2.2

717 68 3
                                    

Als ik klaar ben met het examen, verwacht ik half en half dat Marlon buiten de school op me staat te wachten met slecht nieuws, maar het is Servius die bij het hek staat. Gehaast loop ik op hem af.

"Zeg alsjeblieft dat je niet hier bent om te vertellen dat mijn vader dit keer écht dood is."

"Nee, Marlon heeft me laten weten dat het naar omstandigheden goed gaat met hem. Hij is ernstig verzwakt, maar het ziet ernaar uit dat hij er wel bovenop zal komen. Ik kom voor jou."

"Voor mij?" Dat is onzin. Ik mag niet eens meer journalist worden. Waarom zou hij nog contact met me willen?

"Ik hoorde de eisen van Nestor. Ik vrees dat er weinig anders opzit dan je eraan houden, maar ik wil je laten weten dat je best nog af en toe bij me op kantoor welkom bent. Om bij te praten, bijvoorbeeld."

Hoe graag ik dat ook wil, het kan niet. "Dat vindt Nestor nooit goed."

"Dat vindt hij ook niet, maar ik wel," zegt Servius.

Langzaam schud ik mijn hoofd. "Dat zou alsnog de dood van mijn vader kunnen betekenen. Hoewel ik ondertussen wel heel benieuwd ben waarom Nestor me zo graag bij dat mysterieuze internet van hem uit de buurt wil houden."

Verschrikt kijkt Servius om zich heen om te controleren of niemand dat gehoord heeft, waarna hij me indringend aankijkt. "Wat weet jij van internet?"

"Alleen dat het na zes uur 's avonds geactiveerd wordt en dat het op elke computer van het land staat, terwijl volgens mij bijna niemand weet wat het is. Heb ik gelijk?" Met Servius durf ik hier wel over te praten. Alleen al het feit dat hij hierheen is gekomen om me uit te nodigen in zijn kantoor bewijst dat hij meer aan mijn kant staat dan die van Nestor.

Hij knikt voorzichtig. "Er zijn inderdaad maar een paar mensen die ervan af weten. In ieder geval Nestor, Janus en Calypso, en Aeneas en Fergus trouwens ook."

"Aeneas ook?" Ik wist wel dat hij het lievelingetje van zijn vader was, maar dat hij over deze kostbare informatie zou beschikken had ik niet durven gokken.

"Hij ook, ja. En hoe precies heb jij het ontdekt? Was je weer eens nieuwsgierig, zoals altijd?"

"Nee, ik klikte er per ongeluk op toen ik na sluitingstijd in de bibliotheek was. Nestor heeft me betrapt en daarom werd ik de arena in gestuurd. Arthur denkt dat ik anders uitverkoren was geweest. We zijn later nog een keer samen teruggegaan, maar toen hebben we niet meer gedaan dan wat pagina's met informatie bekijken. Ik geloof niet dat ik begrijp hoe het allemaal precies werkt."

"Laten we beginnen met het feit dat de informatie op die pagina's niet gecensureerd is," zegt Servius. "Het is allemaal waar. Het meeste althans."

"Wacht even, wat voor woord gebruikte je nou?" Omdat ik moe ben van alles wat er vandaag al is gebeurd, laat ik mezelf op het bankje zakken. Het bankje waar ik eerder vandaag nog met Arthur zat.

"Gecensureerd. Dat betekent dat bepaalde dingen niet worden verteld of verdraaid worden omdat de consuls niet willen dat het gewone volk het weet."

Zoals de hyena, die wel degelijk uitgestorven is. "Servius, ik vind dit ontzettend interessant allemaal, maar eigenlijk moet ik nu naar huis. Ik moet mijn vader zien."

"Ja, dat begrijp ik. Ga maar snel. Zullen we anders morgenavond in mijn kantoor afspreken om het een en ander verder op te helderen?"

Ik weet dat als ik op dit aanbod in zal gaan, ik geen rustig leventje in de olijfgaard meer zal hebben. Als ik dit doe, betekent het dat ik nog steeds doorga met de revolutie die Arthur in gang wilde zetten. Misschien is dit mijn enige kans om hem te laten zien wat hij voor me betekent. "Hoe laat moet ik er zijn?"

-

Nadat ik afscheid heb genomen van Servius, zet ik het op een rennen naar huis. Hijgend sprint ik de deur door.

"Pap?"

"In bed," antwoordt mam, die aan de eettafel groenten zit te snijden voor het avondeten. "Ze hebben hem ernstig mishandeld en hij heeft hoge koorts door een infectie aan een van de wonden."

Hoge koorts is nooit goed. De laatste keer dat ik dat zelf had, werd mijn zusje afgestaan om mijn leven te kunnen redden. Stilletjes sluip ik de slaapkamer in en kruip naast pap in bed. "Hé. Hoe gaat het?"

"Ik krijg het maar niet warm," is zijn antwoord. Hij legt zijn hand op mijn wang. "Ik ben blij je weer te zien, Deia, ook al had ik het begrepen als je voor Arthur had gekozen. Sterker nog, ik vind dat je dat had moeten doen. Je hoeft niet ongelukkig te zijn voor mij."

"Het is goed, pap. Maak je over mij maar geen zorgen. Ik ga met Marlon trouwen. Denk ik, tenminste. Ik heb hem eigenlijk nooit gevraagd of hij dat wil." Of of dat ik het zelf wil.

Pap glimlacht geforceerd. "Het is een aardige jongen, maar ik zie dat je gelukkiger bent met Arthur. Maar vertel eens, jullie waren getrouwd?"

"Ja. Het was niet gepland of zo, we zijn gewoon naar de rechtbank gegaan en hebben Fergus gevraagd of hij ons wilde trouwen. We hadden niet eens ringen, dus hebben we die van mam gebruikt." Een trieste glimlach neemt bezit van mijn gezicht bij de herinnering aan dat moment. Toen waren we nog gelukkig samen. Het is zo'n ander beeld dan de gekwelde Arthur die ik vandaag heb gezien.

Pas als ik paps natte vingers over mijn gezicht voel bewegen, merk ik dat ik aan het huilen ben. Met het beetje kracht dat hij nog in zich heeft, probeert hij me tegen zich aan te drukken. "Wat is dat toch? Alle mooie vrouwen in mijn leven verliezen hun grote liefde."

Omdat ik weet dat hij een grapje maakt, probeer ik mijn mondhoeken wat omhoog te trekken. Het lukt echter niet zo goed. Hoe had ik nou een goede keuze moeten kunnen maken? Het was of Arthur ongelukkig maken of mijn vader laten sterven en daarmee mijn zusje en mijn moeder ongelukkig maken. Om nog maar niet te spreken over mijn eigen geluk, want ik moet hoe dan ook iemand missen in mijn leven.

Als ik naast me kijk, zie ik dat mijn vader in slaap gevallen is. Dat is maar beter ook. Als hij slaapt, kunnen zijn verwondingen misschien genezen.

-

Zelf lukt het me niet om in slaap te komen als ik een paar uur later in mijn eigen bed lig. Het is wennen om Vinny weer naast me te voelen na een aantal weken of alleen of met Arthur geslapen te hebben.

Ik vraag me af of Arthur nu ook wakker ligt. Zou Arachne al haar intrek hebben genomen in het paleis? En slaapt ze dan in mijn oude kamer? Het kost me geen enkele moeite om me die trut daar voor te stellen. Ik zie haar al vredig slapend in bed liggen, haar blonde haren als een waaier over het kussen, glinsterend in het maanlicht. Eigenlijk is het maar goed dat Arachne zo'n trut is, anders was Arthur vanzelf wel verliefd op haar geworden.

Zuchtend draai ik me nog eens om. Iedereen slaapt en ik lig weer eens wakker. Sommige dingen veranderen dus nooit.


(Uitverkoren 3) De machtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu