XVII. Geluk en mislukkingen

353 26 5
                                    

De kamer waar Alexa in stond was groot, en volledig bedekt met schilderijen. Waar geen schilderijen hingen, waren gigantische ramen in de muren gezet, waardoor de gehele ruimte met door daglicht werd verlicht. In het midden van de kamer stond een grote, rechthoekige tafel van berkenhout. Voor de rest stond er niets in de kamer, afgezien van enkele stoelen die aan de tafel stonden.
De edelman gebaarde dat ze kon gaan zitten. De man zetelde zich tegenover haar.
"Wat is uw naam, vrouwe?" Vroeg hij haar.
"Gwendolyn Waylen. Dochter van Graaf Adam Waylen."
"En waar komt u vandaan?"
"Mag ik niet eerst uw naam weten?" Het was een stomme zet, maar zo zou ze in ieder geval iets hebben om hem mee aan te spreken. 'Meneer' of 'heer' klonk zo - klonk iets te formeel voor Alexa's doen. Maar de man lachte alleen maar, een laag, raspend geluid, en zei daarna: "Marius Collins."
"Goed, Marius Collins, ik kom van het Zuidelijke Continent."
"Wat doet u dan hier?" Alexa hoorde een vleugje argwaan in zijn stem.
"Mijn vader heeft mij weggestuurd en op de boot naar dit continent gezet. Ik had te veel van zijn geld uitgegeven aan jurken en sieraden."
Tot haar opluchting zag Alexa een smalle lach op zijn gezicht verschijnen.
"En u kwam naar het paleis omdat..."
"Omdat ik geen familie hier heb. En geld voor een boot heb ik niet."
De leugens rolden stuk voor stuk van haar tong. Hoe verder ze haar verhaal uitlegde, hoe logischer het zelfs voor haar leek te klinken. En aan het eind van het gesprek begon ze het dan ook bijna zelf te geloven.
Toen Marius zijn laatste vraag had gesteld, en zij daar zonder haperen op had geantwoord, gaf hij haar een glimlach.
"Dat lijkt mij alles in orde, Gwendolyn Waylen. Het is mij een genoegen u bij het Hof te hebben."
"Dank u wel, Collins." Alexa stond al op om weg te gaan, maar de edele hield haar tegen.
"Nog zin in een glas wijn misschien, Gwendolyn?" De grijns die de man haar gaf was genoeg om haar kippenvel te geven. Gauw zei ze dat ze niet dronk, wenste de man goedendag, en liep de deur uit.
Het is gelukt.
Alexa grijnsde. Het was haar alleen een raadsel hoe ze terug moest komen naar haar eigen kamers. Ze begon de kant uit te lopen naar de bibliotheek. Vanaf daar zou ze de weg wel weer vinden. Ze had elke hoek die ze omgeslagen was, elke trap die ze had genomen met de dienstmeid in haar hoofd geprent, en al gauw stond ze weer voor de massieve deuren van de Koninklijke bibliotheek. Even overwoog Alexa of ze de bibliotheek weer in zou gaan; ze had tenslotte nog lang niet alles daar gezien. Dit keer trok Alexa aan de deur, en met een licht gekraak schoof hij open.
Nu besloot ze aan de andere kant te beginnen en liet haar ogen opnieuw over alle titels glijden. Af en toe pakte ze een boek uit de kasten en nam hem mee, om later op haar kamer te lezen. Een paar boeken gingen over romantiek, sommigen waren stambomen van de Koninklijke familie. Al had Alexa een hekel aan de Koning, ze was toch benieuwd wie de vroegere Koningen waren geweest, en of die ook zo vreselijk waren. Ook zocht ze naar geschiedenisboeken en stambomen van Deanerys, maar kon niets vinden. Met zes boeken in haar arm liep Alexa dieper en dieper de bibliotheek in.

Ze wist niet hoe lang ze al aan het lopen was, hoe veel titels ze al voorbij had zien komen, maar het was in de bibliotheek steeds donkerder geworden. De olielampen waren vervangen door fakkels, die minder licht gaven. De marmeren vloer ging over in steen. Voordat ze het wist eindigde de eindeloze rij boekenkasten. Een stenen muur stond tegenover haar. Het enige wat de muur decoreerde waren enkele geborduurde wandtapijten.
Een koude zucht wind blies wat haren uit hun positie, en liet de kettinkjes rinkelen. Alexa zette haar stapel boeken neer.
~
Het Hoofd van de Koninklijke wacht wist dat het niet zijn plaats was om hem met haar zaken te bemoeien, maar als het in het belang van de Koning was, moest hij wel. Er was iets met het mysterieuze meisje met de smaragdgroene ogen wat hem haar extra goed in de gaten liet houden, en het was niet alleen haar ongelooflijke schoonheid. Ze leek bijna te wijs voor haar eigen goed. Hij zag het in haar gezicht. Hij zag in haar gezicht dat ze veel had meegemaakt - te veel. Misschien was dat de reden waarom hij naar het gesprek tussen haar en Marius Collins had geluisterd. En had gehoord dat ze niet de waarheid sprak.
Het was duidelijk dat het meisje niet uit Kahlem kwam. Maar het Zuidelijk Continent? Haar huid was te bleek, en hij had nog nooit eerder iemand met zulke kersenrode haren gezien die van het Zuidelijk Continent afkwam, of van ook maar ergens. Het enige waar hij zulke haren en ogen eerder had gezien, was in boeken die zijn moeder hem vroeger heeft voorgelezen. Verhalen over de Fee in Deanerys. Ze hebben bestaan, kortgeleden nog, totdat ze werden geëxecuteerd door de Koning-
Maar het was verboden om in het paleis over Deanerys te spreken, of zelfs maar te fluisteren. Hetzelfde gold voor Opeque, waar vroeger, nog in de tijd van de vorige Koning, Bosnimfen en de Zingende Zulia woonden. Ook magie-dragers waar de Koning van toen voor vreesde.
Hij merkte dat hij zat te dromen toen Cai, een wachter van 24, twee jaar ouder dan hij, op zijn schouder tikte.
"En waar zit jij aan te denken, Arther? Eindelijk een meisje verkozen boven je baan?" Hij gaf haar een grijns. Maar Arther kon er niet om lachen. Het was waar dat hij altijd zijn positie als Hoofd voor liefde liet gaan, maar dat deerde hem niet. Op zijn zeventiende had Arther besloten wachter te worden. Zijn ouders hadden het niet gewild. Zij wilden nog altijd dat hij, net zoals zijn vader, kapitein zou worden van de grote handelsschepen. Maar hij had geen zeebenen, en werd al misselijk bij de gedachte aan zo'n schommelend schip midden op de oceaan. Zijn ouders hadden hem nog niet komen opzoeken in het Paleis, en hadden niet laten blijken dat ze trots waren toen hij twee jaar geleden, op zijn twintigste, werd benoemd tot Hoofd van de Koninklijke Wacht.
"Ja, Cai. Ik denk aan een meisje. Maar dat is puur in het belang van de troon."
"Maar natuurlijk. Blijf denken wat je wilt, ik heb dienst."
"Succes"
Cai gaf bij wijze van afscheid een klap op Arther's rug en liep weg.
Zijn eerste vergadering zou pas over twee uur beginnen, en, ook al had hij vast wel ergens iets te doen, hij kon het niet laten om meer te weten te komen over het meisje. Al was het alleen al haar echte naam; Arther wist zeker dat haar naam niet Gwendolyn was.
Dus voordat hij het wist, en zich zelf kon stoppen, vond hij zichzelf voor de deuren van de bibliotheek. Het was niet moeilijk te raden dat ze hoogstwaarschijnlijk zich na het gesprek weer hier had teruggetrokken.
Nog elke keer als hij dacht aan hoe ze zijn raad niet opvolgde, grijnsde hij. Het was niet goed voor haar eigen doen om zo roekeloos te zijn. En al helemaal niet in het Koninklijk Paleis. Hij had wel vaker mensen in de kerkers moeten gooien, niet om zijn wil, maar voor de Koning. Hoofd van de Wacht zijn was niet altijd even gemakkelijk.
Hij trok de zware deur open en begon recht voor zich uit te lopen, door de eindeloze gang van boeken.
Eigenlijk had Arther nog nooit echt door de bibliotheek gelopen. Alleen als hij als lijfwacht aan iemand werd toegewezen en die, in zeer uitzonderlijke gevallen, naar de bibliotheek wilden. Dan stond hij bij de deur of bij de tafel waar ze aan zaten en lette op de omgeving. Maar dat gebeurde zelden. De bibliotheek werd, voor zover hij wist, nooit gebruikt. Misschien kwam de kroonprinses er nog eens.
Dat was ook iets; een kroonprinses. De Koning was er woedend om geweest. Een meisje. Hij had een jongen gewild, om te leren vechten, jagen. De troon over te nemen. De prinses zou nu moeten trouwen om de gedeeltelijke macht te krijgen. Een koningin als machthebber was onacceptabel.
Tot nu toe had Arther nog geen spoor van het meisje gezien. Misschien was ze toch terug naar haar kamers gegaan. Maar hij besloot door te lopen; als ze hier wellicht wel was, zou hij vragen kunnen stellen aan het bloedmooie meisje.
Op dat moment hoorde hij zacht gevloek komen van de andere kant van de bibliotheek, verderop. De stem klonk vrouwelijk, ondanks de ongelooflijk grove woorden die zacht werden geslist. Arther versnelde zijn pas. Wat er ook aan de hand was, als het iemand zulke woorden op kon laten brengen dan-
Hij was aan het einde van de boekenrijen, en zag alleen nog een stenen muur met geborduurde wandtapijten. Zo ver was hij nog nooit gekomen. Toen zag hij een stuk verder naast hem het roodharige meisje staan. Enkele strengen haar van haar opgestoken haar hingen in haar bleke gezicht. Een stapel boeken naast haar op de grond. Ze was stuk voor stuk alle wandtapijten vanaf de zijkanten aan het nagaan, en bestudeerde, De Goden mochten weten waarom, alle stenen op de muur. Even dacht hij erover gewoon rustig terug te lopen, de bibliotheek uit, en naar zijn kamers. Maar het gevloek van zojuist maakte dat hij in haar richting liep, al schreeuwde zijn hoofd dat niet te doen.
Na zijn eerste stap draaide het meisje haar hoofd al naar hem toe. Ze was alert, en kon, gezien de afstand tussen hen, erg goed horen. Onmiddelijk liep ze naar haar stapel boeken om ze op te pakken, maar Arther was al bij haar.
"Was de muur interessant?"
"Wat is er gebeurd met een beschaafd hallo?"
"Het spijt me, maar ik weet je naam nog niet."
"Gwendolyn Waylen, en jou naam?"
Het was een riskante zet van haar om hem met 'je' aan te spreken, maar gek genoeg had hij er geen moeite mee en antwoorde: "Arther Symnas, Hoofd van de Koniklijke Wacht."
"Je bedoelt als in Kapitein Symnas?"
"Dat is mijn vader. Ik ben niet geboren met zeebenen." Hij probeerde zijn gezicht zo neutraal mogelijk te houden.
"Maar waarom ben je dan Hoofd van de Koninklijke wacht?" Vroeg ze aan hem. "Wat vonden je ouders er van?" Arther lachte zacht en schudde zijn hoofd. Toen zei hij: "Ik heb ze sinds mijn 19e niet meer gezien."
"Maar... Waarom?" Het bleef even stil. Hij had niet veel zin om hier antwoord op te geven. Plots vroeg ze: "Hoe oud ben je?"
"Tweeëntwintig."
"Hoe lang ben je al Hoofd van de Wacht?"
"Twee jaar-"
"Ben je op je twintigste Hoofd geworden?"
Arther grinnikte. Ze was oprecht verbaasd. "Ja," zei hij vervolgens, "maar mag ik vragen wat er zo interessant was aan de muren?"
"Ik voelde een tocht ergens vandaan komen, en dacht dat het wellicht uit een spleet in de muur kwam. Maar het zal mijn verbeelding wel zijn geweest."
Gwendolyn, van wie hij nog steeds niet zeker was of dat haar echte naam was, pakte haar stapel boeken en liep door het gangpad weer weg. Arther had een snelle blik op de titels geworpen. Het waren aparte titels voor het meisje, mocht ze zijn wie ze beweerde te zijn; boeken over de Koninklijke familie en stambomen, oude boeken over andere landen als Mesilinta en Towrift. En enkel één verhalend boek, iets met de naam als 'Schaduwwind'.
Arther probeerde alles op een rijtje te zetten. Maar terwijl hij dat deed, voelde ook hij een koude bries in zijn nek blazen.
Wat is het toch vandaag?

~

Verdomd.
Hij was het Paleis niet binnengekomen - nog niet. Maar hierdoor liep het plan trager dan verwacht. Ook Alexa kwam nu in gevaar. Wat als ze zich zo'n zorgen maakte dat ze midden in de nacht naar hem op zoek zou gaan? En als ze haar dan vonden, midden in de nacht met zwarte kleren en eruitziend als een levende wapenuitrusting. Op zoek naar hem, naar Mikhail, die nog niet eens binnen was.
Verdomde wachter. Verdomd Paleis. Verdomd plan. Verdomde William!
Als ze terug kwamen naar Kahlem, nadat hun plan geslaagd was, zou Mikhail hem even goed vertellen hoeveel risico's William Alexa heeft laten nemen.
Maar nog altijd bleven de woorden van die jongen hem achtervolgen, als een melodie die zich tot ver in je botten drong.
We kunnen wel een extra handlanger gebruiken.
Mikhail wist niet wat de woorden te betekenen hadden, en hoe, precies, de wachter had gezien dat hij van Mesilinta kwam. Hij had gezegd dat hij het aan zijn ogen kon zien, hoewel zijn bruine ogen toch redelijk algemeen leken.
Hij slenterde door de stad. Geen stok zou hem de herberg terug in krijgen, maar hij had wel een slaapplaats nodig. Stuk voor stuk bekeek hij de huizen en straten. Er moest toch op zijn minst nog één andere herberg of overnachtingsplek zijn, naast die ranzige zwijnenstal? Winkels met sieraden, jurken, kleding, specerijen, groente, kapsalons, smederijen. Maar geen enkele herberg. Niet één.

De zon begon langzaam te zakken over de daken van de stad, en in de verte klonk jammerlijk, loom gebeier van klokken. Mikhail telde de slagen. Half 7. Hij vertikte het terug naar de herberg te gaan. Dat ging hij niet meer doen, al zou het betekenen dat hij de nacht op straat of onder wen beug door zou moeten brengen. Hij heeft eerder op straat geleefd. In die jaren na de dood van zijn ouders en de val van Mesilinta had hij overleefd in de bossen en op straat, totdat hij zich bij de Qynn aansloot.
De hogere burgers begonnen de straat te verlaten, of begonnen aanstalten te maken naar het theater. Ondertussen kwam het onderkruipsel van de stad tevoorschijn, en verborg zich in verscheidene, klamme kroegen. Mikhail liep al die tijd door. Misschien was het ook wel een idee om naar het theater te gaan, alleen zou hij dan veel geldstukken kwijt zijn, en dat leek hem een minder goed idee.
De zon was nu bijna helemaal verdwenen. Mikhail begon zich voor te bereiden om de nacht op straat door te brengen, tot hij achter één raam licht zag branden. Hij bekeek de tekst die er boven hing; Het Kleijne Huis.
Een herberg?
Mikhail besloot binnen te gaan, en was aangenaam verrast. Het was een herberg, maar niet te vergelijken met de andere. Het rook er normaal en zag er zeer redelijk uit. Wellicht zou hij dan niet op straat zitten vandaag. Een kleine, wat oude man kwam op Mikhail af. Hij had een klein snorretje en kleine, vriendelijke ogen.
"Kan ik u ergens mee helpen, jongeman?" Vroeg hij. Mikhail glimlachte.
"Ik zou hier graag overnachten, als dat kan."
"Maar natuurlijk! Wil je ook wat eten? Je ziet er wat vermoeid uit."
"Graag, dank u."
"Noem me Bello."
Bello leidde Mikhail naar een ruime kamer met ronde tafeltjes en een bar. De ruimte was half gevuld. Tot zijn verbazing vooral door jonge stellen of families. Ja, dit was zeker veel beter dan de andere herberg.
Mikhail ging in een hoek zitten, en kreeg na een tijdje een bord dampende aardappels en vlees. Erg lux was het niet, maar het was meer dan genoeg.

Ogen als smaragdWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu