Ik ren als een dwaze de trap af, achter me hoor ik geschreeuw. Het maakt me niet meer uit, ik moet alleen maar rennen en dan komt het goed... hoop ik. Mijn moeder zei vroeger altijd: ‘Als je in gevaar bent, moet je rennen. Alleen maar rennen en het komt dan allemaal goed.’ Ik luister wat me moeder zei en ren. Het boekje heb ik tussen mijn handen geklemd, hij mag hem niet te pakken krijgen. Dat zou het einde van de wereld betekenen, voor veel mensen. Misschien wel voor mij. De deur is niet verweg meer, ik ren erop af en open hem gelijk. Zonder achterom te kijken knal ik hem weer dicht, waardoor mijn jas blijft haken tussen de deur. Uit mijn ooghoeken zie ik een auto komen, een zwarte, onopvallende auto. Nog geen seconden later stappen er grote, brede mannen uit de auto. Ik hoop niet dat ze me hebben gezien, dan is het gelijk afgelopen met me. Snel spring ik achter een struikje, de bladeren staan mooi uit elkaar, dus ik kan er goed tussendoor kijken. Mijn hart gaat tekeer, elke klopping voel ik in mijn hoofd bonken. Omdat het al donker is, kan ik goed naar binnen kijken, aangezien de lichten aan staan. Ik naar binnen, de mannen praten met hem. Ze beginnen ruzie te maken, lang ruzie te maken. Waar zullen ze het over hebben? Hoe ze me moeten vinden? Hoe ze me gaan vermoorden? Of laten ze me met rust? Misschien slaan ze me alleen in elkaar… Alsof dat niet erg is. Misschien denken ze niet na over mij, maar over wat ik heb. Ze willen dat niemand het weet, dat is wel duidelijk. Dus ze willen alleen het boekje, niet mij. Als ik net een beetje ontspannen ben, lopen de mannen naar buiten. Ik buk naar onder en hou me zo stil mogelijk, ik durf zelf niet te ademen. Achter me hoor ik takjes kraken, maar ik durf niet te kijken. 'Vind haar, ze mag er niet achter komen! Maar dood haar niet!' Hoor ik een van de mannen zeggen. Wauw, wat een opluchting. Ik word in ieder geval niet vermoord. Wat klets ik nou, alsof dat al beter is. Ik kijk door de bladeren heen en zie dat ze achter het huis gaan kijken aan de andere kant, dit is mijn kans om te vluchten. Nog één keer kijk ik achterom en besluit ik dat dat de laatste keer was. Wat er ook gebeurd, niet achterom kijken. Dan kijk ik voor me, een donker bos. Door de schemering kan ik nog geen 10 meter ver kijken. Ik heb geen keus en ren met het boekje het bos in. Allemaal dieren die me aanstaren, daar ben ik doodsbang voor. Misschien wel banger dan het feit dat ik word achtervolgd. De bomen staan ver uitelkaar, wat niet bepaald in mijn voordeel is. De taken bewegen zo erg dat ik bang ben dat ze afbreken en op me vallen. Zo snel als ik kan, ren ik het diepe, donkere bos in. Hoe dieper ik het bos in ga, hoe mistiger het word. Achter me hoor ik ook iemand rennen, maar ik hoor niemand roepen. Misschien zijn het wel konijnen – of nog erger – wildzwijnen, herten. Straks vallen ze me aan en hebben de dieren me eerder te pakken dan de mannen. Ik bedenk welke beter zou zijn, maar ik kom al gauw tot de conclusie dat de mannen toch wat beter zijn. De dieren zouden me kunnen opeten en de mannen gaan me waarschijnlijk geeneens vermoorden. Na zo’n kwartier gerend te hebben, ben ik te moe om nog verder te gaan. Dus ik stop, zonder achterom te kijken. Buiten adem als wat, leun ik tegen een boom aan en kijk ik om me heen. Aan alle kanten van het bos hoor ik geluiden, maar ik zie niemand. De mist is overal en ik raak in paniek als ik besef dat ik niet weet waar ik ben. Wat nou als een van die mannen me heeft gezien, ondanks de mist? Angstig loop ik verder, bij elk klein geluidje spring op. Ik ga opzoek naar een rivier, dan kan ik de rivier volgen en kom ik wel bij een weg aan. Gelukkig vind ik er snel een. Ik luister of ik auto's hoor, in het begin niet. Maar nu opeens wel, ze komen steeds dichterbij. Maar zodra ik stil sta, komen de geluiden nog steeds op me af. Snel begin ik naar achteren te lopen en kijk ik voor me. Ik let alleen nog maar op het geluid van de auto, waardoor ik struikel over een steen. Pijnlijk val ik op de grond. De steen heeft m'n enkel open gesneden en ik begin te gillen. M'n hart gaat tekeer als een gek, de auto is er al bijna en lopen gaat nauwelijks. Dan zie ik mannen op me af rennen. 'Daar is ze!' Mijn ogen vergroten, weg hier. Ik hinkel zo snel als ik kan, maar de mannen zijn natuurlijk sneller. Hijgend probeer ik te rennen, terwijl achter me snelle voetstappen mijn kant op komen. Ik hoor schoten, maar ik kan niet meer. Dan draai ik me om. Op dat moment zie ik een man op me af rennen, terwijl ik recht in een zwart gat kijk. Ik schep naar lucht, want ik wil gillen, maar dan richt het zwarte gat zich naar beneden. Een onverdraaglijke pijn schiet door me heen, alsof mijn ziel eruit werd gezogen. Alles werd zwart, het enige wat ik nog voelde.. Was een koude vloed van golven, die me meezogen naar de bodem.
JE LEEST
Het rode meisje
Mystery / ThrillerJennet lijdt een heel normaal leven, maar dan word het vriendje van haar zus vermoord. Alsof dat nog niet erg genoeg is, verdwijnt een tijdje later haar zus ook nog. Grote zoektochten volgen, maar Jennet gaat er zelf op uit. Was de moord geplant en...