3.2

766 65 15
                                    

Als ik na het avondeten naar het centrum loop, stuitert er een bal van zenuwen door mijn maag. Ik weet niet zo goed wat ik moet vinden van mijn afspraak met Servius. Aan de ene kant vind ik het natuurlijk fijn om hem te zien en om weer in een zo vertrouwde ruimte als het journalistenkantoor te kunnen zijn. Maar aan de andere kant is het ook eng dat hij me gaat vertellen over internet. Wat als iemand het ontdekt?

Ik heb het idee dat het hele land mijn hart kan horen kloppen als ik de trappen naar de tweede verdieping beklim. Het is doodstil in het trappenhuis en datzelfde geldt voor de gang waar ik daarna in beland. Zelfs het geluid van mijn ademhaling lijkt enorm op te vallen in deze leegte. Het is beduidend anders dan de bedrijvigheid die er overdag heerst.

Servius zit achter zijn bureau naar het scherm van zijn computer te turen. Als ik binnenkom, kijkt hij op. "Deia, goed dat je er bent."

Ik weet niet of het goed is dat ik er ben, dus zeg ik maar niks terug. In plaats daarvan loop ik op het raam af en schuif het dikke, donkergrijze gordijn ervoor. "Heb je iets dat minder licht geeft dan die lamp? Ik wil niet dat mensen van buitenaf kunnen zien dat ik hier ben." Het doet me denken aan die keer dat Arthur en ik een hele nacht opgesloten zaten in de bibliotheek. Toen hij binnenkwam, dacht ik dat hij zijn vader was en verstopte ik me achter een gordijn. Dat was stom, want het maanlicht scheen er dwars doorheen, waardoor het duidelijk was dat er iemand achter stond. Die fout zal ik niet nog eens maken.

"Ik heb kaarsen," antwoordt Servius. "En het computerscherm geeft ook licht."

"Kaarsen zijn prima." Ik loop op de lichtschakelaar af en zet die om. Dan sleep ik een extra stoel naar het bureau om naast Servius te kunnen zitten. Het donker maakt me niet uit. Ik ben banger voor internet dan voor gebrek aan licht.

De journalist trekt zijn bureaula open. In de blauwachtige gloed van het computerscherm zie ik hoe hij een paar kaarsen tevoorschijn haalt en die aansteekt.

"Waarom liggen er kaarsen in je bureau? Heb je vaker geheime ontmoetingen buiten werktijd?"

"Nee," lacht Servius nerveus. "Die zijn voor als de stroom uitvalt."

Natuurlijk. De stroom valt regelmatig uit in dit land. Thuis hebben we daar niet zo veel last van, want we hebben nauwelijks elektrische apparaten, maar ik kan me voorstellen dat het als journalist best lastig kan zijn.

"Goed. Waar zullen we beginnen?"

"Wat kun je allemaal met internet? Daar ben ik ondertussen wel benieuwd naar. Waarom wil Nestor het verborgen houden voor de rest van het land?"

"Omdat er vroeger opstanden zijn geweest dankzij internet," antwoordt Servius alsof het de normaalste zaak van de wereld is. "Vroeger waren er in dit land veel meer computers, maar dat is erg lang geleden. Nog voor Nyghir werd geboren. Dat heeft Nestor me zelf verteld."

"En dus is het waar? Ik denk namelijk dat Nestor er geen enkel probleem mee heeft om niet altijd de waarheid te vertellen." Wat dat betreft was het behoorlijk slim van Marlon om bewijs te vragen voor ik op de eisen in zou gaan.

"Het is waar, Deia. Je kunt er ook over lezen op internet, al hebben de consuls liever niet dat iemand de site kent."

Niet-begrijpend kijk ik hem aan. "De wát kent?"

"De site, een plek op internet. Een pagina. Vroeger was internet heel groot, maar ze hebben het voor de bevolking afgesloten toen het voor opstanden zorgde. Mensen konden via hun computer contact met elkaar leggen en zo plannen maken om een revolutie te starten."

Marlon zou het ongetwijfeld fantastisch vinden om dit te horen. Alleen ga ik het hem nooit vertellen, want dat loopt zeker weten uit op een echte revolutie. "Kunnen wij ook contact leggen met een andere computer?"

(Uitverkoren 3) De machtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu