Hoofdstuk 3

1.4K 104 43
                                    

Op zondagmorgen is de wereld plotseling veranderd in een machine witte was. Het huis van Jaelin is niks vergeleken bij de hoeveelheid wit op straat. Het moet minstens tien centimeter dik zijn. Kak. Sneeuw hoort er te liggen met Kerstmis, niet halverwege februari.

De rest van het huis is gehuld in doodse stilte. Ondanks dat het al bijna tien uur is, kijk ik daar niet vreemd van op. Sinds mijn vader hier niet meer woont, blijft mijn moeder vaak halve dagen in haar bed liggen. Hij heeft haar in een zombie veranderd.

Ik duw mezelf overeind en pak mijn telefoon van het nachtkastje, een soort vast ritueel. Er is één nieuw bericht.

Hey schatteboutje, kom je straks lunchen? Mijn moeder kan niet wachten om haar schoondochter uit te horen over onze relatie ;)

Kreunend haal ik een hand door mijn haar. Daar heb ik dus geen zin in. Waarschijnlijk kom ik toch helemaal niet overtuigend over. Acteren is nooit mijn grootste talent geweest.

Ik wil mijn telefoon weer terugleggen als mijn blik op een stukje papier valt. Wat is dat? Nieuwsgierig vouw ik het open. O ja. Het briefje van de ober.

Een glimlach verschijnt op mijn gezicht. Op dat moment was alles nog best oké. Als ik gewoon op dat moment van het feest weg was gelopen, had ik een filmavondje met Jaelin kunnen houden zonder de gevolgen waar we nu mee opgezadeld zullen worden. Dan had ik alleen maar de zorgen voor mijn moeder gehad.

Zorgvuldig strijk ik het briefje glad en stop het in mijn agenda. Mooi niet dat ik vandaag naar Jaelin ga. Sterker nog, ik kom de deur niet uit. Ik heb ernstige behoefte aan het gezelschap van mijn keyboard en een flinke pot thee. Misschien dat de puinhoop in mijn hoofd dan iets beter te overzien valt.

-

Er staat een bezorgde uitdrukking op Jaelins gezicht als ze op maandagmorgen op mijn kluisje af stapt.

'Wat was er nou gistermiddag? Was je echt ziek?'

'Niet ziek. Ik voelde me gewoon niet zo lekker.' Dit is zo slecht. Ik heb nog nooit tegen haar gelogen. Maar ik heb ook geen zin om zo vroeg op de dag al in discussie te gaan over onze zogenaamde relatie.

'Gaat het nu weer wat beter?'

'Ja hoor.' De waarheid is dat ik gisteren de hele dag bij mijn moeder in bed heb gelegen. We hebben iets van drie films gekeken, twee cd's beluisterd en een kleine voorraad voedsel weggewerkt. Het oorspronkelijke idee was om haar te bewegen haar leven weer op te pakken, maar dat is dus niet gelukt.

'Kom je dan na school met me mee naar huis?' wil Jaelin weten. Aan de blik in haar ogen te zien, ruikt ze geen spoortje van mijn leugen. Ze leeft nog steeds in de droom dat ze haar nette imago eindelijk eens overhoop kan gooien.

Ik sluit mijn ogen. Kunnen we dit gesprek niet een andere keer voeren? 'Is je moeder thuis?'

'Ja, maar je hebt geen last van haar. Ik heb tegen haar gezegd dat jij nog even moet wennen aan het idee van onze relatie. Dat is zo, toch?'

Ik wil net antwoord geven, haar zeggen dat ik hier niet mee door kan gaan, als de zoemer gaat. Dat betekent dat ik naar biologie moet en zij naar M&O. En gezien de lokalen daarvoor in de twee uitersten van het enorme schoolgebouw liggen, wil dat zeggen dat er geen tijd meer is om te praten.

Jaelin lacht samenzweerderig naar me. 'Zie je bij wiskunde, schatje.'

Kreunend sla ik mijn kluisje dicht. Dit gaat nog een hele zware dag worden.

-

In de grote pauze ben ik als eerste in de aula. Jaelin heeft Duits op het moment dat ik bij Frans zit, dus het vijfde uur op maandag hebben we nooit samen les. Ik neem een vrij tafeltje in beslag en wil net mijn broodtrommel uit mijn tas opgraven als de lichtblauwe rugzak van mijn beste vriendin met een klap op het tafelblad terechtkomt.

PastinaakpureeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu