Hoofdstuk 23 ~ Jennet

207 6 11
                                    

We lopen door het weiland, het schuurtje zie ik al. Emma en ik kijken elkaar aan, dit is eigenlijk wel een mooi moment. Samen door het hoge gras lopen, in de nacht, met allemaal bosgeluiden. Alleen jammer dat ik er niet van kan genieten. Ik hoop dat James er al is, maar aan de andere kant ook niet. Ik weet nog steeds niet hoe ik met hem om moet gaan, nu ik weet dat hij mijn broer is. Het voelt nu zo ongemakkelijk om bij hem te zijn, maar toch wil ik bij hem zijn, mijn gevoelens zijn nog niet weg. En dat vind ik verschrikkelijk, hoe kun je nu verliefd zijn op je broer?

Emma doet het schuurtje open, ik kijk alvast door het gat dat James met de stalen buis had gemaakt, ik zie hem zitten. Hij zit met zijn hoofd naar beneden, leunend op zijn handen. Ik zie zijn sterke spieren, en zie dat hij ze aanspant. ‘James, wat is er?’ Vraagt Emma, hij kijkt omhoog, maar kijkt ons niet aan. Ik ben bang dat hij weer wat ergs gaat zeggen. Ik loop naar hem toe, maar hij ontwijkt mijn blik. ‘James,’ ik draai zijn gezicht naar mij toe met mijn hand, ‘je kunt het ons vertellen, als er wat is.’ Hij zucht diep. ‘Ik deed heel voorzichtig toen ik het huis uitliep, ik wist niet dat hij nog op was.’ Ik kijk James aan, ik heb geen idee wat hij gaat vertellen. Het maanlicht schijnt precies door de spleten op zijn ogen, het lijkt net een kristal. Ik schud mezelf wakker, ik moet niet meer zo denken. ‘Hij zei dat hij het zag aankomen, dat ik weg zou gaan, alweer. Hij zei dat hij teleurgesteld in me was, dat ik niks waard ben. Ik begon tegen hem te schreeuwen dat een verkrachter ook niet veel waard was.’ Ik schrik van wat James zegt, al klopt het wel. ‘Mijn moeder werd wakker en kwam naar beneden, ik rende het huis uit.’ Hij legt zijn hoofd weer op zijn handen, ik ga naast hem zitten. ‘Ik hoorde haar schreeuwen. Ze riep me, maar ik rende weg.’ 

We zijn echt verschrikkelijke kinderen. We verlaten onze ouders, zitten hier maar een beetje in het bos, we zijn gek dat we dit allemaal doen en we hebben geeneens een plan. Een plan. Zelfs als we een plan zouden hebben, zou dat sowieso verkeerd gaan, maar het is te proberen. James wou het bos ingaan om na te denken, maar dat leek Emma en mij niet zo’n goed idee. De vorige keer belandde hij in een klem. Hij zit nu gewoon op de boomstam buiten het schuurtje, ik kijk zo af en toe of hij er nog zit. Emma ligt op de grond, met een klein dekentje over haar heen. Het is verschrikkelijk warm, en toch pakte ze het deken. Ik zit een plan te bedenken, het moet doordacht zijn. Als de directeur de bijeenkomst houdt, staan Sander’s mannen waarschijnlijk achter een deur te wachten, of gewoon in het publiek. De bijeenkomst gaat over het 50 jarig bestaan van onze school. De burgemeester zal er zijn, en alle leerlingen, leraren en mensen uit de stad. Ik probeer voor me te zien hoe er iemand het podium oploopt en Will neerschiet, hoe iedereen begint te gillen en wegrent. Hoe willen wij Sander eigenlijk tegenhouden? Ervoor springen? Stop zeggen? Het uitpraten? Dit slaat nergens op. We kunnen hem niet tegenhouden, het zou alleen kunnen als we iets tegen hem konden gebruiken.

Natuurlijk, dat is het! Het dagboekje van Tom! Dat boekje bewijst dat Sander hem vermoord heeft, en natuurlijk wilt Sander niet voor twee moorden veroordeeld worden. Aangezien hij Will ook gaat vermoorden. Als ik nu leuk met dat boekje ga zwaaien op de bijeenkomst, zou hij dan achter mij aangaan en het neerschieten van Will uitstellen? Het zou de enige oplossing moeten zijn, en Sander gaat me toch niet neerschieten, ik ben zijn dochter… Dat is dom, ik ben zijn dochter niet meer, hij weet natuurlijk ook dat ik niet van hem ben! Straks wilt hij mij ook vermoorden omdat ik het kind van Will ben!

Ik loop uit het schuurtje, automatisch loop ik naar James toe. Ik wou eigenlijk niet naar hem toe, maar mijn benen deden iets anders dan mijn hersenen wouden. Maar wat wilt mijn hart? Ik weet heel goed wat mijn hart wilt, maar het kan gewoon niet. James kijkt me aan, we weten allebei niets te zeggen. Na een dodelijke stilte rommelt er wat in de bosjes achter ons, misschien een vogel of een konijn. We kijken tegelijkertijd achter ons, James wat meer gefocust dan ik. Terwijl ik me allang niet meer bezig houd met wat erin de bosjes zit, staat James op en loopt voorzichtig naar het bosje toe. ‘James?’ Fluister ik, hij maakt een gebaar dat ik stil moet zijn. Ik snap niet wat hij probeert, als het een konijn was, was die nu allang weg. James wijst naar een touwtje tussen de takken naar beneden. Een val. Hij had die gemaakt toen we hier waren, de vorige keer. Nu wacht ik ook in spanning af, ik heb namelijk wel honger. Het volgende moment schiet het touwtje omhoog. Eten.

We zitten met z’n allen om het kleine kampvuurtje, met een heel handig stokje geconstrueerd boven het vuur, waar de haas door is gestoken. Ondanks ik het zielig vind voor het beestje, ben ik zo blij dat ik iets eet. En ook nog eens zelf klaargemaakt, wat vies was, maar het is het waard. Het is overheerlijk, een beetje droog en taai, maar nog steeds óverheerlijk. We zitten allemaal te genieten van ons maal, als ik zeg dat ik een plan heb bedacht. Ik vertel ze dat als ik met het boekje wegren, Will niet gelijk word neergeschoten. In de tijd dat Sander, of een van zijn mannen achter mij aangaat, moet iemand Will meenemen naar een veilige ruimte, in de tijd dat de politie is gearriveerd, is Will niet neergeschoten en kan Sander worden opgepakt. ‘En jij dan?’ Zegt Emma, ze kijkt een beetje moeilijk, in eerste instantie weet ik niet wat ze bedoelt. ‘Je word zo neergeschoten als je met dat boekje wegrent, zo makkelijk gaat dat.’ James knikt, nu kijken ze allebei bezorgd. ‘Geen zorgen, het komt goed.’

Emma en James hebben mijn plan om weg te rennen afgewezen, ze vinden dat ik niet zo’n grote verantwoordelijkheid moet hebben, mijn leven niet op het spel moet zetten. Ik bedoel, ja, het is gevaarlijk, maar wie moet het dan doen? Als ik het niet doe, dan Emma of James, dat wil ik weer niet. ‘Ik doe het wel.’ Zegt James, ik kijk hem boos aan, nee dat wil ik niet. Ik knik nee, ‘Echt niet, dat ga jij niet doen!’ Emma geeft me een trap. Au. Ik kijk haar boos aan. ‘Iemand moet het doen, ik ben hier de ‘’man’’ dus ik doe het.’ James zegt het vastberaden, maar ik kan het niet toelaten. Ik ga straks niet toekijken hoe hij zichzelf opoffert, ook al kunnen we geen relatie hebben, ik wil hem niet kwijt. Ik zal wegrennen van James, mezelf opofferen. Ik ben toch niks waard, James wel. Ik doe er alles voor om hem te beschermen, ook al gaat dat ten koste van mij. Ik laat hem niet wegrennen, nee. Ik ga het doen.

Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: Mar 02, 2015 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

Het rode meisjeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu