De muziek van Riley

1.1K 58 4
                                    

In mijn eentje zwerf ik door de tuin. Het is zo warm dat ik mijn jas om mijn middel heb gebonden en de mouwen van de trui heb opgestroopt. Tussen de dikke wolven schijnt de zon. Ik heb nooit gedacht dat ik de zon ooit nog zou zien.

   Ik blijf staan, genietend van het zonlicht op mijn gezicht. Ergens in de verte klinkt nog het geluid van een dwarsfluit. Ik probeer aan niets te denken, zelfs niet aan Simon. Ik vergeet alleen niet dat ik in Ergens ben. Dat is iets dat ik nooit moet vergeten, dat hier de meest walgelijke, moordlustige wezens wonen die ik ooit heb gezien.

   Ik kijk op van een klein meisje dat me aanstaart. Ze heeft geen ogen in haar kassen zitten en haar huid is zo bleek dat het bijna doorschijnend is. Ik kijk in haar oogholtes en slik. Snel loop ik haar voorbij, haar niet bestaande ogen brandend in mijn rug.

    Achtervolgt met het rare gevoel dat het kind achter me aanloopt, steeds als ik omkijk is ze weg, loop ik nog een paar rondjes. Ik blijf lopen totdat ik misselijk word door de zoete bloemengeur. Het voelt algauw alsof ik moet overgeven.

    Zoals ik al verwachtte staan Rona en Rano er niet om me te bewaken. Eigenlijk ben ik er wel blij mee. De verstikkende geur van rauw vlees en bloed hangt deze keer niet in de hal. 

    Neuriënd loop ik door de gang. Het is doodstil, maar ik weet dat ik niet alleen ben. Het zou eens een wonder zijn als ik alleen gelaten zou worden. Toen ik hier jaren geleden verbleef was dat al zo. 

    Als ik de deuren openduw blijf ik stokstijf staan op de drempel. De zalige klanken slaan me in het gezicht. Ik kan me er niet tegen verzetten. Instinctief spits ik mijn oren. 

   Het pianodeuntje is droevig. Ik herken het niet en toch lijkt het een rare uitwerking op me te hebben. Ik heb zin om me op de grond te laten vallen en keihard te huilen. Ik blijf nog even staan en laat de klanken tot me inwerken.

Een paar seconden later ren ik bijna door de gangen naar mijn kamer. Gelukkig heb ik een kamer op de eerste verdieping en hoef ik niet zo veel te lopen. Eenmaal op mijn kamer gooi ik mijn jas in de kast en grijp mijn viool van het standaard in de hoek. 

    Ik verlaat mijn kamer zonder mijn deur goed dicht te doen, vast geen goed idee. Slippend kom ik de hoek om, waardoor ik bijna tegen Ralph aanknal, die nog net over de stapel stoffen in zijn armen kan kijken. 'Wat ga jij doen?' vraagt hij verbaast. Ik antwoord niet en slalom langs een paar andere wezens. Ralph glimlacht als hij de viool in mijn handen ziet. 

    Bij een splitsing blijf ik staan. Links en rechts van me is een gang, achter me de deur waar ik net doorheen kwam en voor me een trappen die naar boven en naar beneden gaan. Het geluid van de piano galmt tegen het plafond. Het lijkt overal vandaan te komen. 

    'De muziekkamer is boven!' Ralph's stem klinkt achter me. Ik kijk fronsend achterom. Een milde glimlach speelt om zijn bleekroze lippen. 'Tweede gang links en dan zie je het vanzelf.' Ik knik dankbaar en storm de trap op. Met mijn strijkboog tussen mijn handen geklemd stem ik mijn viool. Ik struikel bijna over mijn voeten. 

     Ik volg Ralphs instructies op en sla de tweede gang links in. De gang is niet heel lang, groot genoeg voor een schilderij van twee meter. Maar als ik naar de achterwand loop zie ik niet dat het daar ophoud. Aan de zijkant zit een smalle streep waar ik net tussen zou passen, als ik mijn buik zou inhouden. Eerst twijfel ik of Ralph het wel goed had gezegt, maar als ik mijn wang tegen de achtermuur aan leg hoor ik de muziek zo duidelijk dat ik het bijna kan aanraken. 

   Ik moet me echt door de spleet in de muur wúrmen. Mijn heupen, die nooit echt breed zijn geweest zoals de rest van mijn "vrouwelijke vormen", blijven steken. 

     Uiteindelijk kom ik los en struikel ik weer. Door de kracht knal ik bijna tegen een pilaar aan. Het is donker om me heen.

     Een beetje gedesoriënteerd kijk ik om me heen. Mijn ogen beginnen te wennen aan het licht. Ik sta in een ronde zaal met dikke grijze pilaren. Aan één kant zijn er twee trappen die leiden naar een zware deur die potdicht zit met grendels van bot. Op de muren om me heen staan de meest gruwelijke afbeeldingen die ik ooit heb gezien. Heksen op de brandstapel, een weerwolf die een kinderbeen eet. De tekeningen lopen door tot het plafond. Ik ril.

   Ik loop naar een deur die open staat. De kamer daar achter ziet er veel vrolijker uit. Een beigemarmeren vloer en krullerige pilaren die het plafond dragen. De ruimte heeft een beetje de vorm van een omgedraaide paddestoel, een grote halve cirkel met daaraan en omgekeerde, kleine halve cirkel eraan. Aan de muren naast de deur hangen de meest rare instrumenten die ik ooit heb gezien. Gitaren met zestien snaren, bronzen trompetten met drie blaasgaten en een lier in de vorm van een oog. 

   Het enigste wat nog een beetje bekend lijkt is een glanzend zwarte pianovleugel op het opgehoogde kleine cirkeltje. Riley zit heel geconcentreerd op het pianokrukje. Zijn rug ik gekromd en zijn neus raakt de toetsen net niet. Ik heb nog nooit iemand zo zien piano spelen. 

     Zijn zwarte haar vangt het zwakke zonlicht op. Zijn ogen glanzen opgewonden, als een kind met kerstmis. Dit is zelfs voor mij raar. 

     Zonder dat hij opkijkt of dat ik iets zeg, ga ik op het trapje bij de piano zitten, mijn viool tussen mijn kin en schouders geklemd. Alsof we het hebben afgesproken val ik perfect in. Ik heb geen moeite om de muziek te ontraffelen, de muziek beschrijft zichzelf al. 

  Ergens in mijn achterhoofd zegt een stemmetje wat ik aan het doen ben. Ik heb mezelf overgegeven aan Riley. Vanaf de eerste keer dat hij me vroeg of ik met hem een duet wou doen heb ik koppig nee gezegt. Voor hem spelen was al erg, laat staan een duet met de jongen die je leven heeft verpest. Ik voel me er niet schuldig over. 

   Ik hoor Riley licht naar adem happen als we het refrein in rollen. Ik knijp geconcentreerd mijn ogen dicht. Onze muziek klinkt harmonieus samen, alsof het voor elkaar gemaakt is. 

    Veel te snel is het moment voorbij en laat Riley een laatste akkoord wegsterven. Ik laat mijn boog zakken en staar voor me uit. 'Bedankt.' Ik kijk op. Riley kijkt naar me omlaag met doffe ogen.

    Ik maak een licht wegwuifgebaar, nog een beetje verdwaasd. 'Welk liedje was het? Ik ken het niet.' Riley wenkt me en klopt naast hem op de pianokruk. Ik probeer zo veel mogelijk afstand te nemen als ik ga zitten, maar ik kan niet voorkomen dat ik zijn arm licht aanraak. 

    Een koude schok gaat door mijn arm heen. We keken allebei niet eens op, maar er ging een lichte schok door Riley heen.

    'Het is een oud liedje. Mijn vader heeft het me ooit geleerd.' Hij tikt op een paar toetsen. 'Lucifer?' vraag ik. Hij knikt. 'De eerste achttien jaar van mijn leven woonde ik in de mensenwereld met mijn vader en een demon, Angelique. Zij zorgde voor me als mijn vader weg was. Als mijn vader er wel was, dat niet erg vaak voorkwam, leerde hij me menselijke pianoliedjes. Maar hoe ouder ik werd, hoe minder hij thuis was en Angelique leidde me op tot wat ik nu ben.' Hij glimlacht niet.

     Zijn oude handen grijpen de mijne vast en leggen die op de toetsen. Hij buigt zich achter me en vlecht zijn vingers met mijn vingers. 'Dit is het eerste akkoord.' Hij drukt een paar toetsen in. Het ivoor is koud onder mijn vingertoppen. 'En dan speel je dit.' Hij wijst me een paar toetsen in mijn rechterhand aan. Met zijn vingers nog in de mijne speel ik wat hij zegt. Het klinkt voor geen meter, houterig. Riley grinnikt en laat me los. Hij doet het voor en ik speel hem na. 

     Riley blijkt een geduldige leraar, iets dat ik niet had verwacht. Hij leert me de basisdingen en ik blijk er ook nog eens goed in te zijn. Noten lezen kan ik al, toonladders zijn een eitje en de oefeningen die Riley me geeft zijn niet al te moeilijk.

     Na wat aanvoelt als een uur staat Riley op en klopt zijn broek af. 'Ik moet nog wat dingen regelen voor vanavond.'

     'Vanavond.' Nog voordat de woorden helemaal mijn mond uit zijn weet ik al wat hij bedoelt. 'O, het feest.'

     Riley glimlacht een beetje vaagjes. 'Fijn dat je weer speelt. Vanavond ben je de hoofdact.' Wrijvend in zijn handen verlaat hij de muziekkamer.

    Ik staar hem met open mond aan. Was hij daarom achter de piano gaan zitten? Om mij in de val te lokken zodat ik vanavond op zijn stomme feest zou spelen?

    Iets te hard doe ik de pianoklep dicht. Ik had me overgegeven en hij had me in de val gelokt! Als hij zou denken dat ik voor hem zou spelen vanavond heeft hij het mis. Ik zal hem eens een viool in de handen drukken

1: Valse belofteWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu