Hoofdstuk 30

11 3 0
                                    

‘Terug in vertrouwd gebied.’ zegt Kristi. ‘Hier zijn we vaker geweest.’

In de Amerikaanse tijdzone is het nu pas het begin van de middag.

‘Meteen maar door naar Dyess?’ zegt Dan. ‘De taxi’s staan hier.’

We besluiten een taxi te nemen, en we vinden een chauffeur die ons naar de rand van het dorpje wil brengen. Het is maar vijftig minuten met de auto, en even later stappen we weer uit. We bedanken de man.

Langzaam lopen we Dyess in.

‘Harvest Festival.’ leest Dan hardop.

‘Wat?’ vraag ik.

‘Ja daar!’ zegt Dan en hij wijst naar een groot spandoek op de grote rechte weg waar we op lopen. In de verte, waarschijnlijk vanuit het centrum, horen we muziek komen.

‘Dan hebben ze wel goed weer vandaag.’ zegt Rose. Ik knik. Het zonnetje schijnt en er is geen vuiltje aan de lucht.

Als we eenmaal in het centrum van Dyess zijn, klinkt er muziek, en er zijn ontzettend veel mensen op straat. De wirwar van straatjes zijn gevuld met kleine houten huisjes.

‘Zeg, vinden jullie het niet bijzonder dat we lopen waar Johnny ook heeft gelopen als klein jochie?’ vraag ik.

‘Eigenlijk wel…’ reageert Kristi. We lopen richting de menigte, en het blijkt dat er een soort markt is. We lopen langs de vele kraampjes. Het is erg kleurrijk en gezellig.

‘Jimmie Rodgers.’ fluister ik, als we voor het kleine bandje staan, die muziek aan het spelen is.

‘Wat zei je?’ vraagt Kristi, die naast me staat.

‘Jimmie Rodgers. Dit liedje, van Jimmie Rodgers.’ reageer ik. Kristi glimlacht.

‘Een zanger die Johnny heel erg bewonderde.’ vervolg ik.

‘Joe!’ hoor ik opeens uit de verte. Ik kijk achterom. Dominic, Dan en Rose staan op een veranda, en wijzen naar een papiertje achter het raam van het gebouw.

‘Hier,’ zegt Dominic als we naast hen komen staan. ‘“Johnny Cash boyhood home.”’

‘Het kost maar vijf dollar.’ vervolgt Rose.

‘Leuk idee, maar we moeten eerst naar een kerk.’ reageer ik.

‘Misschien als we dit hele gedoe hebben afgerond.’ zegt Kristi.

‘Maar even kijken waar hij is opgegroeid kan toch geen kwaad?’ smeekt Dominic.

‘Wat Kristi zei.’ reageer ik. Dominic zet zijn puppy-ogen op maar ik negeer hem. Rose slaat een arm om zijn middel.

‘Hé, maar ik heb nog nergens een kerk gezien.’ begint Dan opeens.

‘Dyess heeft een kerk, dat weet ik zeker.’ reageer ik zelfverzekerd.

‘Die zal er ook vast zijn, maar niet hier.’ zucht Kristi.

‘Welcome in our little Dyess, travellers.’ zegt een oude man, die opeens achter ons is komen staan. We kijken de man aan.

‘Thank you very much.’ reageert Dominic.

‘What brings you to our little town?’ vraagt de man.

‘Well, we’re looking for the church in Dyess.’ verklaar ik.

‘Oh, it’s on the outskirts of Dyess, but it hasn’t been used in thirty years.’ reageert de man.

‘Oh...well-’ begin ik, maar de man onderbreekt me.

‘I can bring you there.’ zegt hij.

‘Really?’ vraagt Kristi vol ongeloof. De man knikt.

‘C’mon, follow me.’ reageert de man. We volgen hem naar zijn auto.

‘Do you fit with four in the backseat?’ vraagt hij. ‘Otherwise I’ll get my brother.’

‘No, we’ll fit with four.’ begin ik al.

‘Ik shotgun voorin!’ roept Dominic, die naar de bijrijdersstoel rent. Ondertussen proppen wij ons in de achterbank van de auto.

‘What’s your name, sir?’ vraagt Dominic, als we het centrum van Dyess verlaten.

‘My name’s Alan, Alan Redfern.’ antwoord de man. ‘And who are you?’

‘I’m Dominic.’ antwoord Dominic. ‘And in the back are Joe, Kristi, Dan and Rose.’

‘And why are you looking for the church?’ vraagt Alan. Dominic kijkt mij aan, niet wetend wat hij moet antwoorden.

‘Err, we’re doing a school project.’ bedenk ik snel. Alan knikt, en dan stopt hij de auto.

‘We’re here.’ zegt hij. We bedanken hem en stappen uit.

De kerk is klein. Het is een witte toren, met een kleine gang ervoor. Alan had gelijk. Hij is al voor meer dan 30 jaar niet gebruikt.

‘Naar binnen, denk ik?’ vraagt Kristi. Ik knik. Ik open voorzichtig de grote houten deur, die krakend opengaat. Binnen ziet het er nog goed uit, de kerkbanken staan nog, en het glas-in-lood is maar een beetje beschadigd. Op de grond ligt puin, van het gedeeltelijk ingestortte dak, en omgevallen beelden. Ik kijk achterom, naar de groep, die verwonderd om zich heen kijken. Dan kijk ik weer naar het altaar, en de kerkbanken zijn gevuld. De kerk vult zich met pianomuziek, en er klinkt gezang. Als ik dichterbij kom zie ik een klein jochie staan, naast de piano. Als ik door m’n hurken ga, vlak voor het altaar, zie ik dat het jochie Johnny is. Hij kijkt me aan, maar gaat door met zingen. Ik kijk naar de man achter de piano. Voor zover niet iemand die me bekend voorkomt. Dan pas hoor ik de tekst die hij zingt. “I’m bound for the Promised Land.

‘On Jordan's stormy banks I stand,
And cast a wishful eye
To Canaan's fair and happy land,
Where my possessions lie.

I am bound for the promised land,
I am bound for the promised land;
Oh who will come and go with me?
I am bound for the promised land.’

‘Joe?’ vraagt Dan. Ik kijk om.

‘12 jarige Johnny.’ zeg ik, en ik kijk om. Als ik terugkijk naar het altaar, is Johnny, de man, en de piano weg. Er valt me iets op tussen het puin en het stof. Ik veeg het weg, en op de grond ligt bladmuziek van “I am bound for the Promised Land”. Voorzichtig raap ik het op.

‘Heb je iets gevonden?’ vraagt Kristi, die een hand op mijn rug legt. Ik haal mijn schouders op. ‘Ik zou niet weten wat bladmuziek van “I am bound for the Promised Land” zou moeten betekenen.’ zucht ik.

Nadat we nog verder hebben gezocht in de kerk, zonder resultaat, lopen we weer naar buiten. Het zonlicht van de ondergaande zon schijnt ons toe. Het platteland van Dyess ziet er vredig uit.

Bewijs mijn Onschuld | ✓Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu