H8 Vechten

319 16 0
                                    

Wanneer ik weer wakker word ben ik niet meer alleen in de kamer. Connor: "Ze is wakker." Hij knuffelt me. Ik merk nu pas dat alle kettingen van me af zijn. Ik: "Hoe laat is het? Hoelang heb ik geslapen?" Derek: "Het is zeven uur  's ochtends. Je hebt zes uur geslapen." Ik: "Duurde de transformatie maar een uur?" Derek: "Het voelt altijd langer. Wees blij dat je flauw viel." Ik: "Wanneer krijg ik de beelden te zien?" Mijn moeder: "Morgen. Vandaag moet je naar school." Ik: "Na die marteling? Dat meen je niet!" Mijn moeder: "En of ik het meen." Ik zucht. Connor: "Gefeliciteerd." Hij geeft me een pakje. Ik: "Dat had je niet hoeven doen, ik heb jou toch ook niets gegeven na je transformatie." Connor: "Het is voor je verjaardag." Ik: "Oja. Dat was ik even vergeten." Ik maak het pakje open. Er zit een armband in met een bedeltje van een wolf eraan. Ik: "Dankje Connor. Hij is prachtig. Wil je hem bij me om doen?" Connor: "Natuurlijk." Mijn moeder: "Dat van ons krijg je pas na school." Derek: "Ik heb ook iets voor je." Hij geeft me een doosje. Ik maak het open. Er zit een licht blauwe jurk in en een klein doosje. Ik maak het doosje open. In het doosje zit een ketting met licht blauw hartje eraan. Derek: "Die is van mijn moeder geweest. Ik wil dat je hem nu krijgt." Ik: "Dit kan ik niet aan nemen." Derek: "Het is voor jou." Ik twijfel, maar zeg dan toch: "Dankjewel." Ik doe de ketting om. Dan gaan we allemaal de kamer uit. Mijn moeder heeft blijkbaar mijn schooltas klaargemaakt. Dus ik doe een beetje make-up op in een van de wc's in het gebouw. Connor en ik gaan samen naar school met de auto. Onze ouders krijgen een lift naar huis. Het maankristal neemt mijn moeder mee naar huis, net als het kleedje, de kussen, de radio en de kaarsen. Tijdens het rijden zegt Connor: "En hoe is het? Je versterkte zinteugen zijn zeker even wennen?" Ik: "Ja. Iedereen heeft een andere geur." Connor: "Jij ruikt ook anders. Zoiets heb ik nog nooit geroken." Ik: "Is dat goed of slecht?" Connor: "Goed." Ik: "Mooi. Ik moet alleen oefenen om alle geuren uit elkaar te houden en me te concentreren op een bepaald gesprek. In de auto is het makkelijk." Connor: "Het heeft tijd nodig. Net als transformeren. Dus probeer rustig te blijven. Derek zei dat het voor jou moeilijker isomdat je een maanwolf bent." Ik zucht en zeg: "Laten we maar proberen om school te overleven." Connor: "Makkerlijker gezegd dan gedaan." Dan parkeert Connor de auto en stappen we allebei uit. Keith komt aanlopen en zegt: "Waar was je gisteren?" Ik: "Voelde me niet zo lekker." Keith: "Gelukkig voel je je nu beter." Ik: "Ja." Keith: "Heb je een nieuw parfum?" Ik: "Nee, hoezo?" Keith: "Je ruikt anders." Connor: "Mijn zusje is zestien geworden. Je weet wat dat betekend." Keith: "Oh, ik dacht dat je dat al was." Connor: "Nee, dat is ze om middernacht geworden." Keith: "Tijdens volle maan?" Ik: "Ja." Keith: "Ik heb nog nooit een vormverwisselaar ontmoet die zo lekker ruikt." Ik: "Jij ruikt anders ook niet verkeerd." Connor: "Je maakt een grapje toch? Hij stinkt." Keith: "Alsof jij zo lekker ruikt." Ik: "Jongens kappen." Ik loop de school in. Als ik bij mijn kluisje bent, duwt iemand met er tegen aan. Het meisje dat me tegen mijn kluisje duwde zegt: "De nieuweling heeft besloten om vandaag naar school te komen." De jongen naast haar: "Het is zomer. Vanwaar al dat zwart?" Ik: "Dat gaat je niets aan." Ik leg mijn boeken in mijn kluisje. Het meisje: "Hij stelde een vraag, dan hoor je daar een beleefd antwoord op te geven." Ik: "Dat deed ik." Ik wil weglopen maar wordt weer tegen mijn kluisje aan geduwd. Ik: "Wat is jullie probleem?" De jongen: "Op dit moment ben jij dat." Als ik iets van het kluisje af bruig wordt ik er weer tegenaan gedrukt. Ik: "Laat me gewoon met rust." Het meisje: "Eerst laten we je zien wie er hier de baas is." Ik: "Moet ik nu bang zijn?" Er komen twee meiden en twee jongens bij ze staan. Als ik het goed ruik, zijn het alle zes vampieren. Het meisje slaat me in mijn gezicht en zegt: "Ben je al bang?" Ik: "Nee." De jongen slaat me nu. Dan komt Connor erbij staan en zegt: "Kunnen jullie wel? Zes tegen één." Zijn vrienden komen er ook bij staan. De jongen: "Verstop je maar achter je broer." Dan lopen ze weg. Ik: "Je hoefde me echt niet te helpen. Ik kan wel voor mezelf opkomen." Connor: "Je bent net veranderd en ze waren met zijn zessen. Dat had je nooit kunnen winnen." Ik: "Nu denken ze dat ik bang ben en laten ze me nooit met rust. Bedankt." Ik loop naar mijn lokaal. Onderweg stopt iemand een briefje in mijn hand. Ik heb niet gezien wie, maar op het briefje staan: "Kom om drie uur naar het riviertje achter het bos. Kom alleen. We vechten dit samen uit." Ik weet dat het dom is, maar ik ben van plan om te gaan. De schooldag gaat snel voorbij. Om tien voor drie loop ik naar het riviertje. Connor is pas om kwart voor vier uit, dus hij denkt dat ik in de school op hem wacht. Iets voor drieën ben ik bij het riviertje. Een paar seconde later hoor ik iemand zeggen: "Je bent dus gekomen. Domme meid." Ik draai me om. Ik: "Zoals ik al zei, ik ben niet bang voor jullie." De jongen: "Dan weet je zeker niet wat wij zijn." Achter hem staan nu de andere vijf. Ik: "Vampieren. En jullie weten niet wat ik ben." De jongen: "Een dom mens met een vormverwisselfamilie." Ik: "Het enige wat klopt van wat je zeg is dat mijn familie vormverwisselaars zijn." De jongen: "Vertel dan eens wat je bent." Ik: "Dat gaat je niets aan." De jongen rent op me af en pakt me bij mijn keel. De jongen: "Vertel." Ik: "Waarom wil je me zo graag in elkaar slaan?" De jongen: "Blijf bij mijn broertje uit de buurt." Ik: "En wie is jouw broertje?" De jongen: "Keith. Jullie mogen niet samen zijn." Ik: "Van wie niet? Van jou?" De jongen: "Precies." Ik: "En waarom zou ik naar jou luisteren?" De jongen: "Omdat ik je met gemak kan vermoorden." Hij sluit zijn handen strakker om mijn keel. Ik: "Je wilt echt niet met mij vechten." De jongen: "Alsof jij kunt terug vechten." Ik: "Moet jij eens opletten." Ik pak met mijn handen die van hem vast en trek ze zonder moeite los van mijn keel. Dan gooi ik de jongen tegen een boom aan de andere kant van de rivier. De jongen: "Hou haar vast!" De andere vijf pakken me vast. De jongen komt nu tegenover me staan en begint erop los te slaan. Dan stopt hij even en zegt: "Ben je al bang?" Ik: "Nooit." Ik kijk omhoog. En hij deinzt achteruit. Een andere jongen: "Wat is er?" De jongen: "Haar... Ogen... Dat... Kan.. Niet!" Ik weet niet waar hij het over heeft. Ik maak gebruik van de verwarring om me los te rukken. Dan verander ik in een wolf. De vampieren staren eerst even naar me en rennen daarna weg. Ik kijk in het water naar mijn spiegelbeeld. Vooral mijn ogen trekken mijn aandacht. Ze zijn paars (zie afbeelding hiernaast). Dan kijk ik naar mijn vacht. Die is smetteloos wit. Uiteindelijk verander ik weer in een mens. Mijn ogen krijgen weer de normale blauwe kleur. Mijn kleding heb ik weer aan en dat zonder enige scheur. Ik loop weer naar de school. Op dat moment komt Connor naar buiten lopen. Thuis vertel ik aan Connor en mijn ouders wat er gebeurd is. 

RoxanneWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu