Hoofdstuk 3

30 5 4
                                    

POV Storm
"Laat me gaan!" Schreeuw ik. Ik probeer mijn Shannara-steen te gebruiken, maar de Zienerjagers hebben er een soort gel op gesmeerd waardoor de krachten geblokkeerd worden. Ik heb dan natuurlijk ook mijn eigen toverkracht, maar ze hebben ook een soort anti-tover poeder over mijn hoofd gegooid. Ik word een cel in gesmeten en de celdeur knalt achter mij dicht. Ik zie een paarsachtige gloed en weet dat het toverslot geactiveerd wordt.

Ik zucht, sta op en bekijk de cel. Hij is net zoals alle andere cellen van de Zienerjagers. Een tafeltje met smerig rantsoen erop. Een krakend bed, en een smerig wc-hokje. Ik plof neer op het bed, en het kraakt zo hevig dat ik even denk dat hij door midden zou breken. Maar het bed blijft heel. Ik probeer wat te slapen, maar mijn gedachten houden me wakker. Dit is al de zoveelste keer dat ik gevangen ben genomen. Ik moet echt beter oppassen, zoals vader al zei....... vlak voordat hij stierf. Oh? Wil je mijn verleden horen. Nou goed dan.... maar het is geen leuk verhaal.

Ik was nog maar heel klein toen mijn moeder me verstootte. Ik herinner me er niet veel van. Vlak na mijn geboorte waren mijn vader en moeder uit elkaar gegaan. Officieel moest ik bij mijn moeder blijven tot ik volgroeit was. Maar mijn moeder wilde geen Shannara veulentje meer. Mijn vader was ook een Shannara, maar omdat hij best vaak in de problemen zat, werdt mijn moeder bij zijn zaken betrokken. Uiteindelijk was ze er klaar mee, en ze besloot te scheiden. Maar aangezien ik ook een Shannara was, wilde ze mij ook niet meer. Snap je het nog? In ieder geval...
Ik groeide op bij mijn vader, die mij alles leerde over Shannara zijn. We trainden samen in het woud, wat vlak bij ons huis was. Tot op die ene noodlottige dag. We werden beide gevangen genomen door Zienerjagers. Mijn vader was bekend bij deze jagers, en hij werd voor mijn ogen vermoord. En niet een snelle pijnloze dood, nee. Hij kreeg steeds elektrische schokken, opnieuw en opnieuw. Het duurde anderhalf uur voor zijn hart te veel elektrische lading had, en het begaf. Ik heb die hele anderhalf uur moeten kijken, hoe mijn vader aan het lijden was, en langzaam stierf. Vlak voordat hij de pijp uitging mocht ik nog even naar hem toe. Hij had zijn Shannara-steen aan mij gegeven, dezelfde steen die ik nu om mijn nek draag. Hij zei tegen mij 'houd je sterk, en pas goed op.... Ik ben trots op je.' Daarna stierf hij. Door de vele verhalen die mijn vader mij verteld had over de Shannara-stenen, wist ik hoe ik de steen moest activeren. Ik ontsnapte. Eigenlijk was ik nog niet volwassen, en moest ik terugkeren naar mijn moeder. Maar dat wilde ik niet, en ik weet zeker dat ze me nooit zou accepteren. Dus ik ging op mezelf wonen in het huis van mijn vader.

Ik zit nu dus weer gevangen bij Zienerjagers. Maar deze kennen mij gelukkig niet. Ik val net bijna in slaap als ik zachte voetstappen hoor. Ik sta op en loop naar de celdeur om te kijken wie het is. Ik zie een zilverwitte eenhoorn, met een gouden hoorn. Een merrie dus, maar wat doet zij hier? Het is overduidelijk geen Zienerjager, maar waarom zou ze hier gevangen zijn? "Hoe kom ik hier ooit uit?" Vraagt de merrie aan zichzelf. Dan ontstaat er een plannetje in mijn hoofd. Ik kan overal de weg vinden, aangezien ik een Shannara ben. En zij weet blijkbaar hoe je moet ontsnappen. "Dat weet ik wel." Beantwoord ik haar vraag. Ik zie haar opkijken, en zoeken waar mijn stem vandaan komt. "Wie bent u?" Vraagt ze, waarschijnlijk om mijn locatie te bepalen als ik antwoord. Ik wil mijn naam nog niet zeggen, niet voordat ik weet of ze me helpt. "Zeg maar 'je'" antwoord ik daarom. Ze loopt mijn richting uit, tot ze voor mijn neus staat. Ze neemt me van top tot teen op, en ik moet lachen om haar verbaasde uitdrukking op haar gezicht. "Als jij mij bevrijdt, zal ik je laten zien hoe je hier wegkomt, en als je geluk hebt, breng ik je ook nog naar je huis." Zeg ik. "Goed, Storm" antwoord ze. Ik kijk haar verbaast aan. "Hoe weet je dat ik Storm heet? Ik heb je mijn naam toch nog niet verteld?" Vraag ik. Dan worden mijn ogen groot. "B.... ben j... jij  een ziener?" Stamel ik. De eenhoornmerrie knikt. "Vandaar dat jij hier rondloopt. Ik bedoel, je ziet er nou niet bepaalt uit als een Zienerjager, en ik kon geen andere reden vinden dat jij hier gevangen bent." Zeg ik. Ze lacht, en kraakt het slot van de cel. Ik kijk alweer verbaast. "Hoe weet jij hoe je een slot ontketent? Alleen Druïdes kunnen dat." Zeg ik. "Ik ben in opleiding geweest bij een Druïde." Zegt zij. Ik knik, en denk: Wow, een ziener en ook nog in opleiding geweest bij een Druïde! Dat ik dat meemaak!

De merrie moet lachen, waarbij ik haar vragend aankijk. "Binnenpretje." Zegt ze, maar ik geloof het niet. Ik weet haast wel zeker dat ze mijn gedachten las. Ik moet maar oppassen met wat ik denk bij haar. Je weet het maar nooit of ze kwade bedoelingen heeft. Oh prut.... misschien ziet ze dit ook allemaal. Ik schud mijn hoofd en loop de gang in. De merrie volgt mij. Op mijn richtingsgevoel loop ik naar buiten, en ik weet zeker dat we goed zitten als we bij een zwaarbewaakte deur komen.

Ik druk mezelf tegen de muur aan om op te gaan in de schaduw. Dat is het voordeel van een zwart vacht hebben, in plaats van een witte. Anders dan ik valt de merrie wel heer erg op. Ik zie haar om zich heen kijken, waarschijnlijk op zoek naar mij. Ik glip langs de wachters, die mij nog steeds niet opmerken. Ondertussen veeg ik de gel van mij steen af. Zodra ik achter de wachters sta voer ik een slaapspreuk uit, waardoor alle wachters meteen in slaap vallen. Ik open de deur, en dan baadt ik opeens in het zonlicht. Ik moet lachen om de merrie, die haar ogen even dichtknijpt tegen de felle zin. "Hoe heb je die wachters uitgeschakeld?" Vraagt ze. Ik wijs naar de steen om mijn nek, en ze knikt dat ze het begrijpt. "Kom" zeg ik. "Dan breng ik je naar huis." Ze knikt en samen draven we het pad af.

Ik leid haar naar een dorpje, wat best afgelegen is. In elk dorp hebben ze wel een teleportatie-station. Ik breng de merrie naar het station. Daar betaald ze met wat dollercorns en vlak voordat ze de buis instapt schiet het me te binnen dat ik haar naam nog niet weet. Als ik het vraag antwoord ze "Snowdrop." Ik knik en laat haar de buis binnenstappen. In een flits is ze weg, en ik loop naar mijn huis, wat niet al te ver is vanaf het dorpje.

Unicorn [VOLTOOID]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu