XXXIII. Verzegeld met rood

141 11 4
                                    

Vijf dagen werden verzwolgen door tijd. Vijf dagen waarin wat het ook was wat haar vertrekken was binnengedrongen niet terug was gekomen. Ook het Hoofd van de Koninklijke Wacht zich niet meer in haar kamers had laten zien, zelfs niet om het journaal op te halen. Alexa bedacht dat hij het te druk bezig had met het onderzoeken van de moorden van de afgelopen dagen. Moorden gepleegd door haar. Ze had elke nacht opnieuw een wachter uit kunnen schakelen, met uitzondering van de vorige avond: ze probeerde ruimte te houden tussen de moorden, voordat ze overmoedig zou worden en er iets vreselijk mis zou gaan. En tot haar verbazing, en wellicht vrezen, werd elke sprint naar haar doel sneller, elke zwaai die ze met haar zwaard maakte makkelijker, elke fatale slag preciezer, elke blik van wanhoop zodra ze wisten dat ze niets meer konden bevredigender. Elke dood werd makkelijker te dragen, tot ze het gewicht niet eens meer voelde, tot het een routine werd.

Het slot op haar deur was vervangen- na vragen over hoe het in de eerste plaats zo was misvormd, waar Alexa geen antwoord op had gegeven -en zorgde dat ze weer enigszins gerust haar ogen kon sluiten. Echter was ze er nog altijd niet achter wie of wat het boek had weggehaald, en opengeslagen op haar bed had gelegd. En zolang ze dit niet wist, had ze ook geen idee wanneer hij of zij of het terug zou keren. Alexa had gehoopt dat haar kamer ook opgeruimd zou worden, maar tot haar teleurstelling had ze dat zelf moeten doen. De inktvlek op de houten vloer was er niet uitgegaan, dus had ze het haardkleed zo verplaatst dat de zwarte vlek niet meer te zien was.
Ze zuchtte en legde haar hoofd in het frisse gras onder haar. Ze lag onder dezelfde eik als waar ze voor het eerst de erfgename van de troon had ontmoet. Het was haar duidelijk geworden dat ze hier rustig kon nadenken, zonder onderbreking van ook maar iemand, en zat hier nu al voor de-Goden-mochten-weten-hoelang.
Het lentegroene gras prikkelde in haar hals en ze nam elk geluid, elke geur, elke kleur in zich op. Elke seconde van stilte hoorde ze; elk bewegend grassprietje voelde ze. Al was het bewolkt, toch voelde de lucht warm en zacht aan. Het ritme van haar hart gelijk met de maat van de zang van de vogels, elke slag door haar hele lichaam echoënd en... ze was kalm. Voor het eerst in die dagen was ze volledig kalm. En niet de kalmte die ze voelde wanneer haar woede veranderde in een dodelijke kilte en haar overnam vlak voordat ze op haar slachtoffer afsloop, nee. Echt kalm was ze en ze sloot al haar gedachten buiten. Ze zette het journaal uit haar hoofd, Arther, het Wezen in de bibliotheek, de deur, de ring.
Echter werd haar rust verstoord. Een lichtflits direct gevolgd door een daverende donderslag leken de grond doen trillen, en Alexa keek op naar de eerste regendruppels die op haar tere, witte huid vielen. Met tegenzin stond ze op en veegde aarde van haar beige jurk. Een tweede bliksemflits verlichte de nu donkere hemel, en zwaar gerommel rolde erachteraan. Het zou niet lang duren voor ze volledig doorweekt zou zijn en gezien ze geen behoefte had aan een verkoudheid, snelde ze de paleistuin door. Te laat. De grauwe regen goot uit de wolken als een oneindige waterval. De druppels waadden zich door de dunne stof van haar jurk, en trokken haar golvende, rode haren stijl omlaag. Ze voelde haar make-up, waaraan Sofia die ochtend veel tijd had besteed, uitlopen. Haar jurk plakte net als haar doorweekte haren tegen haar huid, en maakten haar ondanks de zachte temperatuur rillen. In de tuin stonden enkel nog de wachters die daar gepositioneerd waren. In tegenstelling tot Alexa, waren zij wel zo wijs geweest een mantel om te doen. Ze rende de wachters voorbij naar binnen, en vluchtte naar de welkome warmte van haar kamers.

Na een heet, schuimend bad te hebben genomen trok Alexa droge kleding aan en liep naar de woonkamer. De open haard brandde, ze gokte aangestoken door Sofia tijdens haar tijd in de badkamer. Iets wat ze op het moment zeer kon waarderen.
Het journaal lag nog op dezelfde plek als waar ze het twee dagen geleden gelaten had, op haar bureau, dichtgeklapt en onder een paar lege vellen papier. Ze had nog één poging gedaan het raadsel te ontcijferen- beide raadsels -maar alles wat het haar had opgeleverd was hoofdpijn, en een vreemd gevoel in haar onderbuik. Ook de deur in de bibliotheek had ze met rust gelaten- hoewel ze niet van plan was het erbij te laten zitten; ze zou weer terugkomen, gewapend.
Een donderslag deed haar ramen rinkelen, gelijk met een verblindende flits. De regen die tegen het glas sloeg en de donkere wolken maakten het uitzicht op de kleurrijke tuin grauw en triest. Ergens vond ze het amusant: de Koninklijke wachters buiten, in de stromende regen. Wellicht was het toeval, wellicht was het de toorn van de Goden, dat de dienaren van de Koning nu verkleumd en doorweekt buiten stonden.
Een tweede flits verlichtte de kamer, en Alexa stond op toen ze een klein voorwerp op de grond zag liggen, vlak voor de deur naar de gang. Toen ze bukte om het op te rapen merkte ze dat het een papier was, opgevouwen tot een klein vierkant. Ze schoot op, de kamer afspeurend op een teken van beweging, dat iemand binnen was. Echter was er niemand. Het had uit de zak van één van de dienaren gevallen kunnen zijn, die haar bad hadden gevuld- maar ze wist dat dat niet waarschijnlijk was. Vlug ontvouwde ze het kreukelige briefje, en probeerde de kriebelige letters te ontcijferen.
De donder rommelde maar Alexa hoorde het niet over het geklop van haar eigen hart. Een bliksemflits omlijnde de inkt met zilver.

Ogen als smaragdWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu