Hoofdstuk 27

15 2 0
                                    

Een frisse lucht komt in mijn neusgaten, een frisse lucht, mijn lichaam sputtert tegen, maar ik kom in een ruk overeind, mijn vingers worstelen zich in het zachte gras terwijl ik mijn omgeving bekijk, het groene gras met de Hoorn des overvloeds recht voor mij, ik lig op een metalen plaat, en verward kijk ik om me heen.
Waar in vredesnaam ben ik? Hoezo is alles zo mooi en warm, en waarom staat de Hoorn des overvloeds hier? Waar zijn mijn vrienden? In wat voor een arena ben ik beland.
Maar ik bespeur de arena en ik zie de klif waar boven op het koude bos op ligt, dus dat betekent dat ik in dezelfde arena ben als eerst, Julie begin ik te roepen, ik herhaal de namen van mijn vrienden terwijl ik langzaam overeind wil komen.
Ik wankel op mijn benen maar het lukt me om mijn evenwicht te bewaren, ik voel in mijn zakken en tot mijn grote geluk is de Dino tand, de armband, en de hanger uit 7 terug in mijn bezit.
Mijn handen klemmen zich om mijn enige en dierbaren spullen in de arena, zou Snow dood zijn denk ik alleen maar? Mijn nieuwsgierigheid wint het altijd van me, Tella is dood bedenk ik dan, mijn grote geluk dat de president misschien wel dood is veranderen in een grote Hel.
Ik voel verdriet opkomen maar weet die te stoppen, en nu pas besef ik hoe dom ik ben geweest, Snow wist wat ik ging doen, Snow heeft me uitgelokt en het lukte hem, nu heeft de president of zijn opvolgers of handlangers een rede om mij te kwellen in de arena, of om mijn familie buiten de arena wat aan te doen, hij heeft Tella al vermoord, straks brand hij mijn district plat, straks gaat iedereen dood door mij, iedereen herhaal ik in mijn hoofd.
De zon die op mij schijnt word steeds een beetje warmer en dan besluit ik de Hoorn te inspecteren die gek genoeg gevuld ligt met de beste spullen, nog steeds ben ik overstuur want na mijn daden in de arena weet ik dat die daden in de arena zullen blijven, want mijn graf zal in de arena zijn, de spelmakers zullen me zoveel pijn doen dat ik uit mezelf zal sterven.
Ik inspecteer de Hoorn en neem een grote gevulde pijlenkoker en prop er extra pijlen in, neem een mooie ijzeren boog die niet onder bloed zit of zoiets, ik neem een riem waar verschillende soorten messen in passen, een vakje met een paar werp messen, een kartelmes, een lang zwaard, en een normaal mes, ik trek een korte broek aan en een lange mouwen T-shirt en ik laat mijn jas hierachter.
Ik vul een tas met extra messen en dolken, eten en een medicijn kistje, en drie grote gevulde flessen water.
Voor de eerste keer in de geschiedenis, die ik zag, heeft een tribuut een gevulde Hoorn voor zichzelf, mijn broek en jas laat ik achter en ik ga opzoek naar mijn vrienden maar al snel genoeg merk ik dat dat zinloos is, want als ze hier zouden zijn zou ik ze zien.
Het gras word steeds hoger en het steekt boven mijn lichaam uit, terwijl ik toch redelijk groot ben lijkt het gras steeds hoger te worden.
Alleen als Snow me wilde kwellen, waarom zou hij mijn lichaam hebben opgelapt? Waarom kan ik mezelf bewapenen tot het bot? Waarom geeft hij me een voorsprong.
Een zacht geritsel Gaast over de arena, ik span mijn spieren aan klaar voor de aanval maar een hele tijd gebeurt er niks, tot er iets levens tevoorschijn komt en ik meteen een pijl om mijn boog leg om het van zijn leven te beroven. Het is een konijn, angstig kijkt hij me aan en zo snel als hij er was verdwijnt het wezen ook, het gras is gestopt met groeien en mijn gehele wandeltocht denk ik aan mijn dierbaren in 7, aan Snow, aan Tella's dood, haar verminkte lichaam, steeds word ik bozer en moet ik mezelf in houden om geen camera te zoeken om het Capitool uit te schelden.
Wanneer het donker werd drink ik de helft van een fles leeg, eet ik een stuk kip uit mijn tas en val ik snel genoeg in slaap, gek genoeg heb ik geen nachtmerries en voel ik me veilig onder de hoge lagen gras, ik slaap de hele nacht door en word pas wakker als de zon fel op mijn lichaam schijnt en slapen onmogelijk word.
Eigenlijk heb ik een oneerlijke voorsprong vergeleken met mijn mede tributen aangezien ik geheel ben opgelapt min een paar kleine wonden, ik ben uitgerust maar ik heb ook veel mensen tegen me, die vooral spelmakers zijn.
In de spelen moet je banger zijn voor spelmakers dan voor mede tributen, spelmakers hebben de macht over jou terwijl tributen alleen je bloed willen zien en dan zijn ze tevreden.
De nacht valt die dag al snel en het volkslied begint, geen doden vandaag dat geeft me meteen een geruststelling want dan zijn Julie en Gyvayno niet dood, maar hoe erg zou Devin er aan toe zijn? In de meeste spelen is de hoorn des overvloeds het kamp van de beroeps, maar aangezien we in deze spelen gedwongen werden om te reizen was dat voor hun niet het geval.
En dat brengt me bij het volgende, de beroeps weten dat wanneer ze ons vermoorden ze allebei zonder straffen naar huis kunnen gaan, zullen ze net zo naar huis verlangen als ik? Denken zij ook dat ze over een week thuis zullen zijn, bij hun families en hun district..
De hele nacht lig ik wakker, piekerend over de beroeps, over mijn bondgenoten, over Snow en Tella, over mijn dierbaren en over mijn district.
Wanneer de warme zon weer op mijn lichaam schijnt besluit ik om te vertrekken, ik eet wat vlees dat ik onderweg heb gevangen en gebraden en drink mijn eerste waterfles leeg.
Wanneer het denk ik vroeg in de middag is vind ik een enorme rots, ik staat naar de enorme rots die makkelijk beklimmbaar is en waar ik een goed uitzicht over de arena zal hebben, ik begin aan de klim op en al snel besef ik dat de klim ingewikkelder is dan ik dacht, ik heb zwetende handen waardoor ik bijna weg glijd maar ik heb mezelf stevig vast.
De rots lijkt wel steeds hoger tot ik bij een soort duikplank van rotsen aankom, groot genoeg voor meerdere personen, wanneer ik over de rand kijk en de arena in kijk besef ik hoe hoog ik ben en hoe groot de arena wel niet is.
Ik bespeur de omgeving af zoekend naar enig teken van leven maar er is niks wat daar maar op lijkt, ik zie de klif met het koude bos heel erg ver in de verte waardoor hij bijna verdwijnt uit mijn zicht, sinds ik terug ben in de arena heb ik veel gewandeld.
Ik ga zitten met mijn benen over de rand, en neem wat water en een klein stukje brood, maar net als ik een hap van mijn brood wil nemen land er een parachute vlak naast mij, mijn vingers worstelen hem open en ik vind 10 driehoekige broodjes die zeer waarschijnlijk uit district 5 zullen komen, maar waarom zou district 5 mij steunen als ze weten dat Of Gyvayno of ik dood ga? Ik neem er vandaag twee een nu en een vanavond en ik verdeel de rest als ik morgen ochtend nog leef, het klinkt bot maar het is nu eenmaal waar.
Het broodje smaakt overheerlijk, en ik besluit hier mijn dag door te brengen, nog steeds met mijn benen bungelend over de rand speur ik de omgeving af in de hoop dat ik iemand zie al is het maar een beroeps.
Maar wanneer ik net wil beginnen aan mijn avond maal en ik niet bewapend ben voel ik een doordringbare pijn in mijn been, in een reflex trek ik mijn been terug en merk dat er een pijl in mijn kuit is doorgedrongen, wie heeft er nog meer een boog? Zijn het de beroeps? Ik steun en kreun terwijl ik naar mijn bloedende kuit kijk, ik sleur mijn been mee naar mijn wapens en tas en neem een vochtig doekje uit de verband trommel.
Ik trek de pijl er paniekerig uit terwijl ik snel het vochtige doekje er tegen aan druk, een onheilspellende pijn gaat door mijn lichaam, en snel leg ik een drukverband aan, al snel is het verband rood van het bloed maar eerst hijs ik mijn tas over mijn rug en tegelijkertijd mijn pijlenkoker en neem een pijl op mijn gespannen boog.
Alle spieren in mijn lijf trekken zich samen en langzaam strompel ik naar de rand, ik weet dat als ik niet snel wat doe aan de wond dat ik dan dood zal bloeden en dat is een langdurige pijnlijke dood zal krijgen.
Wanneer ik over de rand kijk bespeur ik nog steeds geen teken van leven, maar een pijl scheurt langs mijn lichaam.
Maar ik duik net op tijd weg en de pijl schiet de helderblauwe lucht in, ik voel een stoot tegen mijn hoofd en dan wanneer ik opgestaan ben sta ik oog in oog met Devin, tribuut uit 1 en bewapend met een zwaard en veel te veel messen, ik bespeur enige emotie van angst en zijn oog bloed, een straaltje bloed glijd langs zijn lip, om zijn been zit een glibberig bloedend verband dat sowieso snel verzorgd moet worden.

De 89e honger spelenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu