Hoofdstuk 11

11 3 2
                                    

POV Storm
Als we bij Galdur thuis komen, gaan we zitten en krijgen we wat te drinken. Onderweg hadden we hem uitgebreid bedankt voor de redding van de wolf. We krijgen ook nog wat te eten, wat ik wel opeet. Daarna vertellen we hem het hele verhaal, van de Zienerjagers tot het vluchten van de wolf.

Aangezien Galdur geen logeerkamer heeft, mogen we in de woonkamer blijven slapen. Galdur gaat naar boven en haalt twee dekens voor ons.
"Ik ga slapen, en dat zouden jullie ook moeten doen. Naar jullie verhaal te horen hebben jullie een lange dag gehad." Wij knikken. "Welterusten Galdur." Zegt Snowdrop. "Slaap lekker." Zeg ik. "Welterusten." Zegt Galdur, waarop hij maar boven loopt, waarschijnlijk naar zijn kamer.

"Ga jij maar op de bank liggen, ik neem het kleed wel." Zeg ik tegen Snowdrop. Ze lijkt te willen protesteren, maar als onze blikken kruisen zegt ze toch maar "oké..." . Dus Snowdrop pakt een van de dekens die Galdur ons bracht en gaat op de bank liggen. Ik pak ook een deken en ga op het grote kleed op de grond liggen. Eigenlijk voelt het nog fijner dan op mijn oude, prikkende matras te liggen. Toch val ik niet snel in slaap. Mijn nachtmerrie blijft na die wolf de hele tijd in mijn hoofd zitten. Alsof het een film is, die steeds opnieuw word afgespeeld.

POV Snowdrop
Ik hoor Storm diep zuchten, dus ik kijk in zijn richting. "Wat is er?" Vraag ik hem. Hij kijkt op, en we kijken elkaar recht aan. "Niks..." zegt hij, waarbij hij zijn blik meteen weer afwend. "Jawel." Houd ik vol. "Ik voel het aan je." Ik lees zijn gedachten om te kijken hoe hij erop reageert.

Zieners, *zucht*. Ze zal niet opgeven tot ik het haar vertel, maar wat moet ze wel niet van me denken wanneer ik dat zeg....

Storm twijfelt duidelijk of hij het tegen me moet zeggen. "Ik beloof dat ik niets zal doorvertellen, en ik zal ook niet lachen." Zeg ik, om hem aan te sporen. "Goed." Zegt Storm, met lichte tegenzin. "Toen ik zo versteend van angst daar stond, je weet wel, met die wolf." Ik knik. "Toen flitste er dus een nachtmerrie aan me voorbij, die ik ongeveer twee dagen geleden heb gehad. Ik heb het jou niet verteld, maar die nachtmerrie ging deels over jou..." Storm hapert even. Dan vervolgt hij zijn verhaal. "We moesten vluchten, door een bos. Jij was zwaar gewond. Je viel neer op de grond, en ik haastte me naar je toe. Je begon steeds zwaarder te ademen, totdat je het lootje legde. Je ging dood, en op dat moment besefte ik iets. Je kan niet doodgaan, je bent daar te speciaal voor." Ik krijg vlinders in mijn buik, van dat grote compliment. Toch is Storm zijn verhaal is nog niet afgelopen. "Toen ik bij jouw lijk zat te huilen, viel een groot zwart wezen me aan. Dat wezen zag er voor hoever ik hem toen kon zien, precies zo uit als die wolf. Ik was bang dat hij je zou doden, en dat je net zo'n dood als in mijn droom zou lijden."

Storm kijkt me recht aan, en ik zie nog steeds de angst in zijn ogen aan de herinnering. Waarschijnlijk is dit zijn grootste angst, de angst om iemand te verliezen die hem dierbaar is. Ik wend mijn blik af, omdat de angst in zijn ogen mij iets te sterk is

Dus ik ben hem dierbaar? Denk ik, waarbij mijn hart een salto maakt. Als ik Storm weer aankijk zie ik dat er een traan over zijn wang glijd. Verwoed veegt hij hem weg, in de hoop dat ik hem niet had gezien. Maar daarvoor is het te laat. In sta op en loop naar hem toe, wat niet heel ver is. Hij volgt elke stap die ik zet. Eventjes aarzel ik of dit wel een goed plan is, maar dat ga ik toch naast hem zitten. Ik fluister hem in zijn oor; "Ik ben nog niet dood hoor, wees maar niet bang." Storm lijkt te kalmeren. "Dat weet ik." Zegt hij. "En ik zal er alles aan doen om je veilig te houden." De vlinders in mijn buik gaan wilder rondvliegen. "Ik houd van je Snowdrop." Zegt Storm, en onzekerheid slaat over in zijn stem. "Ik houd ook van jou." Zeg ik tegen Storm. Ik ga liggen en nestel me tegen hem aan. Zijn warmte geeft me een veilig en beschermt gevoel. Al snel val ik in slaap.

POV Storm
Ze houd van me!
Mijn hart spring een gat in de lucht. Ik zie dat Snowdrop al slaapt. Ze ligt dicht tegen me aan, en lijkt het fijn te vinden. Ik leg mijn hoofd zachtjes naast dat van haar. Ik sluit mijn ogen en val ook in slaap. Ik droom, het is een soort gevolg op mijn nare nachtmerrie.

Ik worstel met de wolf, en weet hem op zijn snuit te slaan, waardoor hij jankend wegrent. Ik sta op, en tot mijn verbazing heb ik helemaal geen wonden. Ik veeg het zand van de bosgrond van me af, en loop weer naar Snowdrops lichaam toe. Ik ga naast haar zitten, en een traan verlaat mijn oog. Hij sijpelt langs mijn wang en valt op Snowdrop haar schouder. Ik sluit mijn ogen, en open ze weer. Opeens zie ik dat Snowdrop wonden verdwijnen. Snel voel ik haar hartslag, wat een positief resultaat geeft. Ik zie haar ribben op een neer gaan. Ze leeft! Haar ogen openen zich en ze kijkt me aan. "Storm?" Vraagt ze zwak. "Ik ben hier Snowdrop." Zeg ik zacht, terwijl de tranen in mijn ogen staan. Maar geen tranen van verdriet, nee, tranen van geluk. Ik omhels Snowdrop, en ze omhelst me terug. Ik voel me de gelukkigste eenhoorn op de wereld.

Unicorn [VOLTOOID]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu