14.2

591 62 26
                                    

Het is behoorlijk raar om weer in het paleis te wonen. Nadat het bloed van mijn gezicht is gewassen, nemen Arthur en ik de Dreyer-kinderen mee naar de keuken om ze een fatsoenlijke maaltijd te geven.

"Zo," zegt Arthur als een pan soep zachtjes pruttelt op het fornuis. "Daar zijn we dan weer. Ik weet nog niet precies wat we met mijn moeder moeten doen, of met de rest van mijn familie, maar ik beloof je dat dit snel echt ons huis zal worden."

"Ik waardeer het heel erg dat je dat zegt, maar waarom gaan wij niet gewoon weg? We zouden een plekje voor onszelf kunnen hebben." Het paleis is groot en in sommige opzichten mooi, maar het is iets dat hoort bij andere mensen. Bij een andere periode uit de geschiedenis van dit land.

Arthur knikt begrijpend. "Daar hebben we het later nog wel over, oké? We kunnen hier voorlopig toch nog niet weg. Eerst moeten we ervoor zorgen dat het land weer een beetje op orde komt."

Daar zit wel wat in. Laten we eerst de chaos temmen voor we bouwvakkers opdragen een huis voor ons te bouwen. "Hoe gaan we nu precies verder?"

"We wachten tot de rest terug is en dan zal ik samen met Aeneas een vergadering organiseren waarin we dat bespreken. Op de een of andere manier zullen we voor nieuwe leiders moeten zorgen. Het liefst leiders die door het volk zelf gekozen worden, maar dat bespreken we nog wel."

Alleen al het idee dat het volk hun eigen leider kan kiezen, maakt dat mijn hart een klein vreugdedansje doet. Voor het eerst zal erfelijkheid niet bepalen wie er in dit land de scepter zwaait. Dat is nog eens nieuws dat in de krant mag. De krant! Tranen springen in mijn ogen als ik eraan denk. Nu Nestor het niet meer voor het zeggen heeft hier, kan ik alsnog journalist worden. "Ik moet naar Servius toe."

"Dan ga ik met je mee."

Ik laat me door Arthur de kamer uit voeren en de trap af, het paleis uit. Over het aangestampte zandpad lopen we naar het huis waar de journalist en de paleishuishoudster wonen. Iets vertelt me dat Servius op een moment als dit niet aan het werk is.

Daadkrachtig duw ik de deur van het huis open en stap naar binnen. Servius is inderdaad thuis; hij zit aan de eettafel.

"Goedemorgen," begroet hij ons. "Is er al nieuws? Ik stond net op het punt om naar de arena te gaan."

"Niet dat we weten. Ik wil alleen maar komen zeggen dat ik nog steeds journalist wil worden."

Servius glimlacht breed. "Geen probleem, meid. Laat het me maar weten als je met je opleiding wilt beginnen."

"Morgen," zeg ik zonder aarzelen. Hoe sneller, hoe beter. Vandaag zou nog beter zijn, maar ik denk dat er daarvoor nog te veel geregeld moet worden.

"Morgen?" Servius' borstelige witte wenkbrauwen rijzen omhoog. "Weet je dat zeker? Moeten jullie niet eerst de consuls berechten?"

Vertwijfeld kijk ik Arthur aan. Ik wil dit echt heel graag, maar ik weet ook dat we beter eerst kunnen zorgen dat het land weer stabiel wordt. "Goed, niet morgen. Ik laat het je wel weten als ik er klaar voor ben." De hele puinhoop die er nu heerst, is mijn verantwoordelijkheid, dus zal ik die ook op moeten lossen.

"Dat is goed," knikt Servius. "Je weet dat je altijd bij mij terechtkunt."

Dat weet ik inderdaad en dat is fijn. Als er iemand is op wie ik kan rekenen dan is het Servius wel.

Arthur pakt mijn hand. "Lieverd, als jij nou nog even met Servius de details over je opleiding doorspreekt dan ga ik naar de arena om te kijken hoe het met Aeneas is."

"Ik ga mee," zeg ik resoluut. "Dit moet zo snel mogelijk afgehandeld worden. Ik spreek je nog wel, Servius."

"Geen probleem, meid. Je weet me te vinden."

(Uitverkoren 3) De machtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu