Hoofdstuk 19 ~ Jennet

217 4 1
  • Opgedragen aan Silke vd Veen
                                    

Ik kijk naar Emma, die ook met een brok in haar keel zit. James die kijkt er gewoon naar, volgens mij heeft hij niet in de gaten dat onze vader is uitgestapt. ‘Onze vader, James.’ Zeg ik, hij kijkt en durft zich niet meer te bewegen. Iedereen loopt naar binnen, via de normale ingang. Ik weet niet hoelang ze wegblijven, maar als ze ontdekken dat we er niet meer zijn, gaan ze natuurlijk gelijk naar ons opzoek. Als de laatste man naar binnen is gestapt, staan we voorzichtig op. ‘We moeten snel weg hier.’ Fluistert Emma tegen ons. Maar hoe… Aan de ene kant van het ziekenhuis is de weg, aan de andere kant huizen. ‘We kunnen niet langs de weg staan voor een lift, dan brengen ze ons natuurlijk gelijk terug naar het ziekenhuis. ‘ Zegt James, wat ik zelf eigenlijk ook al had bedacht.

Ik bedenkt me iets, onze spullen! De tekst die we hadden opgeschreven en sowieso onze kleren, want hiermee komen we ook niet ver. Ze hebben toch wel onze kleren bewaard? En op het moment dat ik het wilde gaan zeggen, zegt Emma het. ‘Oja, goed dat je daar aan denkt, Emma!’ Zegt James dan, iets te hard. ‘Oke, als het goed is hebben ze onze kleren dan in een plastic zak of iets dergelijks gedaan. Ik ben vaker in het ziekenhuis geweest en toen lagen ze gewoon in de kast van de kamer waar ik lag.’ James klinkt overtuigend, maar hoe willen we nu binnenkomen? ‘Oke, als ik nu stiekem naar binnen ga, als die mannen uit het ziekenhuis gaan. Dan ga ik via dezelfde weg alle drie de kamers van ons controleren. Als ik binnen 5 minuten niet terug ben, moet iemand anders komen kijken.’ James’ woorden komen een beetje over alsof we in een film zitten.  Alsof we dieven zijn, of criminelen. Of juist de goede, spionnen! Maar focus.

‘Goed idee, ga jij maar alvast om het hoekje staan, James. Dan geven wij een teken dat je naar binnen kan.’ Ik zeg het tegen James terwijl Emma er bij knikt, die is het er dus ook mee eens. We hebben geluk dat dit gebouw zoveel hoeken heeft, anders was James gelijk gezien. James loopt hinkend , maar voorzichtig, naar de zijkant van het ziekenhuis. Ik kijk wat meer omhoog als ik me weer rot schrik. ‘Emma, er hangen camera’s hier.’ Emma kijkt overal en nergens en kijkt me paniekerig aan. ‘Dan kunnen ze nu toch gewoon zien waar we zitten?’ Vraagt Emma. Wat een opmerking, natuurlijk zien ze ons. Daar zijn camera’s voor. Ik zucht, Emma begrijpt al dat haar opmerking niet echt ergens op sloeg. Maar we moeten nu verder, met camera’s of zonder.

Als ik de draaideur weer zie bewegen, ben ik doodstil. Er komt zo’n man uitlopen, nog een, nog een en nog een. Vier mannen die om zich heen kijken. Snel geef ik een seintje aan James dat hij naar binnen kan. Eentje pakt zijn mobiel en begint te bellen. Ik zie hoe James voorzichtig naar binnen sluipt. Ik hoop dat hij ongezien blijft, anders zijn we de klos, of eigenlijk is James dan de klos. Ik hoor niet goed wat de man aan de telefoon zegt, maar Emma heeft goede oren, dus die hoort het vast wel. Hij maakt het gesprek af en de andere mannen stappen de auto in. Voordat de laatste erin stapt, voelt hij aan de zijkant van zijn broek. Waar ik een pistool zie zitten, ik schrik van de gedachte dat hij die gaat gebruiken. Emma zakt naar beneden, met een heel droevig gezicht. ‘Emma, gaat het?’ Vraag ik aan haar. Ze komt even op adem, ook al heeft ze geen marathon gelopen. ‘Het gaat, we moeten er gewoon voor zorgen dat James terugkomt en dat we die gasten ontlopen.’ Ze lacht naar me, gewoon een simpele glimlach. De het-komt-wel-goed-ik-ben-bij-je glimlach. Ik lach terug, volgens mij heeft ze gelijk. Ik denk echt dat het goed gaat komen, ondanks het feit dat het er nu niet goed uitziet.

‘Ja, we hoeven alleen maar een plek te vinden waar we kunnen blijven, het berichtje te ontcijferen en de directeur te redden voor gevaarlijke mannen met pistolen.’ Op de manier hoe Emma het zegt klinkt het niet heel makkelijk, eerlijk gezegd. ‘Ja dat kwam er een beetje verkeerd uit.’ Ze kijkt schuldig, daarnet voelde ik me nog zelfverzekerd. Maar om het zo gehoord te hebben, lijkt het bijna onmogelijk. Hoe kunnen we nu in hemelsnaam iemand uit de handen van die mannen halen, ze hebben desnoods pistolen! Een beweging met zijn vinger, en je de kogel doorboord je hoofd. Ik begin te rillen, Emma dacht aan hetzelfde geloof ik.  Ik geef haar een schouderklopje, we kunnen niet anders. Als we nu terug naar huis gaan, zal alles hetzelfde blijven en de directeur vermoord worden, terwijl tientallen mensen dan toekijken. Dat kunnen we hem en zijn familie niet aan doen, ook al is hij ook een slecht mens. Misschien is hij verandert, heeft hij geleerd van zijn fouten. Het zou zonden zijn als hij wordt vermoord, terwijl hij nog toekomstdromen had.

Het rode meisjeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu