1.2

808 65 73
                                    

Zwijgend naderen we het centrum. Zoals gewoonlijk heerst daar volop bedrijvigheid – Nimue had dus gelijk over de hoeveelheid aanwezige mensen. Voor elk van hen is het een normale maandag. Ze kopen eten voor hun kinderen, leveren hun oogst af of kijken watertandend naar voedsel dat ze toch niet kunnen betalen. Belastingadviseur Titus staat te praten met Lorea Carman, de marktmedewerkster wier dochter zwaar vergiftigd werd gedurende de vorige Eliminatie. De beelden daarvan komen nog regelmatig terug in mijn nachtmerries.

"Waar wil je hem precies ontmoeten?" Arthurs stem klinkt nors. Hij is duidelijk niet blij met wat ik gezegd heb, maar het past niet bij zijn persoonlijkheid om me nu in de steek te laten. Straks zal hij dat wel doen. Als zijn vader zich weer teruggetrokken heeft in het paleis en de eisen bekend zijn, zal Arthur precies vertellen wat hem dwarszit.

Ik haal mijn schouders op. "Het kan best nog wel even duren voordat hij hier is. Laten we daar gaan zitten, dan kunnen we misschien nog wat leren." Zonder op een reactie van hem te wachten loop ik al op een vrij bankje af. Ik laat mezelf op de houten balken zakken en blader door mijn map met aantekeningen. Pas als ik merk dat Arthur niet naast me komt zitten, kijk ik op.

Van twee meter afstand staat hij naar me te kijken. "Dat is ons bankje."

"Ons bankje?" Fronsend kijk ik hem aan. Dan valt het kwartje. Dit is het bankje waar we vorige week op neerstreken nadat we bij de rechtbank vandaan kwamen. Vlak voordat Nestor mijn leven verwoestte. "O, op die manier."

Eindelijk neemt hij plaats. "Ga je nu serieus nog zitten leren?"

"Moet ik daar jouw toestemming voor hebben?"

"Nee, maar je haalt het toch wel."

Ik negeer zijn opmerking en laat mijn ogen over de aantekeningen in mijn schoot flitsen. Hij moet zich er niet mee bemoeien. Het zijn mijn zaken of ik wel of niet nog even voor het examen leer. Die bezorgdheid van hem maakt me gek.

Het lukt me niet om me te concentreren, wat me absoluut niet verbaast. Na een paar minuten leg ik mijn aantekeningen dan ook maar naast me op de bank neer. Ik zal het moeten doen met alle informatie die op dit moment in mijn hoofd zit.

Op het plein is nog steeds geen spoor van Nestor te bekennen. Wel zie ik aan de overkant Servius zijn kantoor uit komen. Ik steek mijn hand naar hem op. Hij ziet het en komt op ons af.

"Ha jongens. Lekker buiten aan het leren voor de examens?"

"In februari?" Ik kijk hem aan alsof hij gek is geworden. "Natuurlijk niet. We wachten op Nestor. Hij heeft zijn eisen bepaald."

Meteen verstart de uitdrukking op het gezicht van 's lands enige journalist. Hij was een van de vele getuigen die vorige week zagen hoe Nestor me de trouwring van mijn vader overhandigde. Daardoor wist ik dat ze hem te pakken hadden. "O. Succes dan."

"Dank je." Vroeger zou ik in zijn armen zijn gekropen om bescherming te zoeken, maar mijn strijd met de consul lijkt een soort onzichtbare muur tussen ons op te hebben getrokken. Hij durft mijn kant niet te kiezen. Ik dacht dat ik hem wel voor me kon winnen en vroeg hem mee te doen in de strijd, maar hij wilde alleen mijn kant kiezen zonder daadwerkelijk actie te ondernemen. Het ergste is dat ik hem dat kwalijk neem, terwijl het een heel begrijpelijke keuze is.

"Als er iets is dan kom je maar naar me toe. Ik heb nu pauze. En je bent sowieso altijd welkom in mijn kantoor, dat weet je."

Ik knik, want dat weet ik inderdaad. Al sinds mijn elfde ben ik altijd welkom in zijn kantoor. Alleen voel ik me er tegenwoordig niet meer zo welkom als toen ik er voor het eerst voet over de drempel zette. En laten we eerlijk zijn, dat heeft maar voor een klein deel met hem te maken.

(Uitverkoren 3) De machtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu