Deadline

478 50 1
                                    

Net toen ik dacht dat de Vleermuizen me vertrouwde en ik de tijd een beetje kon oprekken, gooiden ze me weer terug in mijn oude cel en was voeden uitgesloten. Ik weet niet precies waarom ze het deden, maar ik vermoed dat Bruno er iets mee te maken heeft.

Hij was mijn verantwoording, ik was degene die hem in leven moest houden. Ik mocht niet buiten het fort komen en hier was weinig te vinden. Ik had het gevoel alsof ik had gefaalt. Sinds de koning mij had opgedragen om een edelsteen te zoeken voor Bruno, werd het steeds erger. Op begeven moment kon je niet eens meer met hem praten zonder dat hij je aan viel.

Ik dacht dat de Honger erg was.

Ik heb Bruno al een paar dagen niet meer gezien, de enigsten die me mogen bezoeken zijn de koning en zijn zoon. De angst dat ze hem vermoorden blijft door mijn hoofd spoken. Wat als hij te onhandelbaar word? Of als ze geen nut meer in hem zien?

Met de dagen wordt ik onrustiger, maar niet alleen om Bruno. De laatste keer dat ik me gevoed heb, zat ik hier ook. Het is alweer twee weken geleden, en het voelt alsof mijn bloedvaten zijn dichtgeslipt. Ik ben zwak, maar zodra iemand in mijn cel staat, kan ik alleen maar denken aan hun levensenergie.

Vandaag is weer zo'n dag dat ik bezoek krijg, maar ik weet dat het hopeloos is om op te staan, wetend dat ik niet sterk genoeg ben om een Vleermuis te verslaan. Ik blijf op de grond zitten, ondanks dat mijn lichaam schreeuwt om energie en ik vanzelf omhoog word getrokken door mijn verlangen.

Ik ben niet verrast als de celdeur open gaat en Bas naar binnen stapt. Hij is degene die me het meest bezoekt. Ik weet niet of hij het doet omdat hij me zielig vind, of omdat hij nog steeds naar zijn vader luistert.

Hij gaat naast me zitten alsof ik geen hongerig monster ben en haalt een spiegel achter zijn rug vandaan. Ik grom als hij het voor mijn gezicht houd, zodat ik mijn melkwitte ogen en paars uitgeslagen haar kan zien. Mijn huid is bleek en breekbaar, beroofd van zijn energie. Alles word van me afgenomen om de edelsteen te laten glimmen.

'Je bent nog steeds prachtig.' mompelt Bas. Hij leunt naar voren om een kus op mijn mondhoek te drukken. Ik reageer niet en draai mijn hoofd weg van de spiegel. Bas probeert me aan te raken, maar ik deins voor hem weg en sla mijn armen om mijn opgetrokken knieën.

Het verlangen om zijn hoofd tegen de stenen muur te slaan, om daarna van hem te voeden, brandt in mijn binnenste. 'Hoe gaat het met Bruno?' vraag ik om mezelf af te leiden. Bas antwoord niet meteen, en ik draai mijn hoofd bliksemsnel naar hem toe. 'Wat hebben jullie gedaan?'

Ik trek mijn bovenlip op en laat mijn tanden zien, en Bruno houd zijn handen in de lucht. 'We hebben niks gedaan.' Ik geloof hem niet, en dat weet hij. 'Hij zit in een afgesloten ruimte sinds hij een wachter probeerde te bijten.'

Bas verschuift zodat hij me aan kan kijken. 'Is hij net zoals jij? Moet hij zich ook... voeden?' Hij vraagt het aarzelend, alsof het hem tegen staat. Ik klem mijn kaken op elkaar en schud mijn hoofd. Als hij ook afhankelijk zou zijn geweest van levensenergie, zou ik hier niet zitten. 

'Zijn ziel splijt. Langzaam krijgt hij verschillende persoonlijkheden en hoort hij stemmen in zijn heeft.' Ik zucht. 'Het is vele malen erger dan dit.' Ik steek mijn hand met mijn ring op. Elizabeth zei dat het pijn deed om je ring af te nemen, en ze had gelijk. Het is alsof er een ruk word gegeven aan je ruggenwervels. Binnen een paar dagen weet je niet meer wie vriend of vijand is.

Voordat Bas nog iets kan zeggen, stap ik over op een ander onderwerp. 'Waarom zit ik hier eigenlijk?' Hij kijkt verrast op. De spiegel heeft hij nog in de hand, en ik kan de onderkant van zijn kin zien in de reflectie. Dikke, bleke littekens lopen van zijn kin naar achter in zijn nek, alsof iemand heeft geprobeerd om hem bij de kin te onthoofden.

1: Valse belofteWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu