30. Inpakken en wegwezen

361 36 8
                                        

Het was een grauwe namiddag. Donkere wolken schoven voor de zwakke zon; slechts hier en daar vond een enkel straaltje een opening langs de opeengepakte hemel. Miezerregen tikte tegen de ruit.

Mijn kamergenoten en ik waren voor een laatste keer allemaal samen in één ruimte. Daar zaten we dan. Allemaal bij elkaar, als een stelletje vrienden dat op het punt stond een gezellig zomerkamp te verlaten met de valse belofte dat we ooit nog wel een keer zouden afspreken. Ooit. Misschien.

Iedereen had zijn koffer al in zijn hand, klaar om de kamer te verlaten waarin we een week lief en leed hadden gedeeld. De kamer waarin we zweterige nachten hadden geslapen, gruwelijke dromen hadden gedroomd en confronterende gesprekken hadden gevoerd. Over het leven, over al het domme in de wereld.

Ik wist niet hoe ik me moest gedragen tegenover hen en zij duidelijk niet tegenover mij. Af en toe, wanneer we voor een moment per ongeluk oogcontact maakten, glimlachten ze naar mij alsof ze wilden zeggen 'goede moed' en vervolgens gingen we weer verder met onze eigen zaken.

Waaraan had ik dit verdiend? Waarom ik wel en zij niet? Zij verdienden het net zoveel als ik, misschien zelfs méér. Ik wist simpelweg niet hoe ik me moest voelen. Moest ik blij zijn? Verdrietig? Opgewonden?

Nee, zo voelde ik me niet. Ik voelde me alleen maar schuldig.

"Ik ga niet naar de maan," zei ik, de broze stilte aan flarden gescheurd.

Het was nog even stil in de kamer. Ik voelde hoe alle hoofden ineens mijn richting uitkeken, alsof ik zonet het geheim van het leven had verklapt.

"Ben je nou helemaal op je kop gevallen?" Het was Francesca. "Met wat voor kamergenoten ben ik opgezadeld geweest? Ik dacht dat het na Rachel en Huan niet meer gekker kon, maar jij bent echt het toppunt van alles."

Ik wist niet of ik me nu beledigd moest voelen of niet.

"Femke, wat zeg je nu?" zei Masani, al iets fijngevoeliger dan Francesca.

Ik ging zuchtend op mijn bed zitten. "Ik weet gewoon niet meer wat ik wil."

Masani ging naast me zitten. "Femke, ik ken je ondertussen goed genoeg. Ik weet dat je je schuldig voelt ten opzichte van ons, maar dat is niet nodig. Jij verdient die plek op de maan meer dan wie ook. Ga gewoon. Dit is de kans van je leven. Laat die alsjeblieft niet liggen."

"Ik zeg het niet graag, maar Masani heeft gelijk." Francesca stond met gekruiste armen voor mij. Haar blik was zachter dan ik van haar gewend was. "Ik weet dat we niet altijd de beste vrienden zijn geweest, maar ik wil dat je weet dat ik het je gun. Dus wees alsjeblieft niet zo dom en ga."

Even was ik bang dat ik in tranen zou uitbarsten, maar ik beet net hard genoeg op mijn lip om dit te voorkomen. Ik wilde niet sentimenteel doen op de laatste dag.

"Waar gaan jullie dan naartoe?"

Masani haalde zijn schouders op. "Naar huis, denk ik. Mijn familie heeft me nodig."

"Mijn vader gaat nu waarschijnlijk naar de maan. Ik weet dat hij me een ticket kan geven als ik gewoon mijn bambi-ogen gebruik, maar dat wil ik niet. Ik blijf wel gewoon op aarde."

"Maar Frances-"

"Misschien kan ik wel bij mijn tante wonen. Die blijft ook op aarde. Ik red me wel, Femke."

"Ik ga ook terug naar huis," zei Elias. "Voor mijn ouders werken."

Ik knikte. Al deze mensen moesten terug naar hun oude leventje. Zij moesten werken om te overleven, op een planeet waar het leven vroeg of laat zou vergaan. Misschien nog niet tijdens dit mensenleven. Misschien ook nog niet het leven daarna. Dat het zou gebeuren, stond echter vast als in spijkerschrift.

MaanvluchtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu