38. Connor

1.8K 145 10
                                    

Het is ijskoud en ik moet plassen. Het irritante is dat ik in het donker niet op mijn horloge kan kijken. Als ik zou weten hoe laat het is had ik kunnen bepalen of het veilig is om te vluchten. Ik wil niet het risico lopen dat ze me alsnog pakken.

Hopelijk zijn Lee en Sydney veilig. Iemand belde me nog, maar ik weet niet of het één van hen was want ik durfde niet op te nemen. Zo'n telefoonscherm geeft licht en ik wil niet dat ze me zien.

In de verte klinkt de kerkklok. Godzijdank, letterlijk, de kerkklok. In gedachten tel ik de slagen. Twaalf. Ik schat mijn kansen in. Als ik nu twee passen naar links doe en ervoor zorg dat mijn hoofd onder het raampje van de wc blijft dan kan ik daarna een sprint trekken naar de straat. Voordat er dan iemand het huis uit is ben ik waarschijnlijk de hoek al om.

Zo zacht mogelijk probeer ik mijn voeten te verplaatsen. Eén stap, twee stappen. Op de stoep zie ik mijn fiets liggen. Zou ik voldoende tijd hebben om erop te stappen? Een fiets gaat wel sneller dan iemand te voet. Ik besluit de gok te wagen en sprint naar mijn fiets. Op het moment dat ik 'm van de stoep raap zie ik licht aan flitsen in het huis. Ik stap op en ga er als een speer vandoor. Vaag hoor ik nog het geluid van de voordeur, maar ik rij de hoek al om. Behendig stuur ik het fietspad bij de basisschool op. Ze kunnen me natuurlijk ook in de auto volgen en dan kunnen ze hier niet komen.

Het donker maakt me bang, maar eigenlijk heb ik geen tijd om daaraan te denken. Ik moet naar huis. Ik moet naar huis. Ik trap zo hard als ik kan. Totdat ik een stoeprandje over het hoofd zie. Met een boogje vlieg ik door de lucht. Ik beland midden in een speeltuintje. Mijn onderbeen klapt hard tegen een hobbelpaard aan. Au.

Als ik op wil staan, doet mijn enkel gemeen pijn. Shit, dit kan ik nu niet hebben. Wanhopig kijk ik om me heen. O yes, hier om de hoek is de straat waar Fiona woont. Bij haar kan ik me vast wel even verstoppen. Ik vis mijn telefoon uit mijn broekzak terwijl ik naar mijn gevallen fiets hinkel.

"Connor?," klinkt een slaperige stem aan de andere kant.

"Fie, kun je alsjeblieft de voordeur openmaken. Ik kom er zo aan, het is een noodgeval. Ik heb wat aan mijn enkel en ik word achtervolgd."

"Wat?" Volgens mij is ze op slag wakker. "Oké, ik loop nú naar beneden. Kun je aan de lijn blijven tot je hier bent?"

"Nee, dat gaat niet. Anders kan ik niet lopen en ik moet mijn fiets ook nog meenemen."

"Ook goed. Ik wacht op je."

"Dank je. Tot zo." Met mijn fiets in mijn handen hup ik naar het einde van de straat. Als ik de hoek om sla zie ik de openstaande voordeur al.

Fiona komt in pyjama en al naar buiten gerend en pakt mijn fiets. "Geef maar hier. Wie zit er achter je aan dan?"

"Wacht even." Hoe pijnlijk het ook is, ik ren de laatste paar meters tot ik in de hal sta. Daar laat ik mezelf op de trap vallen. Jezus, dit doet pijn.

Fiona komt achter me aan en gooit de deur dicht. "Wat is er nou?"

Ik probeer haastig een smoes te bedenken. "Ehh ik... ik kwam van Toby af en er stonden een paar jongens, hier een paar straten verder. Ze wilden me verkrachten, maar ik kon gelukkig ontsnappen."

"Ieuw, wat eng." Fiona rilt al bij het idee. Ze moest eens weten. Als er echt een paar verkrachters hadden gestaan had ik daarna tenminste nog geleefd (al is de vraag of ik dat dan nog gewild had), maar ik had nu wel dood kunnen zijn.

Ik knik instemmend. "Ja, behoorlijk. Kan ik vannacht bij jou blijven slapen?"

Een verdieping hoger gaat een deur open en het hoofd van Fiona's moeder verschijnt bovenaan de trap. "Wat is er aan de hand?"

Fiona kijkt op. "Mam, is het goed als Connor blijft slapen? Ze is achtervolgd door een stel verkrachters en nu is ze bang om naar buiten te gaan."

Mevrouw Gerritsen schrikt zichtbaar. "Hebben ze iets met je gedaan?"

"Nee," antwoord ik snel. "Nee, gelukkig niet. Ik kon op tijd ontsnappen. Ik wil alleen niet meer naar buiten."

"Meisjes als jullie moeten ook niet 's avonds laat nog alleen over straat gaan. Maar goed. Fiona, als jij het logeermatras onder je bed uit haalt dan pak ik wel een slaapzak."

"Bedankt mam." Fiona staat op. "Kom mee. Wil je nog douchen of zo? Er zit allemaal zand op je schoenen. O, en dit." Ze plukt iets groens uit mijn haar. Het is een stukje van de conifeer waar ik me de hele avond achter heb verstopt.

"Nee, bedankt. Ik wil gewoon slapen. Het is zo'n rare dag geweest." Wakker worden in het bed van Toby, naar mijn oude school gaan, training hebben met Toby, Lee die de zender verwijderde en vervolgens de grote verstopactie. Een beetje nachtrust kan geen kwaad. Maar volgens mij moet ik eerst nog wat anders doen. Ik pak mijn telefoon weer en toets het nummer van thuis in.

"Connor, godzijdank." Mam heeft natuurlijk bij de telefoon gezeten. "Is alles goed met je?"

"Naar omstandigheden wel. Mijn enkel doet pijn, maar de details vertel ik morgen wel. Ik ben bij Fiona en daar blijf ik slapen."

"Oké. Ik ben blij dat je veilig bent. We hadden de geheime dienst al gebeld, maar volgens hen bevond je telefoon zich nog steeds in de tuin van de Van Rooijs. We wisten niet wat we moesten doen."

"Geeft niet mam, het is goed. Waar zijn Lee en Sydney?"

"Hier. Ze slapen. Ga jij ook maar gauw naar bed. Morgen praten we verder."

"Oké. Doei mam." Ik hang op en als vanzelf komen de tranen. Die zijn vast niet alleen het gevolg van de adrenaline en de pijn, maar ook van de moeheid. Een bed is precies waar ik nu aan toe ben.

Sisters in crimeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu