De Honger

1K 55 1
                                    

Het zwarte haar van het wezen vormt een soort lijst om haar in woede vertrokken gezicht. Ze leunt met haar handen tegen de muur en volgt me met haar ogen, terwijl ik een paar passen achteruit deins. 'Ik vermoord je.' sist ze vastberaden. Ik geloof haar direct.

    Ik buk als ze zich afzet en naar me uithaalt met haar nagels. 'Wat heb ik je misdaan?' Ik probeer haar hand af te weren, maar ze slaat met zoveel kracht dat ik tegen een werkbank aan klap. Ik kreun als de punt in mijn vlees snijd. 

     Het meisje gaat te veel op in haar woede om te antwoorden. Ze haalt naar me uit alsof er een waas voor haar ogen zit. Mijn lichaam krijgt de drang om haar woede tegen haar te gebruiken, maar voor mijn hoofd lijkt dat een idioot plan.

     In die cruciale seconden dat ik twijfel grijpt het wezen me beet en smijt me tegen de koelkast. Ze houd me op afstand met lichte weerzin. Haar vingers raken de ijzeren deur net niet. Ik probeer haar handen van me af te trekken, maar ze houd me stellig bij mijn keel beet.

     Ik draai mijn hoofd, zodat haar hand wel mee moet. Er klinkt een zacht gesis in mijn oor als haar knokkels de ijzeren koelkast raken. Ze klemt haar kaken op elkaar om niets te laten merken, maar ze is te laat. Ik krijg haar bovenarmen en ruk er zo hard aan dat ze struikeld. Met een klap komt ze tegen de koelkast. Haar huid begint te sissen en te borrelen.

      Zodra ze me loslaat sprint ik naar de deur. Ik kan Riley niet waarschuwen zonder dat mijn ouders het opmerken. Buiten, waar de zon al onder gaat, heb ik geen kans tegen haar. Alleen hier, in een keuken vol ijzer en messen, kan ik haar misschien vermoorden.

      Vermoorden.

      Het galmt na in mijn hoofd. Eigenlijk klinkt het wel lekker. Dood. Bloed. 

      Ik schud mijn hoofd. Dat is vast niet nodig.

     Toch loop ik naar de deur die terug naar het restaurant leid. Ik vergrendel de deur en barricadeer het met een dessertvork die ik in het slot prak. Daarna vergrendel ik de nooduitgang en de deur naar de personeelstoiletten. 

      Het meisje, dat overeind is gekrabbeld, kijkt me met toegeknepen ogen aan. Hier had ze vast niet op gerekend. Ik zie dat ze nadenkt, over welke zet ze nu zal doen. Ondertussen loop ik naar een houten messenblok dat volgepropt zit met verschillende soorten vlees, hak en broodmessen. Allemaal van ijzer.

      Het vleesmes maakt een zoevend geluid als ik het uit het messenblok trek. Het wezen staart me aan, door haar knieën gebogen en haar tanden ontbloot. Van de schoonheid die ze gisteren op het feest nog uitstraalde is niks meer te zien. De zijkant van haar blote armen, op de plekken waar ze geraakt was door het ijzer, rimpelen en ik zie de huid langzaam genezen.

      'Denk je nou echt dat je mij kan verslaan met dat ding?' Ze wijst naar het mes in mijn handen. Ik weeg het in mijn hand. Niet te licht en niet te zwaar. Het lemmet blinkt gevaarlijk. Wat heb ik te verliezen?

      Ze wil nog iets zeggen, maar ik ben al in de aanval gesprongen. Ze duikt lenig weg voor mijn halen. We dansen door de keuken, als een kat-en-muis spel. Terwijl ze mijn mes probeert te ontwijken deinst ze achteruit voor de ijzeren tafels en rekken. Ik zie dat de aanwezigheid van zoveel ijzer zijn tol begint te eisen.

     Ik drijf haar in de hoeken, dwing haar om weg te springen. Haar hoofd klapt tegen een rek met pannen. De pannen kletteren luid tegen elkaar en het meisje jammert. Langzaam krijg ik de overhand. Ik voel me sterk, herboren. Ik vecht harder dan ik dacht dat ik kon. Mijn hoofd maakt de berekeningen van een soldaat. Ondanks dat ik nog nooit training heb gehad - ik kan mezelf niet eens opdrukken - buigt mijn lichaam automatisch mee met de bewegingen van mijn mes en het wezen.

1: Valse belofteWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu