Hoofdstuk 19

15 2 0
                                    

POV Storm
De rest van de dag is iedereen opvallend stil. Waarschijnlijk denkt iedereen na over wat er gebeurd is, zowel in hun eigen leven als in dat van mij. Of ze denken aan wat er gaat gebeuren. Wonder onderbreekt als eerste de stilte die nu al ongeveer een uur heerst.

"Hoe gaan we eigenlijk slapen midden op zee?" Vraagt ze. Nova grinnikt. "We gaan voor anker." Zegt hij. Wonder knikt. "Slaat de boot dan niet om bij hoge golven?" Vraagt ze. Nova schud van nee. "Geen zorgen, De Fesufia is een van de sterkste en stabielste boten." Zegt hij, met een klein klopje op het dek van de boot.

Snowdrop grinnikt en buigt naar me toe. "Ik ship ze." Fluistert ze in mijn oor. Ik moet lachen. "Veel succes ermee." Fluister ik terug. Snowdrop moet nu ook lachen.

De avond begint in te vallen en de zon zakt naar de horizon. "Goed jongens, de zeilen mogen omlaag." Zegt Nova. Samen met Wonder en mij haalt hij de zeilen omlaag. Snowdrop blijft achter het roer.

De boot drijft nog een tijdje vooruit, maar mindert wel vaart. "Storm? Help jij me met het anker?" Vraagt Nova. Ik knik en loop naar hem toe. Na een paar instructies gooien we het anker uit. Niet veel later liggen we stil.

De zon zakt in de zee en zorgt voor een gouden gloed over het water. Nova maakt de bedden voor mij en hemzelf gereed. Wonder doet die van Snowdrop en haarzelf.

Snowdrop en ik zitten samen op het voordek. We staren over de zee. "Zou Nova ook meegaan om Unicornia te redden?" Vraagt Snowdrop me. "Ik weet het niet, maar volgens Galdurs voorspelling niet. Het zijn maar drie eenhoorns, en dat zijn Wonder, jij en ik." Zeg ik. Snowdrop zucht, en legt haar hoofd tegen mijn schouder aan.

We zijn weer stil en kijken naar de ondergaande zon. Ik voel me toch wel gelukkig, ondanks het dreigende gevaar. Het is hier midden op zee zo vredig. En met Snowdrop die met haar hoofd tegen mijn schouder aan ligt, dat maakt alles compleet.

"Luister." Zeg ik. "Wat we in Great Pegasus ook mee mogen maken, vergeet dit nooit. Ik zal altijd van je houden, en ik zal je nooit vergeten." Snowdrop kijkt omhoog naar mij. Ze glimlacht. "Hetzelfde geldt ook voor mij." Zegt ze. Ze nestelt zich nog wat dichter tegen mij aan.

Na ongeveer een half uurtje zo te hebben gezeten worden we beiden moe. "Laten we maar gaan slapen." Zeg ik als ik Snowdrop zie geeuwen. Ze knikt en staat op. Ik volg haar voorbeeld en samen lopen we terug naar de kuip. Daar zitten Nova en Wonder wat te praten.

"We hebben nog niet gegeten." Merkt Nova op. "Ik heb nou niet echt nog honger." Zegt Snowdrop. Ik knik instemmend. "En we moesten ook maar eens gaan slapen." Voegt Wonder bij. Nova kijkt even bedenkelijk. "Dan gaan we maar naar bed. Ik leg wel wat maiswafels op de tafel binnen, voor als we 's nachts honger krijgen." Zegt hij dan.

We knikken en lopen naar beneden. Nova sluit het luik af. Om de beurt gaan we het kleine badkamertje in om ons te wassen.

"Welterusten iedereen." Zegt Wonder. Iedereen zegt min of meer hetzelfde terug. Dan gaan we allemaal naar onze bedden.

Moe laat ik me neerploffen op het bed. Nova moet lachen. "Lange dag gehad?" Vraagt hij, als hij onder zijn deken kruipt. "Ja, al ongeveer sinds zonsopkomst ben ik wakker." Antwoord ik. Nova knikt. Ik kruip ook onder mijn deken.

"Was het gezellig, bij zonsondergang?" Vraagt Nova dan. Ik grinnik. "Ik moet wel zeggen dat jullie echt cute samen zijn." Zegt Nova. "Bedankt.... denk ik." Zeg ik. Nova moet weer lachen. "Als je er over nadenkt zijn jullie een soort van Yin en Yang." Ik moet ook lachen. "Dat is wel heel ver gezocht." Grijns ik.

Nova geeuwt. "Ik ga maar eens pitten." Zegt hij. "Ja goed idee, tot morgen." Zeg ik, terwijl ik een geeuw onderdruk. Nova draait zich op zijn zij met zijn rug naar me toe. Ik hoor hem zuchten, en niet veel later wordt zijn ademhaling regelmatiger, en ik neem aan dat hij slaapt. Ik ga ook gemakkelijk liggen en val vrij snel in slaap.

POV Snowdrop

Dezelfde tijd als dat Nova en Storm praatten

Wonder en ik kruipen allebei onder de dekens. "Wat een dag." Zucht Wonder. "Zeg dat wel." Antwoord ik. "Vond je het leuk? Je eerste dag op een zeilboot?" Vraag ik dan. Wonder knikt. "Ja.... het is best leuk, het zeilen. Behalve het zeeziek zijn dan." Zegt ze.

Ik grinnik. Ik weet nog mijn eerste zeildag. Ik was ook zeeziek, en moest zelfs een paar keer overgeven. Dat is totaal geen pretje. Gelukkig ben ik over mijn zeeziekte heen gekomen.

"Dus, jij en Storm zijn wel close hè?" Vraagt Wonder opeens, na een korte stilte. Ik moet lachen. "Ik zag jullie wel op het voordek, bij een super romantische zonsondergang. Jij met je hoofd tegen zijn schouder aan, zachtjes pratend met elkaar." Gaat Wonder verder.

"Ja ja ik weet het." Zeg ik. Wonder grinnikt. "Jullie zijn echt heel schattig samen." Zegt ze. Ik glimlach naar haar. Dan moet ik gapen. "Ik ga maar eens slapen." Zeg ik. Wonder knikt. "Ik ook maar." Zegt ze. Ik draai me op mij zij, van Wonder af. Ik hoor hoe zij ook anders gaat liggen.

Nog een tijdje blijf ik luisteren naar het geklots van de golven tegen de boot. Zachtjes wiegt die heen en weer, en uiteindelijk word ik in slaap gewiegd.

Ik kijk om me heen. Overal zijn bomen, ik sta midden in een bos. Het is donker, en het bladerdak laat geen licht door. In de verte klinkt het gehuil van een wolf.

Niet veel later word deze beantwoord door een andere wolf, die ook huilt. Ik hoor daarna geblaf, en er kraakt een tak. Ik voel dat ze dichtbij zijn.

Ik kijk schichtig om me heen, op zoek naar een donkere pels die de plek van de wolven zal verraden. Maar het is nutteloos, ik zie ze niet. Dan word ik omver geworpen.

Ik worstel me vrij van een wolf. Ik krabbel overeind en begin te rennen. Zo snel als ik kan zigzag ik tussen de bomen door. Net als ik achterom kijk neemt een wolf een sprong. Ik duik ineen, maar voel niks.

Er klinkt en doffe dreun, en ik kijk achterom. Ik zie Storm, die net een andere wolf afweert. Hij vecht, om mij te beschermen. Ik schiet hem te hulp, letterlijk. Een soort lazers verlaten mijn hoorn, en raken de wolven.

Jankend rennen ze uiteindelijk weg. Storm komt naar me toe en omhelst me. Ik beantwoord de knuffel, en fluister 'dank je' in zijn oor. Hij maakt zich los uit de knuffel en lacht naar me.

Dan galoppeert hij weg, en wenkt me hem te volgen. We galopperen een heel stuk, en het donkere bos gaat over tot een licht en fleurig bos. De zon priemt door het bladerdak heen en zorgt voor een betoverend licht. Het ruikt heerlijk kruidig, en vogels zingen boven mijn hoofd.

Ik kijk naar Storm, en zie zijn vacht glanzen in het zonlicht. Hij lacht nog steeds naar me. Ik voel me de gelukkigste eenhoorn van de wereld.

Unicorn [VOLTOOID]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu