In memoriam

1K 54 1
                                    

Nooit gedacht dat de wereld er zo anders zou uitzien na een week. De vieze, drukkende lucht slaat me in het gezicht als we uit het portaal stappen. Ik hoest verstikt. Riley grijpt mijn schouders voordat ik voorover val. 'Door je mond ademhalen.' Ik doe wat hij zegt en gelijk gaat het beter, ondanks dat de lucht droog en zwaar in mijn longen aanvoelt. 

     Ik druk met de mouw van mijn jas tegen mijn mond. 'Wat ruik ik?' Wat ik ook ruik, het is vreselijk. Het doet me denken aan afval en benzine. Riley grijnst en loopt voor me uit. Het portaal achter me lost op. 'Wat jij ruikt is jullie eigen vervuilde lucht. Allemaal veroorzaakt door die vieze auto's en kerncentrales en domme leefgewoontes van jullie. Wees blij dat ik je naar Ergens heb gebracht.' 

   Hij draait zich een beetje geërgerd om als ik spottend zeg: 'Waar ik zeker tegen muren word gesmeten door jouw exen?' Rollend met zijn ogen draait hij zich om en loopt verder.

     Het is niet alleen de lucht die veranderd is. Het zijn de kleuren, die troebeler en lelijker zijn, de geluiden, die ik eerst nooit hoorde maar me er nu mateloos aan irriteer, en de mensen. De mensen die tussen de graven doorlopen bewegen zich langzamer en ze lijken... kwetsbaarder. Binnenin me rommelt het verlangen om ze te laten zien dat ik ze de baas ben. 

      Ik schud mijn hoofd en deins achteruit, terug de schaduw in. 'Ik kan dit niet.' Riley verschijnt voor me en fronst. 'Ik ben bang dat ik ze wat aan doe.' 

      Riley pakt me beet en wrijft met zijn vingers geruststellend over de rug van mijn hand. 'Dat doe je niet. Ik weet dat het moeilijk is, vooral de eerste keer. Maar op begeven wen je er aan.' Ik laat me door hem meesleuren, richting de mensen op het grindpad. 

      Het regent, zoals Riley al had voorspeld voordat we weg gingen. De druppels glijden zonder me nat te maken van me af alsof ik een wassen beeld ben. De zomer is bijna voorbij en aan de dikke jassen van mijn familie te zien is het koud. Ik heb nergens last van.

      In Riley's hand verschijnt een zwarte paraplu, die hij openklapt en boven ons hoofd houd om te verbergen dat de regen ons niets doet. Tussen de mensen in staan zes jongemannen die ik herken als een paar van mijn neven. Op hun schouders dragen ze een lichtbruine kist. Ik krimp ineen. Daar ligt Simon in. 

       'Wat ben jij eigenlijk van mij?'

       'Hoe bedoel je?'

     Ik haal ongemakkelijk mijn schouders op. 'Niet iedereen kent je als Riley, de koning van Ergens. De rest van mijn familie zal vast denken dat je me vriendje bent.' stamel ik. Gelijk moet ik denken aan de kus van gisteren. 

      Hij glimlacht vermaakt. 'Ik heb je ouders opgedragen om aan iedereen te vertellen dat je naar het conservatorium in Milaan ben gegaan, net voordat Simon stierf. Ik ben een studievriend die je daar hebt leren kennen en omdat je het moeilijk hebt ben ik met je meegegaan naar de begravenis van je broertje.'

       Het klinkt geloofwaardig, maar hij vergeet één ding. 'Maar mijn opa en oma waren erbij toen Simon stierf.' Als we dichterbij komen merkt mijn moeder ons op. 'Een paar herinneringen wegnemen kan geen kwaad.' mompelt Riley. Voordat ik er iets op kan zeggen neemt mijn moeder me al in haar armen.

        'Violet. Ik dacht dat ik je nooit meer zou zien.' snikt ze in mijn jas. Even frons ik niet begrijpend en hou mijn armen een beetje gespreid. Ik weet niet wat ik moet doen, alsof mijn menselijke instinct is verdwenen. Riley gebaart dat ik mijn armen om haar heen moet slaan. 

      Twijfelend sla ik mijn armen om mijn moeder. Ze begint nog harder te huilen. Nu komt mijn vader ook op ons af. Hij pakt mijn moeder beet en sust haar terwijl hij haar bij me wegtrekt, voordat ze me dood drukt. Mijn vader, een man van weinig woorden, knikt alleen en drukt me kort tegen zich aan. 'Riley.' mompelt hij vlak als hij me loslaat. Riley knikt alleen maar naar mijn ouders.

1: Valse belofteWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu