Hoofdstuk 40

421 20 0
                                    

Ik loop, misschien een paar uur, misschien een dag. Johan komt morgen terug, dan moet ik er zijn. Mijn spieren beginnen te verzuren, de laatste paar dagen ging lopen beter, nu ga ik alleen maar weer achteruit. Ik begin de hallucineren van de pijn in mijn zij. Niet alleen zie ik regenbogen en kerstversiering aan de bomen hangen. Ook hoor ik mensen praten, lachen en schreeuwen. Soms herken ik de stemmen.

Langzaam begin ik de buurt te herkennen. Ik moet in de buurt zijn. Vlekken ontstaan voor mijn ogen. Ik kan niet meer, maar ik moet door. In de verte zie ik een klein stenen huisje. Daar moet het zijn. Na voor mijn gevoel uren lopen, sta ik voor de deur. Ik tast voorzichtig met mijn hand over de deurklink. Op slot. 'Shit.' In de verte hoor ik het geronk van een motor. Mijn handen schieten in mijn haar. Daar is hij. Zo snel als ik kan loop ik om het huisje heen, opzoek naar een andere ingang. Er moet ergens een raam zijn. Asjeblieft zeg dat er ergens een raam is. Ik strompel verder maar merk dat mijn lichaam op is. Als ik net wil opgeven zie ik een licht branden. Ik kruip er langzaam heen en kijk door het kleine raampje. Het is een wc. Het raampje is misschien een meter groot. Toch moet ik het proberen. Voorzichtig sta ik op en steek mijn boven lijf door het raampje. Mijn lichaam schuurt tegen het gesplinterde hout. Zonder er bij na te denken laat ik me door het raampje vallen. Ik raak de grond. En alles begint zwart te worden. Ik ben op mijn hoofd gevallen.

In grijp naar mijn hoofd en voel een straaltje bloed over mijn hoofd lopen. Ik begon in mezelf te schelden en probeer om te zijn. Ik grijp me vast aan iets dat lijkt op een wastafel. Langzaam maar zeker begin ik het te herkennen, het wc'tje naast 'mijn kamer.' Ik hoor een jongenstem, en de tranen springen in mijn ogen. Hij, hij leeft. Ik tast naar de deurklink die vervolgens mee geeft. De deur maakt een hard piepend geluid. Als de deur open is zie ik hem. Hij zit tegen de muur aan. Zijn haar zit alle kanten op en in zijn shirt zitten gaten, zijn ogen zijn gesloten. Hij mompelt zachtjes iets in zijn slaap. Ik kijk naar zijn schattige gezichtje als ik een harde klap hoor. Thomas hoorde het blijkbaar ook want in 1 tel tilt hij zijn hoofd omhoog. Hij kijkt mijn kant op en knippert een paar keer met zijn ogen. Mijn handen trillen en mijn ogen tranen. Hij schud langzaam zijn hoofd. Als bevroren staar ik naar hem. 'D-dit is een droom, d-d-dit is niet echt.' Hij trekt zichzelf op aan de muur en wankelt mijn kant op. Ik proef mijn tranen en glimlach. Hij tast langzaam met zijn hand naar mijn gezicht en strijkt over mijn wang. 'F-faye.' 'Je bent het echt.' Ik knik. In 1 ogenblik sla ik mijn armen om zijn nek. Hij slaat zijn armen om mijn middel en even voelt het alsof er niks veranderd is. Hij ruikt hetzelfde, hij voelt hetzelfde en hij bleef altijd hetzelfde.

Pov Thomas

Tranen lopen over mijn wangen. En ik ruik haar haar. Rozen, rozengeur. Ze heeft gedoucht, ze is bij mama geweest. Ik maak me voorzichtig los van haar. En kijk in haar groene ogen. Ze glimmen van geluk. 'Wat doe je hier Faye, je had me beloofd om..' 'Thom, ik kon je toch niet alleen laten, ik hou veel te veel van je en ik kon niet stoppen met denken aan je.' Een traan
Loopt over haar wang. De vlinders in mijn boek maken plek voor schuldgevoel als op het zelfde moment de deur wordt opengeslagen.

The boy next doorWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu