4.9 Alarm

207 9 0
                                    

Nadat Eva met Daan naar een andere zaak is vertrokken, blijft Wolfs alleen achter met Loretta. Een dag later doet het meisje aangifte tegen Wolfs. Hij zou haar verkracht hebben toen hij alleen met haar was. Wolfs zoekt Robbie op, hij denkt dat Robbie Loretta tegen hem heeft opgezet en hoopt dat Robbie er voor zorgt dat de aanklacht ingetrokken wordt. Boos op Robbie, slaat hij zijn hand kapot tegen de muur. Vervolgens vertrekt hij naar huis.

Terug in de Ponti, smeert hij iets te eten. Met zijn zere hand laat hij het toastje vallen en gefrustreerd slaat hij op tafel. Hij loopt de keuken in om zijn broek schoon te maken, wanneer Eva met twee mannen de keuken in komt. 'Oh leuk, visite' reageert Wolfs sarcastisch. Beschaamd leunt Eva tegen een kast. 'Ken ik de heren?' Een van de mannen bekijkt hem even 'u bent de heer Floris Wolfs?' Wolfs kijkt hem vreemd aan 'ja' reageert hij uiteindelijk. 'U bent gearresteerd op verdenking van doodslag van Robertus Maria Aarts'. Wolfs kijkt hem verbijstert aan. 'Wat?' vraagt hij twijfelend 'wie heb ik doodgeslagen?' Eva heeft het er duidelijk moeilijk mee 'Robbie' zegt ze zachtjes. 'Wat?' reageert Wolfs nu enigszins gefrustreerd. 'Is iedereen helemaal gek geworden?' De man neemt opnieuw het woord 'gaat u zonder verzet mee?' Wolfs wordt boos, hij wijst de mannen de deur 'weg! Mijn huis uit' schreeuwt hij naar hen. Eva springt meteen voor de mannen 'Leg dat mes neer!' roept ze hard. Wolfs kijkt verschrikt naar het mes dat hij nog in zijn hand had toen hij de mannen weg wou sturen. Hij gooit het mes meteen op het aanrecht. Langzaam komt het besef bij Wolfs en hij begint te snikken. Hij legt zijn hand tegen zijn hoofd, waardoor Eva ziet dat zijn hand blauw is. 'Je hand' zegt ze geschrokken. Wolfs kijkt naar zijn hand 'nee, nee, nee'. De mannen lopen op hem af 'komt u maar mee'. Eva richt haar blik op de grond. 'Eva?' vraagt Wolfs gebroken wanneer hij langs haar wordt getrokken. 'Je moet me geloven. Wat gebeurt er nou?' Hij klinkt wanhopig. 'Ik heb toch niemand doodgeslagen?' Hij wordt de trap op geduwd en Eva kijkt met tranen in haar ogen toe.

Een dag later zit Wolfs in de gevangenis. Hij denkt terug aan de vorige avond. Vanuit huis hadden ze hem eerst naar het bureau gebracht. Hoeben had hem nog aangesproken in de gang. Hij had zijn veters en riem in moeten leveren en was ingesloten. Vanochtend hadden ze hem ondervraagd en vervolgens naar het huis van bewaring gebracht. Hier zou hij moeten zitten tot er een uitspraak zou worden gedaan. Wolfs ligt in zijn lege cel. Hij staart naar het plafond. Hij vraagt zich af wat er toch allemaal gebeurd is. Hij had Robbie inderdaad aangesproken, hij had hem zelfs tegen de muur geduwd, maar hij had hem niet vermoord. En die man met zijn poedel had het gezien. Hij kan niet meer dan hopen dat deze man gevonden wordt. Dat hij verklaart dat Wolfs onschuldig is. En dat Loretta eindelijk haar aangifte in zal trekken. Hoe is hij hier toch in verzeild geraakt? Het lijkt wel of de hele wereld ineens tegen hem is. Het geld dat ineens in de keuken van de Ponti lag, Eva die hem niet meer vertrouwd, Robbie, Loretta. Dit kan toch allemaal geen toeval meer zijn. Wolfs piekert zich suf, maar kan maar niet bedenken hoe dit allemaal heeft kunnen gebeuren.

Wolfs wordt uit zijn gedachten gehaald door rumoer op de gang. Het is etenstijd. Voorzichtig schuifelt hij zijn cel uit. Argwanend kijkt hij om zich heen, hij hoopt maar dat niemand hem hier herkend. Dat hij hier niet toevallig opgesloten zit met iemand die hij zelf opgepakt heeft. Hij sluit netjes achteraan in de rij van het eten en probeert een glimp op te vangen van wat ze hem zo voor zullen schotelen. Niet veel later loopt hij met een dienblad met eten naar een tafel helemaal in de hoek. Hij gaat met zijn rug naar de muur zitten, zodat hij overzicht heeft op de andere gevangenen. Met zijn vork prikt hij in het voedsel voor zijn neus. Het ziet er niet uit en smaakt nergens naar. Zijn gedachte dwalen af naar de keuken in de Ponti. Naar hoe hij daar avond aan avond eten klaarmaakt voor hem en Eva. Hij zou zelfs de bami van Eva verkiezen boven het eten wat hij nu krijgt. Eva. Hij denkt aan Eva. Toen ze hem gisteravond thuis hadden opgehaald, had hij haar blik gezien. Een blik van ongeloof, maar ook een blik van twijfel en argwaan. Hij had in haar blik kunnen lezen dat ze niet wist of ze hem wel kon vertrouwen. Zelfs Eva twijfelt aan hem. Wie staat er nog aan zijn kant als zelfs zijn partner aan hem twijfelt. Zou ze ook getwijfeld hebben als de verkrachtingszaak nooit plaatsgevonden had? Als er geen geld in de Ponti was gevonden? Zou ze hem nu dan wel vertrouwen? Zou ze dan ook geloven dat hij Robbie dood zou hebben geslagen?

Wolfs schrikt op wanneer hij een stevige hand op zijn schouder voelt. Hij draait om en kijkt recht in het gezicht van een bewaker. 'Het is tijd' zegt de man alleen. Wolfs staat op en ruimt zijn dienblad op. Hij volgt de bewaker naar de luchtplaats. Ook hier zoekt Wolfs een plekje op in een hoek. Leunend tegen de muur kijkt hij om zich heen. Wolfs scant de gezichten of hij bekenden ziet. Het liefst blijft hij natuurlijk anoniem. Niemand mag weten dat hij een politieman is. Zijn blik blijft even hangen op een man een meter of tien verderop. Zijn gezicht komt hem bekend voor, maar Wolfs weet niet waarvan. De man kijkt hem ook aan en zegt daarna iets tegen een groepje medegevangenen. Niet veel later loopt het groepje langzaam in Wolfs richting. Wolfs draait zich snel van het groepje weg en loopt naar een bewaker bij de deur. 'Mag ik terug naar binnen? Ik heb het koud'. De bewaker kijkt hem vragend aan. 'Nog tien minuten, dan gaan we allemaal weer naar binnen' zegt hij streng. Wolfs gaat opnieuw tegen de muur hangen, maar dit keer binnen een straal van twee meter van de bewaker die hij zojuist aangesproken heeft. De mannen zullen vast geen gekke dingen doen als de bewakers zo dicht bij zijn. Zijn ogen zoeken over de luchtplaats of hij het groepje kan vinden en een stukje verderop, ziet hij hen inderdaad weer staan. Ze houden hem duidelijk in de gaten. Wanneer het tijd is om naar binnen te gaan, schiet Wolfs zo snel mogelijk de gang in. Hij loopt direct door naar zijn cel en sluit de deur. Hopelijk zit hij hier veilig.

Een paar dagen later zoekt Eva Wolfs op. Samen lopen ze rondjes over de luchtplaats van de gevangenis. 'Hoe gaat het met je?' Wolfs reageert gefrustreerd. 'Nou wat denk je zelf hè. Als politieman, hier in de gevangenis'. Zwijgend lopen ze een paar meter verder. 'Iemand probeert mij kapot te maken Eef' Zonder hem aan te kijken reageert Eva op hem. 'Is dat zo?' Er klinkt weinig emotie in haar stem. 'Ja!' reageert Wolfs fel. 'Of denk jij ook dat ik die jongen heb doodgeslagen?' Eva reageert niet op zijn vraag, maar brengt een ander onderwerp aan het woord 'er lag 5000 euro in de Ponti. Uit een koffer, waar jij zogenaamd de code niet van had'. Ze kijken elkaar even aan zonder iets te zeggen. Eva voelt in haar jas en haalt er een briefje uit. Ze laat de code aan Wolfs zien 'dit vond ik tussen je kleren'. Wolfs loopt door, maar Eva blijft staan. 'Heb jij dat geld gejat?' vraagt ze direct. Wolfs draait zich om 'nou, dat wilde ik wel ja. Ik hoorde over de porto dat jij was neergeschoten. Ik dacht dat je dood was. Fleur was ik ook al kwijt ik dacht: Wat kan mij het schelen?' Eva reageert direct 'en was dat voor of nadat je Luca had doodgeschoten?' Wolfs zwijgt. Eva zet een stap dichterbij 'dit is jouw laatste kans om eerlijk tegen mij te zijn'. Wolfs kijkt haar recht in haar ogen 'daarna' zegt hij stellig. Eva loopt bij hem weg.

Tussen de regelsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu