P R O L O O G

895 18 29
                                    

Het was een mistige avond in het stadje Ravenburg; de duisternis zou spoedig neerdalen over de huizen en het kerkhof op de heuvel en het politiebureau en de bloemenwinkel en het Italiaans restaurant en het stadspark en de balletschool en de bouwva...

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.

Het was een mistige avond in het stadje Ravenburg; de duisternis zou spoedig neerdalen over de huizen en het kerkhof op de heuvel en het politiebureau en de bloemenwinkel en het Italiaans restaurant en het stadspark en de balletschool en de bouwvallige appartementen en de fabrieksgebouwen langs het kanaal en ... ook over een basisschooltje, dat op het eerste zicht zo klein en nietig leek dat men het haast zou vergeten te vermelden wanneer men zou willen benoemen over welke plekken de duisternis nog zou neerdalen in het stadje Ravenburg. Het pleintje van de school was leeg, op een aantal kraaien na, die dreigend rond de boom in het midden cirkelden. Een zuchtje wind bracht een lege schommel in beweging en het geluid van piepend ijzer overstemde het gekras van de gitzwarte kraaien.

Twee jongetjes openden het piepende hek dat de school van de bewoonde wereld scheidde. De kleinste van hen stond op een donkerblauw skateboard, waar de letters P.T.N.P. op gekrabbeld waren. Hij was hoogstens negen jaar oud, had donkerblond haar en grote, donkerbruine ogen. De andere was een knul van elf, maar met die roze bloem in zijn blonde haren leek hij maximum zo oud als zijn leeftijd tot de tweede macht gedeeld door 30,25. Hij huppelde speels achter zijn skatende kornuit aan.

Voor de deur van het college bleven ze staan. Het jongetje sprong behendig van zijn skateboard en nam het onder zijn arm. Hij hield zijn wijsvinger voor zijn mond en produceerde daarbij een scherpe s-klank. Zijn makker knikte en samen slopen ze het gebouw in.

Voor hen lag een lange, donkere gang waar er één witte deur openstond. Er klonk zacht geneurie vanachter die deur; ze wisten maar al te goed van wie dat afkomstig was. De twee jongens openden de eerste deur rechts van hen en beklommen vierenvijftig treden van de steile, houten trap, die hen naar de bovenste verdieping van het schoolgebouw zou leiden. Hun voetstappen echoden door de muisstille trappenhal.

"Kom hier, slome", siste de jongste toen ze de gang op de tweede verdieping bereikt hadden. De ander zette zijn belachelijk grote bril wat rechter op zijn neus en volgde hem naar het lege klaslokaal aan het einde van de gang. De wind die het schoolgebouw binnendrong door de kieren in de muur huilde als een kind op de eerste schooldag.

"Ik vind dit geen goed idee, Pif", fluisterde de oudste. "Ik wil naar huis."

"Zeur niet zo." De zelfzekere knaap legde zijn skateboard op de grond voor het klaslokaal en duwde de deur open. De lichten waren uit en er klonk geen enkel geluid.

Op zijn tenen liep de jongste naar het groene bord dat tegen de muur hing. Hij nam een krijtje en trok een grote cirkel. De ander drukte zijn voorhoofd tegen het glas van de visbokaal aan, waar drie goudgele exemplaren met witte ogen op de spiegel van het water dreven. Hij dacht na over hoe wreed en oneerlijk de wereld was en dat de levens van deze drie beestjes zomaar verspild waren, omdat de meester telkens weer vergat om vissenvoer te kopen.

"Klaar! De meester zal schrikken als hij dit morgen ziet!"

De blonde jongen met zijn bril keek op naar het krijtbord. Er was een dik, boos gezicht te zien met kleine oogjes en een enorme neus. Daarnaast stond een tekstballon met de woorden: ik ben meester Bruno en ik laadt een wind.

"Het is laat, zonder dt", verbeterde brillemans hem.

"Doe het dan zelf als je het allemaal zo goed weet", snauwde de jongste.

"Nee, laten we gaan. Straks vindt de poetsvrouw ons hier nog."

"Nee, je hebt gelijk. We mogen geen spelfouten laten staan", zei hij met een uitdagende glimlach. Met de mouw van zijn te grote hoodie veegde hij het foutief gespelde woord weg.

"Wacht, je maakt je trui vuil." De oudste wierp een blik op het klaslokaal en zag op de grond, leunend tegen de poot van het bureau van meester Bruno, een bruine lederen boekentas staan. Hij snelde ernaartoe en nam er een lapje gebreid uit prachtige regenboogwol uit. "Hier, neem deze."

"Nee, wie weet waar hij dat allemaal al voor gebruikt heeft!"

Een ijselijke schreeuw klonk achter hen. Verschrikt draaiden de twee zich om. In de deuropening stond een gezette man met een rond gezicht, piepkleine oogjes en een enorme neus. "Pifte en Herbert Post! Wat doen jullie daar met mijn zelfgebreide zakdoek?"

De twee jongens wisselden een paniekerige blik. Gelukkig had Pifte, de jongste van de twee, nog de tegenwoordigheid van geest om zich uit deze situatie te redden.

"Nee meester, deze is niet van u. Deze is van mij", zei hij en hij snoot zijn neus erin om het te bewijzen.

"Aaargh!" gilde de meester en hij viel flauw.

Post MortemWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu