Hoofdstuk 13

97 4 0
                                    

Ze zat op een stoel en deed haar ogen langzaam open. Ze was moe en had pijn aan de linkerkant van haar gezicht, bij haar slaap. Half bij bewustzijn keek ze om zich heen. Waar was ze? Ze zat in een klein kamertje, met één klein raampje achter haar in de muur. Voor haar was een deur. Ze wilde opstaan, maar dat ging niet. Ze zat vastgebonden en dat merkte ze nu pas. Emma, die zich opeens weer herinnerde wat er gebeurd was, raakte in paniek en begon te schreeuwen om hulp. 'Help! Help me!' De deur ging open en er kwam iemand naar binnen, maar ze kon niet zien wie het was, want hij had een bivakmuts op. 'Je bent eindelijk wakker.' Zei hij. 'Laat me gaan!' Zei Emma. 'Nee.' Zei de ontvoerder kalm. 'Waarom ben ik hier?' Vroeg Emma terwijl ze probeerde los te komen. 'Dat gaat jou niks aan.' 'Dat gaat me wel degelijk iets aan.' Zei ze chagrijnig. Ze probeerde zich nog steeds los te krijgen. 'Je komt echt niet los hoor.' 'Dat zullen we nog wel zien.' Zei Emma. De man ging de kamer uit en deed de deur achter zich dicht. Hij werd een beetje chagrijnig van haar. Hij had verwacht dat ze doodsbang in die stoel zou zitten, maar in plaats daarvan reageerde ze brutaal op alles wat hij zei.
Emma, die nog steeds haar best deed om los te komen, was eigenlijk wel doodsbang. Ze was ontvoerd. Ze zat opgesloten in een kamer van een huis, waarvan ze geen idee had waar dat huis stond. Ze kon zich niet bewegen, want ze zat vastgebonden op een stoel. Ze had geen mobiel, die hadden ze vast afgepakt, dacht ze. Ze had honger en dorst. Ze had pijn en ze was moe.
Toen ze alles zo op een rijtje had gezet. Stopte ze met het proberen om los te komen. Het lukte inderdaad toch niet, dacht ze. Het enige hoe ze hier weg kon komen, was door het hier zo lang mogelijk vol te houden en hopen dat de politie haar vindt.
En met die gedachte viel ze in slaap.

Will en Amy fietsten over de weg die naar de weilanden toe ging. Ze zeiden niks tegen elkaar. Ze waren allebei goed aan het opletten of ze misschien iets zagen.
Ze kwamen aan bij de splitsing en stapten allebei af van hun fiets. 'Wat nu?' Vroeg Will. 'Nou,' begon Amy, 'we moeten kijken waar deze wegen heen leiden. Dus ik dacht misschien kunnen we opsplitsten dat we allebei één weg doen, dan gaat het sneller.' 'Ja, is goed. Zal ik links gaan en jij rechtdoor?' 'Ja. Hoe laat spreken we hier weer af?' 'Uhh...' Will keek op zijn horloge, het was nu bijna kwart voor 3. 'Half 4?' 'Ja, is goed.'
Ze kwamen allebei precies om half 4 terug gefietst. 'Heb jij iets gevonden?' Vroeg Amy aan Will. 'Nee.' Zei hij. 'Helemaal niks, het enige wat ik heel de tijd zag waren boerderijen en weilanden. Heb jij wel iets gevonden?' 'Nee.' Zei ze teleurgesteld. 'Ik heb misschien wel een paar ideeën waar ze kan zijn. Drie om precies te zijn.' 'Vertel.' 'Nou ze kunnen ook de andere kant op zijn gegaan, naar het dorp toe. Of ze wordt vast gehouden in éėn van deze boerderijen. Of misschien zijn ze wel gewoon helemaal weg. Misschien zijn ze inderdaad deze kant op gegaan, maar zijn ze gewoon zo lang doorgereden dat ze hier heel ver vandaan zitten.' 'Amy, ik ben bang dat we ze kwijt zijn. Nouja niet echt kwijt, maar we weten niet meer waar we heen moeten. Tenzij we hier ergens nog een aanwijzing vinden, weet ik niet wat we nu moeten doen.' Nee, ik ook niet.' Zei ze. 'Ik denk dat we beter kunnen stoppen en tegen de politie zeggen dat we Emma's mobiel hebben gevonden.' Zei Will. Dat hadden ze niet gezegd tegen de politie, omdat zij hadden gezegd dat ze thuis moesten wachten tot dat zij belden. En ze wilden niet dat de politie boos was op hun, dat ze niet geluisterd hadden. 'Bovendien,' ging hij verder, 'ik ga morgenavond op vakantie en ik moet morgen ook nog mijn koffers inpakken. Dus ik denk ook niet dat we nog tijd hebben om verder te gaan.' Ohja, het is zomervakantie, dacht Amy. 'Ja, je hebt denk ik wel gelijk.' Ook al wilde ze eigenlijk niet stoppen met het zoeken naar Emma, ze gaf Will toch gelijk. Hij had ook gelijk, dacht ze. Ze wisten namelijk niet meer waar ze heen moesten en hij ging morgen ook nog op vakantie. Ze kon dit namelijk niet allemaal in haar eentje doen.
'Ik denk niet dat ik je morgen nog zie, dus alvast een fijne vakantie. Of ga je niet op vakantie?' 'Nou eigenlijk wel, maar daar heb ik helemaal geen zin in zonder Emma.' 'Nee snap ik. Maar ook al ga je niet op vakantie, toch wil ik je nog een fijne vakantie toe wensen, voor zover hij fijn kan zijn zonder Emma.' 'Dankje, jij ook.' Zei ze en gaf hem een knuffel.
Toen ze thuis kwam, ging ze gelijk naar boven en sprong in haar bed. Ze staarde naar het plafond en dacht aan Emma. Ze legde het beertje, die naar Emma rook, op haar gezicht en zo viel ze in slaap.

De OntvoeringWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu