ruime zaal met gigantische kroonluchters die hoog boven onze hoofden waren gevestigd. Wanneer ik beter keek waren het niet zomaar lichtjes, maar kleine vuurvliegjes in doorschijnende potten. Een groene gloed samen met een aantal kaarsen verlichtten de enorme ruimte. Voor de rest waren de muren weer aarde en was de geur van grind weer aanwezig.
'Bevalt het je hier een beetje?' vroeg Livius plots.
'Natuurlijk,' loog ik. 'Het is hier prachtig.'
Hij knikte tevreden. 'Ik heb hier lang aan gewerkt, samen met mijn trouwe metgezellen. Maar ik zal je de historie bewaren voor later, als we de nacht samen zullen doorbrengen.'
Een druif die ik in mijn mond had gestopt – na eerst een nadere observatie – bleef steken in mijn keel en ik begon onophoudelijk te hoesten. Dit begon blijkbaar een gewoonte bij mij te worden. Tranen sprongen in mijn beide ogen en ik probeerde zo normaal mogelijk te blijven zitten. De druif schoot door mijn keel en ik verstopte mijn hoesten achter mijn hand. Snel nam ik een teug adem, waarna ik mij terug tot Livius wendde. Er was nog een reden bij gekomen om hem te gaan slaan.
'Gaat het een beetje?' vroeg hij bezorgd.
'Ik had mij gewoon verslikt, sorry.' De woorden kwamen er moeizaam uit en ik verstopte mijn afschuw door voorzichtig nog een druif te nemen.
'Voor ik het nog vergeet, Kacy mijn liefste, zo meteen ga ik naar het bovenland voor mijn poten te strekken,' vertelde hij mij, 'uiteraard blijf jij hier onder een streng toezicht. Ik wil het risico niet lopen dat jij mij verlaat.'
Ik knikte begrijpend en kon nog net mijn gruwel verbergen. 'Hoelang blijf je weg?'
Livius nam een worm van een schaal – die tot mijn afgrijzen nog leefde – en slikte hem meteen door. Ik wendde snel mijn blik af en probeerde het beeld uit mijn geheugen te verbannen, ik zou zo meteen nog beginnen kokhalzen. Hij mocht het opkuisen, dat was een feit.
'Tot de zonnen onder zijn,' was zijn korte antwoord.
Ik gromde iets onverstaanbaar, wanneer zouden de zonnen zelfs onder gaan? Als antwoord knikte ik kort en schepte wat voedsel op mijn bord. Ik wist niet wat ik at, en wou het ook totaal niet weten. Plotseling verlangde ik naar de crackers die nog steeds in mijn tas zaten of de verrukkelijke aardbeien die ik nergens op de tafel zag staan.
Al snel – en tot mijn opluchting – was het diner samen met hem afgelopen. Tot mijn afgrijzen moest ik toegeven dat het mij was bevallen. Het eten was lekker, de drank vloeiden in de rondte en ik werd bediend, welke wens ik ook had.
Spijtig genoeg was de gastheer aanwezig geweest, anders was het zeker perfect geweest.
Livius stond recht en kondigde aan dat hij zou vertrekken naar boven. Ik stond ook recht en knikte hem zacht toe. Hij knipte met zijn lange nagels tegen elkaar en meteen verschenen er twee mollen naast zijn zijde.
'Houd haar goed in het oog, zij is mijn glinsterende schat die zeker bewaakt en beschermd moet worden. Ik wil het risico niet lopen dat ik haar kwijtraak.' Hij liep naar mij toe en nam mijn hand vast. Livius gaf een vederlicht kusje op mijn handrug en keek mij diep in de ogen aan. 'Je ziet er prachtig uit, vrouwe Kacy. Dat mag zeker gezegd worden.'
Als ik dit compliment van iemand anders had gekregen, was ik zeker gaan blozen en kon ik alleen maar met open mond staren naar de persoon. De persoon met zijn groene, stralende ogen en warrige haar. Nu probeerde ik mijn afgrijzen te verbergen en plakte ik een glimlach op mijn gezicht, hopend dat hij het niet aanzag als een grimas. Hij liet mijn hand met tegenzin los en liep met snelle passen naar de deur. Livius draaide zich nog één keer om – alsof hij wist dat dit de laatste keer was dat hij mij zou zien – waarna hij de deur achter zich sloot.
Ik wendde mij tot de twee mollen. 'Zo jongens, wat gaan wij is doen?'
Als antwoord kreeg ik een doodse stilte.
'Oké, dat weet ik dan ook weer.' meldde ik aan niemand in het bijzonder.
Ik liep naar de deur en meteen liepen de twee mollen mij achterna. Een soort van bodyguards dus. Interessant.
Onderweg deed ik mijn schoenen uit en hield ze al bengelend in mijn hand. Ik koos de meest willekeurige gangpaden die er waren, hopend dat ik mijn kamer zou vinden. Uiteindelijk bereikte ik deze ook en zag ik in mijn ooghoeken dat de mollen geïrriteerd waren geworden en lichtjes buiten adem waren. Ik kon met moeite een glimlach verbergen, nu was het gewoon afwachten op het juiste moment.

------

Weten jullie waarom Aly zei dat het precies een gewoonte werd dat ze zich verslikt in eten?
DENK NA MIJN SCHATJES 

xxx

PrepareWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu