Hoofdstuk 12

27 3 3
                                    

Na dat mijn voeten de grond verlaten, ik vlieg een stukje door de lucht, ik ben erg bang en binnen een mum van tijd, grijpen mijn handen een van de takken vast.
Maar hoe snel de sprong ook ging, hoe snel mijn handen de takken vastpakte, hoe snel mijn handen ze weer los lieten.
De takken zijn bevroren en mijn vingers glijden van de tak, ik val naar beneden.
Ik hoor een krijs van Julie, ik hoor dat iemand mijn naam schreeuwt.
Maar ik zie mezelf naar beneden vallen, sneeuwvlokken paraderen om mijn slappe lichaam.
En ik voel een ijzige koude wind door mijn lichaam gaan, er stromen een paar tranen over mijn lichaam.
wanneer mijn lichaam de grond bereikt verwacht ik een enorm pijnlijke klap, een schok maar dat gebeurt niet, ik val in een vloeistof maar het is geen water, een koude stof bedekt mijn gehele lichaam.
Ik ben beland in de sneeuw, en wanneer ik dat merk dat ik daar ben en ongedeerd, voel ik mijn koude lichaam liggen.
Met een enorm tempo sta ik op, en staar ik naar de schreeuwende Julie boven aan de ladder, ze is gelukkig wel blij.
Ik bekijk de meters diepe sneeuw onder mijn voeten waar ik langzaam in weg zak, ik probeer bij te komen van mijn val waardoor ik mijn eigen dood in mijn ogen zag.
Wanneer ik weer omhoog kijk zie ik Julie's lichaam door de lucht vallen, ze gilt en ik ren op haar af wanneer ze is geland op de grond.
Ze hoest en zegt wat onduidelijks, maar ze staat snel op ze bekijkt haar omgeving.
Overal om ons heen is besneeuwd, we zakken net zoals net de grond in.
We moeten rennen zeggen,nee slaat haar sjaal over haar gezicht grijpt naar haar bijl.
Ik denk aan mijn twee vrienden die doodsbang en ijskoud in het kamp zijn, straks sterven ze, straks zijn ze al gestorven.
We rennen door de metersdiepe sneeuw en ik zeg ik maak me zorgen om ze, ik bibber van de kou en verlang naar een warm vuur, met eten en thee...
Stop zegt Julie, ik hoor geritsel door de bosjes, ik grijp met mijn trillende hand naar een pijl en leg hem op mijn boog, zonder erbij na te denken laat ik mijn pijl vliegen.
Ik hoor Julie iets onverstaanbaars roepen, terwijl de sneeuw steeds harder gaat vallen en het steeds kouder word.
We moeten ergens schuilen zegt Julie terwijl ze de sjaal van haar gezicht afhaalt, ik inspecteer mijn enorme witte omgeving.
Daar roep ik, mijn hand glijd naar een holle boom die groot genoeg is voor twee personen, Julie's lichaam gaat die kant op en ik ren haar achterna.
Ze kruipt in de holle boom waarna ik haar achterna kruip, we zitten stevig krap op elkaar en ik leg mijn boog en pijlenkoker buiten de boom.
Het is zo koud zegt Julie met haar trillende stem, ik wrijf over mijn lichaam die geheel bedekt is met kleren, ik haal mijn tas van mijn rug samen met de tassen van Anne en Gyvayno.
Hoe langer we zitten hoe sneller het donker word, zwijgend staren we naar de lucht die steeds donkerder word en het helaas maar niet stopt met sneeuwen, ik bijt op de binnenkant van mijn wang en wrijf met mijn handen over elkaar.
Het voelt alsof mijn lichaam instort het wil slapen en de rest van de week geheel niks meer doen, maar ik ben in de arena die alsmaar kouder word.
Ondertussen het wachten praten we niet, ik eet nog een klein stukje eekhoorn van de dag hiervoor en merk al snel dat het buiten pik en pik donker is, je ziet geen hand voor ogen maar er is ook goed nieuws, de sneeuw is eindelijk gestopt (tenminste voor nu).
Opgewonden kruipt Julie de holle boom uit, ik pak mijn boog en de tassen van mijn twee vrienden.
Wat fijn om weer mijn benen te strekken zegt ze zacht.
Ik voel een koude wind door mijn lichaam gaan en mijn haren wapperen door de wind, ik neem een hele kleine slok water en besef dat we de komende dagen water genoeg hebben.
Julie heb jij die water koker meegenomen uit de toren?, ze knikt met een glimlach op haar gezicht.
Deze arena is verschrikkelijk weet Julie uit haar mond te krijgen, ik weet het zeg ik
We lopen door de meters diepe sneeuw terwijl we pratend over thuis verder gaan.

Capitool (Amanda)
Inmiddels ben ik uit het gebouw weten te ontsnappen en heb ik Snow neer geschoten,
Mijn handen trillen nog steeds, bang dat ik elk moment opgepakt kan worden.
Tranen stromen over mijn wangen ook al heb ik iets goeds gedaan, ik kijk om me heen, grijp naar mijn telefoon in mijn zak.
Ik Stuur een Zep naar Marcus' dat hij me moet komen halen.
Natuurlijk antwoord Marcus' meteen met: er is een hovercraft onderweg, ik glimlach en ga met mijn handen door mijn blonde haren.
Ik ren de straat uit, enorm veel mensen staren me aan aangezien ik het witte Capitool uniform nog aan heb.
Ik ren door de straten en hoor een hovercraft aankomen, Marcus' roep ik vrolijk.
Hij vliegt over de stad en op het moment dat hij wil landen word ik beschoten door enorm veel vredebrekers. Ik duik Naar de grond en kom met een harde klap terecht tegen de grond. Ik sta snel op en verschuil me onder een afdakje, kogels vliegen door de route maar bereiken mijn lichaam niet.
Ik leg mijn hoofd tussen mijn knieën maar al snel sta ik op, ik grijp naar het andere pistool in mijn laars, laad hem en schiet een paar vredebrekers van het dak, een kogel komt recht op me af en dringt door in het raam achter mij.
Ik zie dat aan het eind van de straat Marcus en of zijn mannen zijn geland, met moeite ren ik er heen en knijp mijn ogen dicht, tranen stromen over mijn wangen terwijl ik mijn gezicht probeer te verbergen.
Wanneer ik bijna de hovercraft heb bereikt, voel ik een enorme steek in mijn achterbeen, ik grijp naar de pijnscheut, ik voel een bloederige stuk wond, wanneer ik het aanraak voel ik een enorme pijnscheut door mijn lichaam gaan.
Ik spring naar de grond en bekijk mijn bloederige hand.
Ik begin te schreeuwen en ik ga met mijn handen door mijn haar.
Marcus komt aanlopen grijpt mijn armen en sleurt me de hovercraft in.
Ik begin te hoesten en te proesten, ik zie een fel licht in mijn ogen schijnen en verschillende mensen om me heen.

Arena:
Wanneer We eindelijk aan zijn gekomen bij de plek waar ooit het kamp was merken we
Dat er niet veel van over is, alleen een besneeuwde plek, er ligt alleen nog maar een mes.
Dit is de plek zegt Julie, ik weet het honderd procent zeker ik herken deze plek uit duizenden, ze klinkt bezorgd, ik raak paniekerig en kijk om me heen.
Ik begin Gyvayno's naam te roepen, Julie herhaalt het meteen maar we vinden geen enkel spoor.
Totdat me iets raars opvalt, een mes in de boom doorboort.
Kijk daar roep ik een mes in de boom, Julie waggelt er naar toe, ze trekt het mes uit de boom, en waggelt verder.
Ik ren haar achterna, en ze rent steeds sneller door de sneeuw,ik schreeuw of ze wil stoppen maar hoe eigenwijs Julie ook is ze stopt niet.
Elke 10 meter trekt ze een mes uit de boom, en dan hoor ik haar lachen, puffend en steunend kom ik bij haar aan en zie ik een soort inham in een enorme rots, met twee mensen lachend bij het vuur.
Anne en Gyvayno zitten met lagen dekens om hun lichaam bij het vuur.
Ik roep blij hun namen terwijl ik de inham binnen loop, de warmte doet me goed
En ik ga naast Gyvayno zitten, bibberend vraagt hij of ik de kleren heb.
Ik doe de tassen af, kijk naar Anne, goed je weer te zien Anne zeg ik vrolijk, ze straat naar het vuur en werpt me een glimlach toe.
Ik geef Gyvayno de tas, en werp Anne de tas toe, dankje zegt Gyvayno hij staat op en trekt langzaam de kleren aan die hem warmer maken.
Julie en ik kwamen vast te zitten in een sneeuwstorm zeg ik, en we waren bijna vermoord door de beroeps, ik glimlach en Julie glimlacht terug. Maar voorderest gaat het goed vult ze me aan, Gyvayno gaat weer zitten en begint te lachen.
Het is echt koud eh vraagt hij, Julie en ik knikken.
Wanneer is Anne wakker geworden vraagt Julie, vanmiddag antwoord Gyvayno ze was eerst in paniek, maar toen ik haar eten gaf en haar liet drinken kalmeerde ze.
Anne glimlacht en zegt het gaat beter alleen mijn lichaam doet enorm veel pijn, maar ik heb ook altijd pijn glimlacht ze.
Het is al laat, zeg ik, het volkslied begint maar dat is gelijk weer afgelopen aangezien er geen doden waren vandaag, wat me echt slecht doet...
Ik pak de deken uit mijn tas terwijl de rest ook nog wat eet, eet ik nog een koud stukje eekhoorn.
Ik eet het vlug naar binnen, en ik zeg dat ik het fijn vind weer bij mij vrienden te zijn....
Zij vinden dat ook.
( maar in mijn achterhoofd weet ik dat ze ooit dood moeten en misschien zou ik dat moeten doen)..

Beste lezers,
Ik heb eigenlijk een vraagje voor jullie, zouden jullie alsjeblieft na alles wat jullie nu al hebben gelezen een reactie willen achterlaten?
Ik zou enorm graag willen weten wat jullie van het verhaal vinden? Wat jullie minder leuk vinden? En of jullie nog ideeën hebben voor het volgende hoofdstuk, natuurlijk heb ik al ideeën maar een toevoeging kan nooit kwaad.
Hopelijk doen jullie dit voor me, veel leesplezier
Groetjes Sjoerd 😆😆😆😆😆
Alvast bedankt.

De 89e honger spelenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu