13.2

595 65 9
                                    

Het is zo fijn om ons vertrouwde huis weer te zien. Ik dacht dat ik hier nooit meer terug zou komen. Met elke stap wordt mijn geluksgevoel vergroot, tot ik uiteindelijk de voordeur openduw en de keuken binnenstap.

Midden in de ruimte blijf ik staan en kijk om me heen. Het ziet eruit alsof het leven hier elk moment verder kan gaan, alsof we alleen maar even boodschappen waren gaan doen. Er staat nog een mok op het aanrecht met maar een half oor waarin zo te zien paardenmelk heeft gezeten. En de bedden zijn, door de open slaapkamerdeur te zien, niet eens opgemaakt.

Ik wil net kijken of er nog iets te eten in huis is als er nog iemand de drempel over stapt. De buurvrouw strompelt op me af en slaat snikkend haar armen om me heen. "O Deia, meisje, ik ben zo blij dat alles goed is met je. Ik was zo bang dat je... dat je..."

"Het is al goed, ik leef nog," zeg ik, omdat ik aanvoel dat ze wilde zeggen dat ze dacht dat ik dood was. Net zo dood als haar eigen dochter.

"En je moeder?"

"Zij ook. Mijn vader is met Marlon onderweg om haar op te halen van de plek waar we iedereen hebben achtergelaten." De plek waar hoogstens twee dode soldaten liggen. Mijn familie leeft gelukkig nog.

"Lieve hemel, ik was zo ongerust. Er kwam maar geen bericht over jullie."

"Alles is goed nu. We gaan ervoor zorgen dat dit land verandert in een eerlijke samenleving."

"Dat zou echt heel fijn zijn."

"Zonder Eliminatie," benadruk ik. "Als het aan Arthur en mij en alle anderen ligt, blijven zestienjarigen voortaan allemaal leven."

Ze klopt op mijn schouder. "Bodine zou zo trots zijn geweest op je."

"Ik heb het haar beloofd." Mijn keel wordt dik van de tranen bij de gedachte aan dat moment op de dag van de Zuivering. Ik zat bij de familie Lennox aan de keukentafel en beloofde Bodine dat ik alles zou stoppen, ook al had ik geen idee hoe. En kijk mij nu. Het is me gewoon gelukt. "Ik weet zeker dat zij me hier de kracht voor heeft gegeven. In mijn eentje had ik dit nooit gekund."

"Jawel hoor," glimlacht Adelia. "Je bent een sterke slimme meid. Ik weet zeker dat de consuls je alleen niet uitverkoren hebben omdat ze bang voor je waren."

"Heb je het nog niet gehoord? Dat waren ze blijkbaar inderdaad. Aeneas heeft net bekendgemaakt dat ik officieel op de lijst stond, maar er vlak voor de Eliminatie af ben gehaald. Nadat ik internet had ontdekt."

"Internet?" Adelia moet haar huis ngo niet uit zijn geweest tot nu toe, want ze kijkt me fronsend aan. "Is dat waar al die ophef buiten over is? Thorben is erheen gegaan, maar het leek mij veiliger om binnen te blijven met de kinderen." De enige twee die ze nog heeft, maar dat voegt ze er niet aan toe.

"Het is veilig nu. Iedereen is aan het feesten."

"Wat fijn," verzucht Adelia. "Is ook alles goed met Kyara? Vivien was behoorlijk overstuur omdat ze ineens was verdwenen."

"Dat had ze maar moeten bedenken voordat haar man mensen omkocht met medicijnen in ruil voor hun dochter. Kyara is mijn zusje. Ze hebben haar afgestaan aan Janus en Vivien om mijn leven te kunnen redden."

"Lieverd, ik weet hoeveel je moeder van haar houdt, maar je kunt zo'n kind toch niet zomaar meenemen?"

Verbaasd knipper ik met mijn ogen. "Wacht even, wist jij dit al die tijd al?"

Adelia knikt. "En daarmee was ik een van de weinigen. Tegen anderen heeft ze hetzelfde verhaal verteld als ze jou jarenlang heeft laten geloven: dat de baby is overleden bij de geboorte. Hoe ben je erachter gekomen?"

"Pap heeft het me verteld. Het is een lang verhaal. Is verder alles goed bij jullie?"

"Bij ons wel, maar de Dreyers..."

"Wat is er met de Dreyers?"

"Dood."

"Allemaal?" Alsjeblieft niet nog meer onschuldige kinderen. De tientallen arena-doden die jaarlijks vallen, zijn wel genoeg.

"Nee. Alleen Rhea en Midas. De meisjes leven nog, maar ze zijn doodsbang."

Ik sluit mijn ogen een seconde, mompel een vloek en sprint dan de deur uit. Met een paar passen ben ik bij het huis aan de andere kant van dat van de familie Lennox. Meteen als ik de deur openzwaai, zie ik ze zitten: drie kleine, bange vogeltjes met betraande wangen in een hoekje tegen de muur. "Glass?"

Het oudste meisje kijkt op. Meteen verandert haar gezichtsuitdrukking van bang in boos. "Ga weg jij."

"Het spijt me."

"Jij hebt onze ouders vermoord!" schreeuwt ze. "Rot op! Ik wil jou niet zien."

"Ik heb je ouders niet vermoord. Dat hebben Nestor en Janus gedaan." Al kwam het wel door iets wat ik gedaan heb, maar het zal vast niet helpen om dat erbij te zeggen. Deze meisjes moeten me toestaan om ze te helpen. Dat gaat niet als ze een hekel aan me hebben.

Ik loop verder naar binnen en kniel neer bij het jongste kind, Phyllis van vier. Omdat zij nog nauwelijks begrijpt wat er aan de hand is, kruipt ze meteen bij me op schoot en slaat haar magere armpjes om mijn nek. In mijn armen snikt ze verder.

"Hé Phyllis," begin ik. Ik heb helemaal geen verstand van kleine kinderen en hoe ik ze moet benaderen. "Waarom komen jullie niet met mij mee? Ik kan voor jullie koken."

Over eten beginnen werkt meestal bij kinderen die kapotgaan van de honger. In Glass' ogen verschijnt een vertwijfelde blik. Ze weet niet of ze me zo erg moet haten dat ze niks te eten van me aanneemt.

"Echt waar, ik wil jullie alleen maar helpen. Over een paar dagen zijn mijn ouders weer allebei hier. Ik weet zeker dat zij graag voor jullie zouden zorgen."

"Niet waar," zegt Glass. "Daar hebben ze helemaal geen geld voor. Vinny heeft altijd honger. Jullie kunnen ons er niet ook nog bij hebben."

"Het leven wordt anders nu, Glass. We gaan het eten beter verdelen. Over een tijdje heeft er niemand meer honger. Daar ga ik voor zorgen, samen met Arthur en nog een paar anderen." Iedereen die gevlucht is, maar dat doet haar misschien weer te veel denken aan de dood van haar ouders.

Ze blijft me uitdrukkingsloos aankijken. Dit meisje, getekend door alle verschrikkingen die ze heeft moeten doormaken, weet niet meer waar ze op kan vertrouwen.

"Het spijt me echt als ik ervoor heb gezorgd dat jullie ouders... Dat was nooit de bedoeling. Kom maar met mij mee." Ik til de kleine Phyllis op en draag haar naar buiten, zodat de andere twee Dreyer-meisjes wel achter me aan moeten komen. Ze willen hun zusje tenslotte niet aan haar lot overlaten.

In het huis van mijn familie zit Adelia op me te wachten. Tranen springen in haar ogen als ze ziet dat ik de drie weeskinderen bij me heb. Ze legt haar hand op mijn schouder – de goede gelukkig – en kijkt me aan met iets van trots in haar ogen. Of interpreteer ik haar verkeerd? "Ik kan niet voor ze zorgen."

"Dat geeft niet. Ik doe het wel. Ga maar lekker naar huis. Doe iedereen de groeten van me. Nog even en dan wordt alles beter."

"Dankjewel." Ze drukt me nog even stevig tegen zich aan voordat ze er als een speer vandoor gaat. Terug naar haar enige twee nog levende kinderen.

Moedeloos kijk ik om me heen. Hier sta ik dan met drie kinderen en niemand om me te helpen. "Goed, ik ga ervoor zorgen dat jullie iets te eten krijgen. Glass, is er bij jullie nog iets in huis?"

Het meisje schudt haar hoofd. "Alleen nog wat gedroogd fruit."

"Ga het maar halen. Dan kijk ik ondertussen wat hier nog is." Ik adem diep in om mezelf moed in te boezemen. Ja, dit moet goedkomen. Een paar dagen geleden noemde Marlon me nog een goede potentieel leider voor dit land, dan moet ik toch zeker wel voor een paar kinderen kunnen zorgen?

- - -

A/N Echt zo zielig voor die meisjes. Dit was een van de scènes die mijzelf het meest raakten tijdens het herschrijven.


(Uitverkoren 3) De machtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu