XIX. Oplichtende ogen

372 25 5
                                    

Waarom verstopte iemand dit in de kaft van een boek?
En hoe, dacht Alexa, gaat dit mij ooit helpen? Ze draaide het voorwerp, dat koper bleek te zijn, een paar keer rond. Er stond echter niets ingekrast, of ingegraveerd. Wat moest ze met een sleutel? In het Paleis waren honderden deuren, en dan wist ze nog niet eens zeker of de sleutel überhaupt bij een deur in het Paleis hoorde. Hij kon net zo goed bij een deur in Hellias, of waar dan ook horen. Misschien bestond de deur waar de sleutel in moest niet eens meer.
Alexa bekeek het sleuteltje nog eens goed. De sleutel moest al lang in de kaft zitten, zeker 40 jaar schatte ze, gezien dat het boek pas was begonnen bij de vader van de huidige Koning, en dat het koper, wat ongetwijfeld ooit prachtig had moeten glimmen, dof en aangetast was. Alexa frunnikte aan de plooien van haar jurk en dacht na. De sleutel zat goed verstopt, dus er moest toch iets mee aan de hand zijn?
Plotseling klonk geklop op de deur. Vlug legde ze de restanten van het boek onder haar kussen en liet het sleuteltje in de la van haar nachtkastje glijden. Op dat moment kwam Sofia's neus de hoek om, en trippelde naar binnen. Alexa grinnikte toen ze de verschrikte uitdrukking op de dienstvrouw haar gezicht zag op het moment dat ze naar Alexa's haar keek.
"Ach kind," sprak Sofia terwijl ze haar hoofd schudde, "wat heb jij in vredesnaam met je haar gedaan?"
"Oh, nou ja. Ik hou denk ik meer van wild."
Sofia gaf haar een glimlach en liep naar haar toe. Vervolgens zat ze naast Alexa neer op het bed, wat de bordeauxrode dekens deed rimpelen. "Heb jij zin in wat eten?" Alexa's maag knorde in antwoord, en ze knikte. Sofia stond weer op, streek de lakens weer recht en verdween de deur uit. Vlug greep Alexa naar haar hoofdkussen en haalde de boekresten eronder vandaan. Ze wilde ze al in de nog steeds laaiende vlammen gooien, maar bedacht zich. Met het leer zou ze nog altijd handige dingen kunnen doen. Zo had ze vroeger nog van haar vader geleerd om leer te binden in een messenschede, of om er lappen af te snijden die om een stok gebonden konden worden, en als fakkel gebruikt konden worden. Snel pakte Alexa haar mes, die ze met alle boekresten onder haar kussen had geschoven, en sneed zo veel mogelijk leer uit, dat ze vervolgens opborg in haar nachtkastje. Wat overbleef van het boek legde ze in het vuur.

Na het eten wat Alexa opgediend had gekregen, stoofvlees met aardappels, gestoomde appels en wijn, zat ze op de donkerblauwe sofa die in de 'woonkamer' stond. Ze moest eerlijk toegeven: de kamer was erg mooi. Twee grote, glazen deuren die naar het balkon liepen verlichtten de kamer, die gedecoreerd was met wandtapijten en enkele schilderijen. Voor de rest stond er in de kamer een salontafel, twee stoelen die bij de bank pasten, een groot, eikenhouten bureau, en een reusachtige boekenkast. Haar koffer uitpakken zou handig zijn, gezien het feit dat als zij het niet deed, Sofia het waarschijnlijk toch zou doen met haar bijna onnatuurlijk vriendelijke aard. Alexa betwijfelde of het gezond was zo ontzettend aardig te zijn.
Met grote tegenzin stond ze op van de zachte sofa en slenterde haar slaapvertrek in. Zonder voorzichtig te zijn met de wapens die in haar koffer lagen, schepte ze al haar kleding uit haar koffer op één grote hoop op het bed. Ze scheidde haar jurken en nachtkleding van haar tunieken en broeken, en haalde vervolgens haar wapens tussen de kledingstukken vandaan. De jurken hing ze op in de enorme kledingkast die naast haar bed stond, en de rest van de kleding dumpte ze in de lades van haar dressoir.
Maar wat moet ik met die wapens?
Onder haar kussens of tussen de lakens had geen zin; die zouden vroeg of laat verschoond worden. Onder het tapijt zou al veel te duidelijk zijn. Hier had ze bij nader inzien beter over moeten nadenken. Alexa liep al met al haar wapens naar de andere kamer om daar een goede plek te vinden. Maar een klein stukje voor de deur stopte ze. Een stap terug. Weer een stap naar voren. Een duidelijk gekraak was te horen zodra ze haar voet verzette. Vlug zakte ze door haar knieën en legde haar wapenrusting naast haar neer. Ze drukte op de donkere, houten plank. De plank gaf mee. Zodra ze weer losliet bolde de plank weer op. De plank moest los liggen. Alexa pakte één van haar tweelingkapmessen en gleed het dunne blad onder de plank. Voorzichtig duwde ze de plank omhoog. Ze had gelijk. Onder de losliggende plank was een kleine ruimte, hopelijk net groot genoeg voor al haar wapens. De plank legde ze opzij, en vervolgens liet ze voorzichtig, zonder geluid te maken, haar wapens in het gat zakken. Alleen een klein mes hield ze bij zich. Het kon altijd nog ergens handig voor zijn.
Toen alle wapens erin lagen, schoof Alexa de plank terug op zijn plaats.
Maar wat nu te doen? Met lezen was ze deze avond al helemaal klaar, en moe was ze nog niet. Een warm bad nemen? Nee, ook niet. Misschien was het handig om het Paleis te onderzoeken; vluchtroutes zoeken voor het geval dat ze gesnapt werd.
Maar ze zou niet gesnapt worden.
Jaren van training in sluipen, vechten, je verborgen houden, stil zijn, vlug zijn, schoon te werk gaan. Nee, Alexa was zeker dat ze niet gesnapt zou worden.
Ze besloot haar kamers te verlaten en wat door het kasteel te dwalen. Voordat ze de deur uitstapte streek ze haar hazelnootbruine jurk glad, en plukte voorzichtig wat rode strengen haar uit haar gericht, en stopte ze achter haar oren. In een charmante pas liep ze de deur uit.
Het was koud op de gang. Wolkjes adem verlieten haar mond. Ze was blij dat haar jurk lange mouwen had, anders had ze het meteen opgegeven en was terug naar haar aangenaam warme kamers gegaan. Maar ze had zin om het Paleis te verkennen. De bibliotheek was naar rechts, maar omdat ze daar al was geweest, besloot ze naar links te gaan. Er was niets bijster bijzonders in de gang. Het enige waar de gang uit leek te bestaan waren deuren. En nog meer deuren. Allemaal dezelfde hoogte, waaruit Alexa opmaakte dat het geen speciale ruimtes waren, die zich achter de deuren zouden bevinden.
Alexa sloeg alles in haar op. Elke bocht, elke hoek die ze omsloeg, elke eventuele vluchtroute, elke dienstgang. Niet alleen zouden de dienstgangen kunnen dienen als vluchtroute als Alexa in de problemen raakte, ook zou ze zich erin kunnen schuilhouden. Opnieuw sloeg ze een hoek om, naar rechts, de derde vanaf haar kamers. Maar ze stopte met lopen toen ze verderop een gestalte zag. De persoon zat tegen de muur aan, hoofd rustend op armen die op opgetrokken knieën lagen. Alexa deed een paar stappen naar voren. Nu zag ze in het licht van de fakkels de persoon beter. Hij, Alexa kon inmiddels zien dat het een jongeman was, had donkerbruine haren, en een zwart uniform aan. Hij zag er jong uit. Aan zijn zij hing een zwaard. De jongeman kwam Alexa vaag bekend voor. Wellicht was ze vandaag ooit langs hem gelopen. Een zacht gesnik klonk in de kille, schemerige gang.
~
Arther hoorde voetstappen stil naderen. Het kon hem niet schelen wie het was. Niets kon hem nu schelen. Vix was dood. En het was zijn schuld. Arther had eerder mensen moeten zien sterven onder zijn handen, maar dat waren criminelen. Hij was Hoofd van de Koninklijke Wacht, het was zijn taak. Maar zijn beste vriend- enige vriend. Hij had hem naar Ximn gestuurd. Een hevige snik ontsnapte uit zijn keel. Hij hoorde de voetstappen opnieuw dichterbij komen. Ze klonken als hakken. Arther dwong zichzelf op te houden. Hij hoorde niet te huilen. Hij verplaatste zijn hoofd om te kunnen zien wie er aan kwam, maar door zijn betraande ogen zag hij bijna niets. Het enige wat hij zag waren bloedrode haren en groene ogen die fel op leken te lichten in het vuur van de fakkels. Het moest het nieuwe meisje zijn, hij kende niemand met zo'n spectaculaire haar- en oogkleur. Vlug veegde hij tranen weg en wreef in zijn ogen.
Vix is dood.
Arther stond op en trok zijn uniform recht. Vervolgens pakte hij zijn leren handschoenen van de grond en deed ze aan.
Het is mijn schuld.
Hij balde zijn vuisten.
Vix is dood door mij. Ik zal hem nooit meer zien.
Tranen welden opnieuw op, maar Arther knipperde ze weg.
Ik ben verantwoordelijk voor zijn dood. Ik heb het gedaan. Het is mijn schuld.
Hij trok de schede van zijn zwaard recht en haalde een hand door zijn haar.
Het is mijn sch-
Stop, stop, stop, stop, stop!
Gwendolyn liep langzaam op hem af. Haar haren vloeiden als vlammen rond haar bleke gezicht. Bij de Goden, ze was beeldschoon. Als de dochter van Qynnith zelf.
Maar hij was het Hoofd van de Wacht, en daarbij, hij had geen idee wie ze echt was. Gwendolyn was niet haar echte naam, daar twijfelde hij niet over. En dat ze van het Zuidelijk Continent kwam? Ze had er een veel te bleke huid voor. Wie ze was, en waar ze vandaan kwam wist Arther niet. Het enige waar hij zeker van was, was dat ze een hoop problemen zou gaan geven. Geen enkele hofdame had een goede reden om om deze tijd buiten haar kamers te komen.
Arther merkte dat hij staarde toen het meisje plotseling sprak; "En wat is er met jou gebeurd, Hoofd van de Koninklijke Wacht?" Ze klonk niet erg alsof ze een antwoord verwachtte. En Arther had geen zin om er over te beginnen. "Niets. Goeie nacht nog, Gwendolyn Waylen."
"Ken je mijn naam nog?"
"Ik herinner me iedereen die ik ontmoet, al zou ik wel eens willen dat ik sommigen kon vergeten."
"Hoezo?" Haar smaragdgroene ogen leken dwars door hem heen te snijden.
Hij had er geen behoefte aan. Niet nu. "Goede nacht." Arther draaide zich al om, op weg naar zijn kamer toen
"Wacht."
"Tot ziens, Gwendolyn."
"Wat is er aan de hand. De belangrijkste wachter van de Koning huilt niet zomaar."
"Ik huilde niet."
"Ik heb het toch heus gehoord. Zeg het me." Het was niet zonder risico's voor haar om zo tegen hem te praten. Maar om de een of andere reden bewonderde Arther het.
"Er is niets. Ik beloof het u. Tot ziens." Waarom blijft ze er maar op doorgaan? Wellicht wilde ze gewoon aardig zijn, maar ergens betwijfelde hij het. Hij draaide opnieuw om, en wachtte op het meisje om hem opnieuw te stoppen, maar toen ze dat niet deed, liep Arther verder. Hij sloeg de hoek om en keek nog één keer terug naar Gwendolyn. Maar het enige wat hij nog zag waren haar oplichtende ogen in de duistere gang. Bijna hypnotiserend was het. Arther knipperde en de smaragden van ogen waren verdwenen. Vaag zag hij een rode bos haar teruglopen in de richting waar het meisje vandaag was gekomen. Gwendolyn Waylen was niet haar naam. En haar verhaal over dat ze eruit was gegooid door haar vader, geloofde Arther al helemaal niet. Er was iets geks met het meisje, en hij moest erachter komen wat, voordat er ongelukken zouden gebeuren.

Eenmaal terug op zijn kamer zat Arther te peinzen. Hij had wel eerder zware tijden achter de rug, zwaardere tijden. Maar hij had tot nu toe altijd zij hoofd koel kunnen houden. De huidige situatie was anders. Vix is dood.
Arther probeerde de gedachte weg te schudden. Hij zette alles op een rijtje. Dat was sinds kleins af aan altijd al een speciaal talent van hem geweest; hij leek altijd logische verbanden te kunnen leggen en dingen op orde te stellen.
Er was de dood van Vix. Het nieuwe meisje, waarvan hij haar echte naam nog niet wist. Zijn ouders, wie hij nu twee jaar al niet meer had gesproken. Maar daar was hij aan gewend. En... En er was de deur in de bibliotheek.
Arther's hand begon onmiddellijk weer te branden toen hij de gloeiendhete deurknop vasthad. Hij stond vlug op van zijn stoel, waar hij gelijk toen hij binnenkwam was gaan zitten en liep al naar de deur om richting de bibliotheek te gaan. Maar zijn oog viel op een envelop die op de salontafel lag. Hij pakte hem op en scheurde hem met een briefmes open. De brief was geschreven met zwarte inkt. Hoewel de letters zo nauwkeurig en sierlijk mogelijk waren geschreven, kon Arther zien dat de afzender geen of weinig ervaring met schrijven had; sommige letters waren scheef, en af en toe zat er een grote inktvlek op het papier, die haastig was afgedekt waardoor de tekst nog half leesbaar was. Arther las de brief nauwkeurig.
Iemand die wilde rekruteren. Dat moest er nog bij. Het was laat. Hij was moe. Een brief terugschrijven zou hij morgen wel doen, maar nu was hij te nieuwsgierig naar de deur. Hij pakte zijn cape van de stoel waar hij hem had neergegooid en wandelde met een rustig tempo richting de bibliotheek. De weg ernaartoe was stil. Geen levend wezen bevond zich om dit tijdstip nog buiten hun kamers. Verstandig ook, aangezien het ijskoud was in de reusachtige hallen. Arther gooide de kap van zijn cape over zijn hoofd en knoopte zijn tuniek helemaal dicht. Het embleem van de Koninklijke Wacht schitterde in goud in het weinige licht van de gepasseerde fakkels en olielampen. Nog een gang naar links, een trap af, een grote deur door, en vervolgens nog twee keer naar rechts. Arther kende het Paleis op zijn duim. In een mum van tijd stond hij voor de massieve deuren van de bibliotheek. Zonder te aarzelen liep hij naar binnen en snelde naar de achterzijde. Al snel gingen de marmeren tegels over in grof steen, en het wandtapijt met de Fee erop geborduurd kwam in zicht.
Toen hij ervoor stond bekeek Arther het tapijt nog eens goed. Hoe oud het ook zijn mocht, het was werkelijk vakwerk. Hij trok opnieuw het tapijt voorzichtig opzij, waardoor de pikzwarte deur zichtbaar werd. Zonder het nog eens te overwegen pakte hij de glanzend koperen deurknop vast. Opnieuw voelde hij het metaal steeds heter worden onder zijn hand.de hitte kwam recht door zijn leren handschoenen heen. Vlug trok hij zijn hand weer weg.
Minder lang vasthouden. Het moet komen door het temperatuurverschil van de gang en de bibliotheek.
Hoewel het in de bibliotheek niet veel warmer was dan op de gangen. Maar opnieuw pakte hij de knop beet. Hij draaide hem vlug om en duwde.
Niets.
Arther trok eraan.
Geen beweging.
De deurknop werd te heet onder zijn hand. Vlug liet Arther weer los.
~
In nog een ontmoeting als deze had Alexa geen zin. Ze liep weer terug richting haar kamers. Maar de vraag bleef haar achtervolgen: Waarom huilde hij?
Het was niet moeilijk te zien dat hij had gehuild, al ontkende hij het; zijn ogen waren rood, en nog steeds waterig toen hij haar aankeek, en op zijn wangen zag ze nog steeds glans zitten van opgedroogde tranen. Bijna zou ze medelijden met hem hebben gehad, was het niet dat hij een wachter was van de Koning. En daarbij was het niet Alexa's taak om zich bezig te houden met anderen. Hoewel het geen kwaad zou kunnen vrienden te maken, al helemaal vrienden die misschien het Hoofd van de Wacht waren. Maar nee, het enige wat haar op het moment te doen stond was het lang genoeg uithouden totdat Mikhail er zou zijn. Makkelijker gezegd dan gedaan.
Ze stond alweer voor haar deur en stak de sleutel in het slot. Na een paar keer draaien zwaaide de deur open. De warmte van haar kamers was zeer welkom, en ze duwde de deur vlug achter zich dicht. De klokkentoren. Half tien. Het gebeier bleef nog even hangen, en stierf vervolgens weg. Moe was Alexa absoluut niet. Maar een boek lezen, daar voelde ze ook niet veel voor. Een brief schrijven aan Mikhail?
Ze had geen idee waar hij zat.
Hij zou in de kerkers kunnen zi-
Nee stop Alexa!
Ze zuchtte diep en masseerde haar slaap. Misschien kon ze wat tekenen. Vroeger tekende Alexa altijd als ze gestrest was, of verveeld. Dat, of ze zou boogschieten, maar dat was in dit geval geen optie. Ze stak de olielamp aan die op het bureau stond en begon te schetsen met een stukje kool dat ze uit de inmiddels gedoofde haard haalde. Er kwam niets uit dan een stel vage lijnen. Maar ondanks het feit dat wat ze tekende geen betekenis, of ook maar vorm had, het ontspande haar, en ze ging door. Mikhail's gezicht kwam voorbij in haar gedachtes, en ze probeerde het beeld uit haar hoofd op papier te zetten. De ene lijn na de andere vloog over het papier. De ogen van hem waren het moeilijkst. Ze leken altijd zo medelevend en lief. Nog meer lijnen verschenen op het papier. Een paar wiste ze uit met haar duim.
Tevreden bekeek ze het eindresultaat. Maar toen ze langer keek, leek het niet meer op Mikhail. Hoewel de verhoudingen klopten, en de ogen goed stonden, leek het gewoon niet op hem. Een zucht van frustratie ontsnapte uit haar mond. Ze verfrommelde het papier, en begon opnieuw. En de rest van de nacht werd door Alexa getekend.

Ogen als smaragdWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu