XXVIII. Het begin van het Poppenspel

183 17 0
                                    

Mikhail zat, slurpend aan een volle mok appelcider, aan de bar van de Falk, waar hij de Crysa weer zou ontmoeten om terug te keren naar hun nog altijd geheime schuilplaats. De kroeg zat een stuk minder vol dan de avond ervoor. De dronkaards werden elke nacht eruit gegooid, en de rest was slim genoeg rond die tijd weg te gaan, en niet terug te keren tot de avond.
Slechts drie mannen, naast Mikhail, zaten er; in de hoek een oude man met een niet meer zo witte baard, en twee mannen, één, gokte Mikhail, aan z'n eind veertig, en één in de twintig, misschien dertig, zaten net als hij aan de bar, nadat ze korte tijd geleden binnen waren gelopen.
Mikhail observeerde ze. Beiden waren gewapend, en aan littekens rond hun handen te zien, gewend aan gevechten.
De één droeg een uniform van de Koninklijke Wacht.
Vlug wendde Mikhail zijn blik af toen zijn ogen die van de wachter ontmoetten. Hij draaide zich om op de houten kruk en nam nog een slok.
Maar waarom zat een Koninklijke wachter hier? Als hij geen dienst had, zou hij logischerwijs zijn uniform niet aanhouden.
De man die naast hem zat was geen wachter. zijn kleren waren duur, maar al lang niet meer gewassen;
hij kwam hoogstwaarschijnlijk ergens anders vandaan.
"Dus hoe staat het in het Paleis, Arther?" vroeg de man toen. Het was wellicht niet erg adequaat om het gesprek te overhoren, maar gezien het feit dat hij al bij de rebellen zat, leek het geen probleem het wel te doen.
"Vermoeiend," zuchtte de wachter, wiens naam kennelijk Arther luidde.
"Vertel."
De jongeman keek rond, en vestigde zijn blik vervolgens weer op zijn metgezel.
"Je weet dat ik buiten het Paleis niet over mijn taken mag spreken."
"Nee, dat weet ik niet," antwoordde de man hem met een grijns. "Dus vertel."
"Er is een jonge vrouw, nog nooit eerder gezien, nieuw aan het hof. Ik zal zeggen dat ze mijn werk alleen maar lastiger maakt."
"Een scharrel?"
"Nee. Daar heb ik geen tijd voor, als Hoofd."
Hoofd van de Koninklijke Wacht?
"Is deze jonkvrouw mooi?"
"Ze is... apart."
Mikhail nam nog een grote slok van zijn appelcider. Bij Qynnith smeekte hij dat Alexa zichzelf niet in de problemen had gebracht bij, van alle mensen, het Hoofd van de Koninklijke Wacht.
Zo roekeloos kon ze niet-
Mikhail zette zijn tinnen mok hard neer op de bar, waardoor de twee mannen verderop enigzins geschrokken opkeken. De barman boende vlug de gemorste drank op.
Het was Alexa; Natuurlijk was ze zo roekeloos. Hoewel ze er, als Alexa zijnde, een goede reden voor zou hebben.
De twee mannen praatten weer verder, dit keer een tikje zachter dan voorheen.
"Met haar," vervolgde Arther, "lijken allerlei problemen mee te waaien."
"Zoals?"
"Ik kan daar niet op ingaan, het spijt me."
De oudere man wilde iets zeggen, maar werd onderbroken toen de barman naar de twee toeliep, en vroeg of ze nog iets te wensen hadden.
Mikhail besloot geen aandacht meer aan ze te besteden. Hoe meer zorgen hij zich zou gaan maken over Alexa, des te meer kans om iets doms te doen.
En daarbij kon hij niet weten of hij het over Alexa had. Hoewel het hem sterk leek dat dit niet het geval zou zijn.
Een belletje rinkelde, en de deur achterin de Falk ging krakend open. Vanuit zijn ooghoek zag Mikhail een gedaante met witte cape, waarvan de kap ver over het hoofd was getrokken. Mikhail probeerde hem onopvallend te wenken. De Crysa stapte op hem af, zijn hoofd licht gedraaid naar de wachter. Het werk van de jongeman moest hem ook al zijn opgevallen.
De Crysa deed, toen hij zichzelf neervlijde op een kruk naast hem, zijn kap af, zodat Mikhail Catos kon herkennen. Catos knikte in de richting van de twee mannen en sprak: "Wachter."
"Mhm," mompelde Mikhail zacht als antwoord.
De twee rebellen keken elkaar in stilte kort aan, en stonden toen op. Mikhail liet een zilverstuk achter, en liep achter Catos aan, de Falk uit.

~

De deur was gesloten. Hoewel de deur bijna identiek was aan die boven in de bibliotheek, bevatte deze echter geen sleutelgat.
Haar koperen sleuteltje was nutteloos.
Alexa zuchtte en zat tegen de muur naast de inktzwarte aan. Van boven kwamen luide voetstappen dichterbij.
Haar hoofd deed zo'n pijn dat het voelde alsof het elk moment uit elkaar kon knallen.
Ze stond op, sloot haar hand om de koperen deurknop, en gaf er een harde ruk aan. Haar ring gloeide op, maar de deur gaf geen millimeter mee. De knop werd heet onder haar hand, en ze liet los.
Ik kon het ook niet laten.
Nog eens, duwde ze tegen de deur, zonder resultaat. Haar hoofd tolde bij het aanraken van de deurknop.
Maar hoe open ik het?
De voetstappen weerklonken niet meer tegen de stenen wanden. Het was doodstil en Alexa zat met haar handen in haar haren. Het was frustrerend zo dichtbij te zijn van- ze wist niet eens wat erachter zat. En wellicht was dat het meest frustrerende. Focus. focus.
Haar hoofdpijn werd heviger met de seconden, zo leek het. Haar ring pulseerde.
Alexa.
Een vreemde stem weergalmde in haar hoofd. Het bleef haar naam herhalen.
Alexa.
Een hand vestigde zich op haar schouder, en Alexa draaide haar hoofd om.
"Ik zei je hier weg te blijven."
Alexa herkende de raspende stem van de man. Haar ring brandde feller en onthulde een grijns op het gezicht van de man. Een grijns met geveilde tanden, die elk uitliepen in een vlijmscherpe punt. Alexa nam een stap achteruit.
"Smeer 'm." Bij het openen van zijn mond kon Alexa een zwarte tong zien. Ze huiverde. Het was duidelijk dat het gestalte haar hier niet verlangde te hebben.
"Verdwijn. Stom, onwetend kind." Alexa kon het niet hebben als iemand haar dom noemde. Of kind. Ze wist echter hoe sterk hij was- onnatuurlijk sterk. Wijzer was het om weg te gaan, en een andere keer terug te keren. Met wapens. Maar hij zei het. Ik ben een stom, onwetend kind.
"Wat zit er achter de deur," sprak ze. Bijna onmiddellijk toen ze het zei, had ze er spijt van. Loop weg, Alexa. Ze bleef staan waar ze stond.
"Als je slim bent, verlaat je deze plek," sprak dezelfde schorre stem, haar vraag negerend. "En keer je niet meer terug."
Alexa keek hem aan, voor zover dat kon met de kap over zijn hoofd heen getrokken. De man was ontzettend lang. Zonder twijfel was hij anderhalve kop groter dan zij. En al zeker een heel stuk breder. Een gevecht aangaan met hem hier, nu, zonder wapens, was net zo kansloos als een muis die het opnam tegen een slang.
In haar achterhoofd bleven voortdurend de raadsels rondspoken, naast de verschrikkelijke pijn in haar linkerslaap. De woorden zweefden rond, letters wisselden om, alles deed ze om er logica in te vinden maar ze wist niet hoe. Ze besloot terug te keren naar de oppervlakte. Hoewel ze smachtte de identiteit van de man te onthullen. Ze wist zijn lengte, breedte, sterkte, maar kende zijn gezicht niet. Niet dat het lastig zou zijn hem van de rest van de hofmannen te onderscheiden: zo'n lang gestalte kon niet onopgemerkt door de menigte waden.
"Excuseer mij." Alexa wrong zich langs de man, en begon aan de eerste paar treden van de trap. Maar voordat ze nog een stap nam, pauzeerde ze en draaide zich om en schoot haar arm uit om de kap van het gestalte te pakken die nog steeds met zijn rug naar haar toegekeerd stond. Alexa gaf een ruk en de gitzwarte kap gleed van het hoofd van de man. In een oogwenk draaide hij zich om.
Alexa's adem stokte in haar keel. Ze keek recht in inktzwarte, glanzende, dode ogen, waarin in het duister van de ondergrondse gang het felblauwe licht van Alexa's ring als twee sterren weerspiegelde. De huid van de man- geen man. Wat het was, daar was Alexa niet zeker van. Maar absoluut was het geen man. De huid was lederachtig en grauwbleek, bijna grijs. De oogkassen lagen diep in de schedel, waardoor de jukbeenderen extra uitstaken. Voor de rest was zijn gezicht anatomisch gezien gelijk aan dat van een mens.
Een Ségoun. Alexa herkende het wezen vaag van een tekening uit het journaal.
Maar het kon praten. Hoe?
De grijns met zijn scherpe tanden werd breder, en Alexa wilde alleen maar sneller wegrennen.
"Ik zei, dat je had moeten gaan," siste het door zijn tanden. Het bracht zijn gezicht dichterbij die van het meisje. Zijn adem drong haar neus binnen, en Alexa's ogen begonnen te tranen. Haar hoofd zei rennen. Alles schreeuwde rennen behalve haar benen, die als verstijfd bleven staan.
"Ren dan, meisje," vervolgde het, de woorden kil in haar oor. "De ring zal je niet beschermen, mocht je dat denken." Alexa hield haar adem gecontroleerd, haar ogen strak gericht op die van het wezen, elke beweging noterend.
"Ren dan."
Ren dan, Alexa.
"Verdwijn. Tegen mij kan je niets doen." De Segoun vergrootte de afstand tussen hun gezicht, en observeerde haar. Hij grijnsde nog breder. Alexa liet haar gezicht neutraal, liet geen angst zien.
"En jij weet het ook."
Het lachte. Een akelig, dierlijk geluid. De zwarte tong van het wezen bewoog op en neer in de mond.
Alexa's benen vonden kracht en zonder om te kijken rende ze de trap op. Het geluid van de Ségoun's lach bleef lang echoën in de stille, nauwe gangen. Een rilling liep over haar rug.
Wat bij Qynnith, deed een Ségoun, op alle plaatsen, in het Paleis? Hoe kon het praten?
Het enige waar Alexa zeker van was, was dat wanneer ze terug zou keren, ze een groter wapen mee moest nemen dan een dolk.

Toen ze opnieuw boven in de bibliotheek stond, smeet Alexa de deur achter zich dicht. Er zat iets achter de deur. Iets wat haar riep. Iets wat haar aantrok. Iets waarvan het Wezen niet wilde dat ze het ontdekte. De diepzwarte, onmenselijke ogen van de Ségoun brandden op haar netvlies. De geur van zijn riekende adem bleef in haar neus hangen en zorgde ervoor dat ze het liefst wilde overgeven. Het liefst lag ze de rest van de dag op bed.
Maar met het journaal.
Als ze ergens antwoorden kon vinden, was het daar in. Met enigszins trillende handen onderzocht ze de boekenkasten in haar buurt, echter zonder resultaat. Nog een keer liep ze alle boekenkasten langs, en trok dit keer de boeken er een voor een uit, haar oren voortdurend gespitst op geluiden van achter de deur. Haar dunne vingers gleden over de met leer gebonden boeken. Het kalmeerde haar.
Waar heeft Arther dat vervloekte boek gelaten? Hij kon het niet meegenomen hebben naar zijn vertrekken, dat was te riskant.
Toen ze de tweede kast gehad had, en nog niets had gevonden, zuchtte ze. Hij kon het overal hebben verstopt. Hij had het kunnen meenemen naar zijn kamers. Alexa was er vrij zeker van dat het Hoofd van de Koninklijke Wacht niet wilde dat zij het journaal meenam zonder zijn goedkeuring. Met een kleine hoeveelheid hoop over, begon Alexa aan haar derde kast. En het was direct raak. Toen ze de eerste drie boeken eruit had getrokken, kwam er een zwart boek tevoorschijn. Ze pakte het uit de kast, en sloeg hem open. Haar ring begon kort zacht te gloeien. Vlug wierp ze een blik op de deur achter zich. Geen beweging, geen geluid. De drie andere boeken werden terug in de kast gezet, en Alexa vertrok met het journaal onder haar arm de Koninklijke bibliotheek uit.
De weg van de bibliotheek en haar vertrekken kon ze inmiddels blind lopen- wat bij nader inzien handig was, mocht ze zich ooit snel moeten verschuilen.
Wat ze niet hoopte te moeten. Maar wanneer ze haar plan in werking zou zetten, waar ze al veel te laat mee was, zou een schuilplaats toch een welkom hulpmiddel zijn.
Ze stapte door haar deur, en sloot hem vervolgens langzaam achter haar. Haar kamers waren stil. Even luisterde ze voor een teken dat Sofia er was, maar hoorde niets. Ze ademde diep in, en langzaam weer uit. De weg naar haar bed leek plots ontzettend lang. Al lopend maakte ze haar haren los en trok ze haar kniehoge laarzen uit. Met een zucht van voldoening vlijde ze zichzelf neer op het bed, en trok de satijnen lakens ver over zich heen.
En ze was van plan de rest van de dag niet meer uit bed te komen.

~

Het grinnikte. Het meisje was slim genoeg om te weten dat terugkeren dom was. Maar ze was dom genoeg wel terug te komen, al wist ze dat het niet slim was. Ze wist dat er iets achter de deur zat. Ze wist niet wat. Ze wist wat de Segoun was, dat het gevaarlijk was. Niet waar het toe in staat was.
Het Wezen deed zijn kap terug over zijn onmenselijke gezicht. Het wist wat het meisje wist. Zij wist wat voor een krachten er in haar ring zaten. Ze wist wat voor een kracht de Segoun bezat. Echter niet wist zij, wat voor een krachten er door haar bloedeigen aderen stroomden.
En dat was het zwakke punt waar het op aasde. Haar onwetendheid. Haar roekeloosheid. Haar ontkennen.
Het deed zijn zwartleren handschoenen uit. Grauwe handen met onnatuurlijk lange vingers werden onthuld. Aan de lange vingers zaten scherpe zwarte nagels- klauwen. De Segoun plaatste een van zijn handen op de zwarte deur. Het voelde het ademen. Het voelde het pulseren, de kracht, de hitte, de wil om vrij te komen.
Het meisje zou ervoor terugkomen, al wist ze dat zelf nog niet.
Één groot poppenspel.
En het spel was zojuist begonnen.

Ogen als smaragdWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu