hoofdstuk 22

27 7 0
                                    

ik keek rond. we  we bevonden zich in een gang. aan de muren hingen schilderijen, op de grond lag een rode lopen en aan het plafond hingen kroonluchters. de gang deelde zich af en toe in splitsingen en had ook nog een paar deuren die weet ik veel waar heen gingen. aam het einde van de gang waren nog een paar van die megadeuren. ik vermoede dat die naar een soort van troonzaal gingen. opeens hoorde we een luid kabaal. we trokken onze wapens maar het was al te laat. razendsnel sloten ridders met een zwart harnas aan ons in. ik vermoedde dat dat de ridders zonder hart waren die ons al eerder deze reis zochten. een van de ridders stapte naar voren en riep met een zware stem; "halt het heeft geen zin je te verzetten. jullie zijn omsingelt. laat jullie wapens vallen, we bukte langzaam om onze wapens neer te leggen. maar net voordat ik me wapen liet vallen deed ik mijn dolk in mijn laars. ik keek op of iemand het had gezien, maar iedereen lette op myrin en dylan. ik denk dat ze mij niet als een bedreiging zagen, gelukkig

we liepen in de richting van de grote deuren. een van de ridders vond blijkbaar dat ik te langzaam liep, want hij trapte me en riep; "doorlopen!" ik hoorde een paar andere ridders grinniken. toen we bij de deuren kwamen gingen die open. daarachter lag inderdaad een zaal. er liepen allemaal wezens rond in nette pakken -waarschijnlijk raadsheren ofzo-. de zaal had grote ramen, éen mega kroonluchter, zwarte muren en een bloedrode vloer. in het midden op een verhoging stond een troon met daarnaast op een paal met een kussentje het gpud/zwarte wolkje en... wacht eens even. ik keek naar de troon waar een vrouw op zat. mijn ogen werden groot en mijn hart stond stil. de vrouw glimlachte; "hallo dochter."

De dromersWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu