Hoofdstuk 2

80 3 2
                                    

Achter ons staat een groep van 6 mensen bij de Hoorn, zo'n 70/80 meter hier vandaan, waarschijnlijk uit district 1,2,3,4 ook wel de beroeps genoemd.
we wankelen over het zand in de hoop dat achter de enorme rots een grot of zoiets is, Julie kreunt en ik merk dat Gyvayno en Anne haar niet meer kunnen dragen. Ik inspecteer mijn omgeving en zie een kleine ingang ergens in de rots, daar roep ik! Iedereen kijkt meteen op en lopen die kant op. We stappen over een paar rotsen heen en ik merk dat er veel zand in mijn laarzen zit.
Een meter bij de ingang vandaan blijven we alle 3 staan en merken dat de gang erg krap is en ik weet niet of we er door heen kunnen.
Iemand moet kijken of er een grot daar achter is, het is een Krappe ruimte dus iemand die klein is moet erin, iedereen kijkt meteen naar Luuk en zijn gezicht word rood.
Hij loopt naar de holle opening en gaat hurkend erbij zitten. Hij staart nog even naar ons en langzaam kruipt hij de gang in, ik hoor gehoest en merk dat iedereen vol afwachting naar de gang staren.
Julie ligt tegen een steen aan, en kreunt, terwijl de rest hoopvol af staat te wachten.
Ik hoor een kreet en weet meteen dat het Luuk is, hij zegt iets maar ik kan hem niet horen dus Marit en ik lopen naar de ingang en houden ons oor erbij, aandachtig luisteren we naar iets onverstaanbaars, maar wanneer hij het herhaalt hoor ik het volgende:
Er is een grot, roept Luuk, groot genoeg voor ons allemaal.
Ik leg mijn tas de gang in, en kruip achter de tas in, ik tijger door de gang en merk dat ik een schaafwond oploop door de stenen waar ik over heen wankel.
Marit roept of ze al mag, en ik roep ja tegen haar, ik hoor haar gekruip achter me, waardoor ik zenuwachtig word.
Ik voel me verschrikkelijk in deze krappe ruimte, ik heb claustrofobie, en het zweet staat me over mijn hele lichaam, met moeite kruip ik door.
Ik ben zenuwachtig en begin te hoesten, en te hoesten.
Ik word spaansbenauwd, en hoop dat ik niet flauw val, ik word helemaal gek in deze Krappe ruimte, zand dat naar beneden valt, er hoeft maar een steen te scheuren en deze gang is pleiten en ik lig er in.
Een traan stroomt over mijn wang en langzaam snak ik naar adem.
De gang is erg lang en ik roep; Luuk hoe ver nog?, geen antwoord, Luuk roep ik.
Geen antwoord, ik kronkel door, en voel een kleine steek in mijn arm, ik probeer mijn arm te draaien. Met moeite zie ik een scherf glas in mijn arm zitten, een klein stukje glas, ik pak het vast en trek het uit mijn rode vlees. Ik bijt op mijn wang en weet dat ik het nu niet kan verzorgen.
Ik duw mijn tas naar voren, en zie hem verdwijnen, 2 seconden later hoor ik een plof, wat waarschijnlijk mijn tas is die tegen de grond knalt.
de uitgang roep ik, ik ben bij de uitgang. Opgelucht kruip ik door, en val een meter naar beneden, ik schrok en wrijf over mijn schouder die pijn doet.
Ik probeer om me heen te kijken maar ik zie nog weinig, mijn ogen moeten wennen aan het donker, Luuk? Waar ben je?, Luuk? Doe maar niet zo ik weet dat je hier ergens bent.
Ik hoor Marit roepen dat ze hier is en, ik hoor haar vallen, en ren naar haar toe, ik help haar opstaan terwijl ze vraagt waar Luuk is.
Ze graait in haar tas en pakt er iets uit, wanneer ik naar haar hand kijk zie ik een groot licht verschijnen, een zaklamp roep ik opgewonden!!
Ze schijnt door de grot maar ziet geen Luuk, als we verder door de grot gaan zien we een opening, een gang, een gang onder de grond.
Marit vraagt wat het is, en pakt haar zwaard ( die me nog niet op was gevallen),
Ik pak mijn langste mes die ik in mijn riem heb en steek hem voor me uit.
Ik schrik, vanwege een geluid dat ik hoor, Luuk roep ik met een brok in mijn keel,
Ik loop de ingang in en Marit loopt me achter na, ik loop door tot iemand mijn schouder pakt.
Ik slaak een kreet en draai me om, tot mijn grote opluchting is het Luuk, Luuk waar.... Hij onderbreekt me door een mes tegen mijn keel te zetten. Marit roep ik, Marit gil ik, Sjoerd zegt Luuk ze is oké maak je eerst maar zorg om jezelf, angstig kijk ik vooruit en hoop dat hij me niet dood.

Waarom doe je dit? Vraag ik? We hadden een genootschap?, dat hebben we nooit gehad zegt Luuk we zijn nooit vrienden geweest Sjoerd dat liet ik jullie denken zodat ik jullie kon vermoorden. Ik wist dat hij niet te vertrouwen was, ik wist het roep ik, je bent niet te vertrouwen Luuk.
Ik word boos en mijn blik verstard, het mes drukt hard in mijn keel, mijn hand glijd voorzichtig naar mijn riem, hierdoor word ik enorm zenuwachtig, Luuk is twee koppen kleiner dan ik maar duwt het mes steeds verder door.
Ik moet nu mijn kans grijpen, ik geef Luuk een knietje in zijn maag, grijp naar mijn mes, ik duw het mes in zijn richting maar hij draait mijn mes en schopt tegen mijn scheen. Is dat het enige wat je kan roep ik boos, ik grijp mijn mes terug en zonder twijfel duw ik het mes snel in het lichaam van deze 14 jarige jongen die alleen maar hetzelfde doel had als ik, maar op de verkeerde manier.
Ik trek mijn mes terug, Luuk kijkt me boos aan en zakt naar de grond, zijn lichaam zakt naar de grond en ik krijg de tranen in mijn ogen, en hou mezelf voor dat dit moest voor de groep, hij is slecht en ik wist het, ookal was hij slecht iemand doden is net zo slecht.
Het was zelfverdediging, anders was ik dood, anders ik....
Ik staar naar het bloederige mes, en naar luuk's ogen die uit zijn kassen rollen.
Ik zak naar de grond, op mijn knieën, ga naast het mes liggen, en staar met mijn waterige ogen naar Luuk's lichaam.
Ik heb iemand gedood
Ik heb iemand gedood
Ik heb iemand gedood.
Ik sluit mijn ogen, en denk steeds meer na over Luuk's dood.
Langzaam merk ik dat ik in slaap val en de gegijzelde Marit helemaal vergeet.....

Ik word langzaam wakker en merk dat er een deken om mijn lichaam zit, een fel licht schijnt door de kamer, en ik voel de warmte van een vuur.
Julie Gyvayno Anne en Marit zitten aan het vuur,
Ik kom omhoog, en voel dat er iets aan mijn hoofd zit, het is gehecht zegt Julie.
Dankje zeg ik zacht.
Jongens..... Gyvayno onderbreekt me, Marit heeft verteld wat er is gebeurt, we snappen het, het was zelfverdediging. Ik schrik van Gyvayno's wijsheid, het spijt me......

Hoelang heb ik geslapen?, 4 uurtjes zegt Julie, het is ondertussen nacht en de maan staat hoog aan de hemel.
Hoeveel doden vraag ik? Iedereen kijkt op, 6 tributen zegt Marit zacht.
6 herhaal ik bijna schreeuwend, Julie schreeuwt bijna dat ik stil moet zijn.
Ik hoor iemand kauwen en kijk naar Anne's richting, ze eet een crackertje met een onbekend smeersel erop.
Iedereen staart zwijgend naar het vuur, het was een moeilijke dag hè jongens?
Ik hoor wat gemompel en zie dat ze knikken.
Het is en blijven de spelen, we slaan ons hier wel doorheen zegt Marit snikkend.
Maar als ik niet win, moet een van jullie winnen zegt Julie. Ze kijkt in mijn richting en hoop dat ze mij bedoeld.
Plan van aanpak voor morgen?
Het oerwoud in zegt Gyvayno, dat is de veiligste plek om nu te zijn.
Ik geef hem gelijk en de rest knikt.
Ik haal mijn tas erbij en rist de grote zware tas open,
Ik graai in de tas en pak een klein bakje eruit, ik open het bakje en ik tref een enorm aantal aan kleine werp mesjes aan, een beker met water, een lang groot touw, een pakje gedroogd fruit, 3 kleine broodjes, een klein kartel mes, een deken en een flesje zonnebrand, tevreden ben ik wel.
Jongens we zijn enorm dichtbij de Hoorn, kunnen we er even langs gaan voor wat wapens, alleen Marit heeft een zwaard en ik alleen een mes en wat werp messen.
Ik zie dat ze twijfelen, maar daarna knikken ze instemmend.
Ik ga liggen op de harde koude grond en trek de deken over me heem, ik staar naar het vuur en vraag of Anne de wacht houd, ja hoor zegt ze zacht.
Ik sluit mijn ogen in de hoop dat ik over 6 weken weer wakker word maar dat is niet zo.

De 89e honger spelenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu