15.

616 61 38
                                    

"Deze is voor Shiri." Marlon trekt de bebloede speer terug en haalt nog een keer uit. "En deze is voor Vergil." Nog een keer. "En deze is voor mijn moe-"

"Stop!" Arthur rukt de speer uit Marlons hand. "Je vermoordt hem."

"Dat is ook de bedoeling," briest Marlon. "Hij heeft mijn hele familie van kant gemaakt, plus nog meer onschuldige mensen. Als iemand het niet meer verdient om te leven, is hij het wel."

Een bezorgde Aeneas knielt neer bij zijn vader, die helemaal slap naar één kant gebogen ligt. Omdat hij nog steeds aan een paal vast zit, kan hij niet helemaal in elkaar zakken. Met een paar behendige bewegingen weet Aeneas het touw los te maken. Hij duwt zijn vader in het zand en trekt diens jas uit, die helemaal onder het bloed zit.

Ook Arthur knielt op de grond neer. "Pa?" Hij kijkt op naar Aeneas. "Ademt hij nog?"

Aeneas bijt op zijn lip. "Volgens mij niet." Voorzichtig pakt hij de pols van Nestor beet en voelt eraan. "Zijn hartslag is heel zwak. Dit gaat hij nooit meer redden."

"Shit."

In plaats van op Arthur te reageren, kruipt Aeneas nog dichter naar het hevig bloedende lichaam toe. Hij pakt zijn vaders hand vast en begint te fluisteren. "Rust zacht, pa. Ik weet dat u mij vermoord zou hebben als u me gevonden had, maar ik u niet. Ga maar lekker slapen. Ma houdt van u, dat heeft ze altijd gedaan. Arthur en ik zijn bij u. We gaan niet weg voordat -" Zijn adem stokt en hij kijkt op naar zijn broertje. "Hij is dood."

Arthur knippert ongelovig met zijn ogen. "Dit is zo raar. Ik had altijd verwacht dat het andersom zou zijn. Dat hij mij zou zien sterven."

"Het spijt me, Arthur. Dat hij jou altijd zo behandelde."

"Dat is niet jouw schuld. Iemand moest de pispaal zijn."

Aeneas staat op. "Jawel. Het spijt me echt dat jij altijd het kleine, zwakke broertje leek. Ik hoop dat we op een dag net zo'n sterke band hebben als pa had met oom Janus."

"Schijn bedriegt," mompelt de andere consul, die verdwaasd naar het lichaam van zijn dode broer zit te kijken.

Arthur kijkt even fronsend naar zijn oom, maar richt zich dan weer tot Aeneas. "Ik ben blij dat jij niet zo veel op hem lijkt als ik altijd dacht."

Ik pak Arthurs hand vast. "Wat nu? Moeten we hem begraven?"

"We moeten eerst die gast van Acirus vinden," bromt Aeneas grimmig. "Deia, als jij hier de wacht overneemt dan ga ik met Arthur achter hem aan."

Ik wil niet dat ze Marlon oppakken. Hoewel hij net iemand heeft vermoord, maakt juist dat hem tot een soort volksheld. Dankzij hem zijn we voorgoed van Nestors tirannie verlost. Ik wil hier dan ook niet blijven afwachten tot ze hem pakken.

De keuze is echter al voor me gemaakt. Net als Aeneas en Arthur de jacht willen openen, komt Fergus DeLisle de arena in. Hij sleept iets achter zich aan en ik hoef niet te raden dat dat het lichaam van Marlon is. Mijn houding bevriest. Is Marlon ook dood?

Tot mijn grote opluchting zie ik het hoopje op de grond bewegen terwijl de broers Corcoran op hem af stappen. Met een rauw geluid hoest hij bloed op en spuugt het in het zand. Arthur houdt een celdeur open zodat Aeneas het lichaam naar binnen kan slepen. Als Aeneas de cel weer uit komt, draait hij de deur op slot en steekt de sleutel in zijn zak.

Pas als ik mijn blik van de gewonde Marlon los weet te trekken, merk ik op hoe Janus in een worsteling met een burgerbewaker is verzeild geraakt in een poging los te komen.

"Laat me los, idioten! Jullie hebben mijn broer vermoord."

"Dat komt dan mooi uit," merkt mijn vader bars op. "Want jouw familie heeft mijn broer en zus ook vermoord. Om nog maar te zwijgen over al die anderen."

(Uitverkoren 3) De machtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu