'Femke, hoe kon je nu zo stom zijn?' riep mijn moeder uit, terwijl ze me met een verwijtende blik aankeek.
Een paar seconden eerder had ik ijzig kalm uitgelegd wat er de avond voordien gebeurd was in het restaurant van Meneer Brulaap en mijn moeder kon haar oren niet geloven.
Ik haalde ongeïnteresseerd mijn schouders op. Eigenlijk was ik er helemaal niet rouwig om dat ik was ontslagen, sterker nog: ik voelde me zelfs opgelucht. Opgelucht omdat ik niet meer voor dat hoopje ego moest werken en opgelucht omdat ik eindelijk weg was uit die donkere keuken. Ik was zelfs nooit verder dan de gang tussen de keuken en de zaal gekomen; de zaal was immers verboden terrein voor het keukenpersoneel. We zouden de klanten wegjagen door onze aanwezigheid. Arm, vuil volk hoorde niet tussen de rijke, nette mensen. Wat een onzin.
'Je beseft toch dat je door die stomme, laffe daad je werk bent verloren? Daar gaan onze centen! Je snapt toch dat dit de enige manier was om aan nog wat geld te geraken?'
Ik knikte, zonder een teken van emotie te geven. 'Ja, dat besef ik.'
Mijn moeder zuchtte. 'Het kan je precies allemaal niet veel schelen hè, jongedame? Denk toch ook eens aan je kleine zusjes, hoe gaan wij ze ooit nog een goede toekomst kunnen geven?'
'Die toekomst is er sowieso niet, mam!' riep ik verbeten uit en van mijn ijzige kalmte was geen sprake meer. 'En verwijt me alsjeblieft niet dat ik niets voor jou en mijn kleine zusjes doe! Je weet goed genoeg wat ik tot nu allemaal heb moeten opofferen! Het is verdomme daarom dat ik mijn jeugd heb moeten opgeven! Mag ik dan ook nooit eens aan mezelf denken?' Ik voelde hoe tranen opwelden in mijn ogen en hoezeer ik ze ook probeerde te verbergen, het lukte niet.
Mijn moeder zei niets meer en haar mond had zich in een rechte streep getrokken. Zo bleef het nog een paar minuten stil en we keken elkaar zelfs niet meer aan. Tot mijn moeder daar plots weer verandering in bracht: 'Kijk, Femke, ik begrijp dat het moeilijk voor je is en dat je door heel de situatie niet het leven kan leiden zoals je in je gedachten hebt. Maar dat is nu eenmaal het leven: niet alles gaat zoals je hoofd het wil en er kruisen sowieso wel eens tegenslagen je pad.'
Ik keek op en staarde recht in de ogen van mijn moeder. 'Maar het is gewoon niet eerlijk. Weet je wel hoe het was om voor die blaaskaak als een Brulaa- ik bedoel meneer Lavier te werken? Hij buitte ons gewoon uit en behandelde ons als een stuk grof vuil. Alsof we niets waren. En wat kregen we ervoor in de plaats? Vijf Doxi per dag. Terwijl hij met alle eer en geld gaat lopen, hoewel hij zelf geen poot uitsteekt.'
Ik snikte en machteloosheid nam het roer van mijn lichaam over. Ik voelde me zo schuldig tegenover mijn moeder, want ze had wel gelijk: ik had het helemaal verpest en ik had geen idee wat we nu moesten doen. Mijn magere loon was het enige waar we met ons vieren van moesten leven, aangezien mijn moeder al geruime tijd werkloos was.
'Hadden we papa maar...' Mijn stem sloeg over en mijn gesnik ontpopte zich tot een zacht gehuil. Ik wilde niet huilen, zeker niet met mijn moeder er bij. Huilen is een teken van zwakheid en ik wilde niet zwak zijn. Zeker niet voor mijn moeder; voor haar wilde ik sterk zijn.
Mijn moeder sloeg een arm om me heen, wat ik eigenlijk niet had verwacht, want dat deed ze anders nooit. Omdat ze niet het troostend type was en me eerder als een volwassen persoon dan haar kind beschouwde, maar ook omdat ik zelf amper mijn gevoelens toonde. 'Maar hij is er niet meer, dus daar zal je mee moeten leven,' zei ze sussend en ze aaide met haar vingertoppen door mijn hazelnootbruine haren.
'Met hem was alles veel makkelijker. Waarom is het toch zo moeten lopen? Waarom?' Het ongeloof was duidelijk te horen in mijn stem.
'Ik weet het niet, Femke, ik weet het niet. Misschien is het gewoon zijn lot geweest? Bovendien had hij er eigenlijk zelf een beetje voor gezorgd, want hij wist dat hij met gevaarlijke dingen bezig was.'

JE LEEST
Maanvlucht
Science FictionIn het jaar 2090 is de mensheid de wanhoop nabij; ontelbare aardbevingen, verwoestende stormen en ondraaglijke hittegolven hadden al het leven van ettelijke miljarden levende wezens genomen en de menselijke populatie blijft slinken samen met de hoop...