Ik word wakker van de bewakers die het ontbijt komen brengen. Het is een wonder dat we überhaupt nog wat te eten krijgen. Ik vermoed dat dat is omdat de consuls ons graag zo sterk mogelijk zien sterven. Aan zwakke hoopjes ellende die al half gestorven zijn van de honger beleven ze geen plezier. Gezien ik niet van plan ben om te sterven, komt dat me goed uit.
Rustig kauw ik op het stuk brood, ondertussen kleine slokjes van mijn water nemend. Zo goed heb ik in dagen niet gegeten. Nog een voordeel van opgepakt worden. Het lijkt bijna iets goeds. En eigenlijk is het dat ook, als alles vandaag tenminste volgens plan verloopt.
Ik verwacht dat er gauw iemand langs zal komen om ons te vertellen wanneer we berecht worden of iets dergelijks, maar er gebeurt niks. Hopelijk is dat een goed teken. Of is het juist slecht?
Tientallen vragen malen door mijn hoofd. Zou Servius mee willen werken aan het plan? Heeft Aeneas de rest van het volk zo ver gekregen om de straat op te gaan en te protesteren? Is dit plan wel waterdicht? Het drijft me tot waanzin dat ik hier maar gewoon moet zitten afwachten.
Er gaat nog zeker anderhalf uur voorbij, maar dan klinken er rennende voetstappen op de gang. Is dat Aeneas al die ons komt halen? Hoopvol gooi ik het luikje in de deur van mijn cel open. Maar het is Aeneas niet.
De deur vliegt open en een bewaker duikt op me af. Voor ik besef wat hij doet, heeft hij mijn handen weer op mijn rug gebonden. Dit is zeker geen reddingsactie.
Nadat mijn polsen vastgebonden zijn, schuift de bewaker een doek voor mijn ogen die mijn zicht volledig belemmert. Zonder enige vorm van uitleg sleurt hij me mee de gang op.
Ik probeer niet te laten merken hoe bang ik ben. Mijn benen lijken het bij elke stap te willen begeven en mijn bonkende hart draait overuren. Wat is er aan de hand?
Door de richting die we op gaan en de koele lucht op mijn armen merk ik dat de bewaker me naar buiten duwt. Terwijl ik bijna over de drempel struikel, valt me nog iets op. Geschreeuw. Dit is niet zomaar een woedend persoon die de straat op is gegaan, dit zijn er meerdere. Tientallen, zo niet honderden.
Onwillekeurig verschijnt er een lach op mijn gezicht. Wat er ook gebeurt, Aeneas heeft in ieder geval niet helemaal gefaald.
Ik word een trapje opgeduwd en uit pure logica weet ik dat ik nu op het podium moet staan waar tijdens de Zuivering de namen van de Uitverkorenen worden voorgelezen. Het gejoel van de menigte zwelt aan. Volgens mij roepen ze iets als 'weg met de consuls'. Heel goed.
"Stilte!" roept de ijzingwekkend bekende stem van Nestor door een microfoon, maar de mensenmassa kalmeert nauwelijks. Overal om me heen klinken geluiden die ik niet kan plaatsen. Blijkbaar weerhouden ze Nestor er niet van om verder te praten. "Deze opstandigheid wordt hier niet getolereerd. Om jullie te laten zien wat er gebeurt met onschuldige burgers, zullen we onmiddellijk overgaan op de executie van Deianeira Holborn."
Mijn hart lijkt een kilometer omlaag te vallen. Executie. Dit stond helemaal niet in het plan.
De mensen worden gek. Hun gebrul wordt harder en het komt ook dichterbij. Ze bestormen het podium. Ik hoor kreten van pijn, maar ze zijn niet van mij. Iemand botst tegen me aan en plotseling wordt de wereld weer zichtbaar.
En wat ik zie is prachtig. Het hele land lijkt leeggelopen te zijn om te protesteren. Ik zie zelfs spandoeken met namen van personen die niet ouder werden dan zestien, of andere teksten die tegen de consuls gericht zijn.
Een mes snijdt het touw rond mijn polsen los. Ik kan weer vrij bewegen. Toch blijf ik stilstaan, want ik wil weten wat er met Nestor is gebeurd. Hij ligt op de grond, met Aeneas bovenop hem.
JE LEEST
(Uitverkoren 3) De macht
FantascienzaOm haar vader in leven te houden, moet Deia voldoen aan eisen die Nestor stelt. Doet ze dit niet dan zal ze hem alsnog verliezen. Maar kan en wíl ze wel een keuze maken? Cover door @glittersinmijnhaar