Hoofdstuk 15.

89 6 2
                                    

Het duurt even voordat ik fatsoenlijk om me heen kan kijken. Zodra mijn ogen gewend zijn aan het licht, verken ik mijn omgeving. In het midden staat de hoorn des overvloeds. Er liggen wapens, rugzakken en voedsel. Daaromheen zijn 24 platformen, net zo'n een als waar ik nu op sta. Een voor een komen ook de andere tributen boven de grond uit. Sommigen herken ik, anderen niet. De grond is van gras, en ruim honderd meter achter ons, begint het bos. Ik herinner me hoe Haymitch zei dat we niet naar de hoorn mogen gaan. Ik ga op zoek naar Katniss. Ze staat vijf platformen bij me vandaan, en staart naar iets dat in de hoorn ligt. Ik volg haar blik. Dan zie ik het. Een boog, en een pijlenkoker ernaast. Ik doorzoek vliegensvlug de hoorn met mijn ogen, maar al snel valt me op dat er maar één pijl en boog is. Ik kijk weer naar Katniss. Op dat moment kijkt ze naar mij. Ik schud mijn hoofd. Dan gaat het kanon af. Het teken dat we mogen beginnen. Verstijfd blijf ik op mijn platform staan. Het grootste deel van de tributen rent richting de hoorn. Slechts een paar rennen richting het bos. Het word snel duidelijk hoe dodelijk de Beroeps zijn. Binnen no-time hebben ze hun wapens gepakt, en ze beginnen woest om zich heen te slaan naar iedereen die in de buurt komt. Dan valt het kwartje. Ik moet rennen. In blinde paniek draai ik me om, en ik ren zo hard als ik kan richting de bosrand. De bomen worden steeds groter, en ik ben er bijna. Ik kan nu de eerste boom al aanraken, en ik zet mijn voet in het bos, als ik door een arm naar achteren word getrokken. Een onbekende tribuut heeft een mes, en drukt het tegen mijn keel. Ik sluit mijn ogen, en bereid me voor op snijdende pijn, en het einde, als de jongen in elkaar zakt. Ik knipper verbaast met mijn ogen als ik zie dat er een pijl achterin zijn rug zit. Katniss. Denk ik gelijk. Ik kijk naar de richting waar de pijl vandaan komt. Het is Katniss niet. Glinster komt in een rottempo naar me toegerend, en ik weet dat ze sneller is dan ik ben. Rennen heeft voor mij geen zin. Ze slaat de boog om haar bovenlichaam heen, en grijpt me bij mijn bovenarm. Ze pakt het mes van de dode jongen, en ik staar naar zijn glazige, dode ogen.
"Kijk eens wie we hier hebben." grijnst ze. Ze is mooi, en ze weet het zelf ook. "Het is Don Juan." ik voel een steek in mijn maag. Ik heb nu al een bijnaam. Ze wil uithalen met het mes, als er een woedende stem haar naam schreeuwt.
"Glinster, NEE!" We kijken tegelijk naar waar het geluid vandaan komt. Het is Cato. Ik beent met grote stappen naar ons toe, en hijst me overeind. Ik tril. "We hebben het hier over gehad, Glinster." snauwt hij. "Als we hem vinden, kan hij ons vertellen waar zíj is." ik voel alle kleur uit mijn gezicht trekken. Ze willen dat ik ze help met het vinden van Katniss. Het veld van de Hoorn is leeg op mij, Cato, Glinster, Clove en Wonder na. Wonder staat in de opening van de hoorn zijn laatste spullen te verzamelen, en Clove staart ons aan. Glinster en Cato nemen me mee naar de hoorn. Ik weet dat tegenspartelen geen zin heeft. Ik kan ze niet helpen met het vinden van Katniss. Dat wil ik ook niet. Ik ga nog liever dood.

De Hongerspelen - Peeta MellarkWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu