Hoofdstuk 10

368 26 15
                                    

De man stond stil en keek om zich heen. Toen zijn ogen langs de plek gleden waar Gilan en ik zaten, bedwong ik met moeite de neiging om mijn ogen te sluiten. Als ik dat deed, zou hij me zeker zien.

Hij leek ons niet te zien. Hij draaide zich om en slenterde naar de andere mannen toe. Ze overlegden even en liepen daarna het bos weer in.

Stil bleef ik zitten en knipperde niet eens met mijn ogen. Doen alsof je wegloopt en je dan plotseling weer omdraaien was één van de oudste trucs die er bestaat.

Maar niemand draaide zich om. Toch vertrouwde ik het niet en bleef nog zeker een kwartier in dezelfde positie zitten.

Toen ik zeker wist dat ze niet terug zouden komen, stond ik langzaam op en toen mijn spieren niet meer stijf waren, sloop ik door het bosje naar de weg.

Vanuit de schaduw van de bomen speurde ik de weg af op zoek naar een teken van de mannen die ons hadden achtervolgd of van Lysander's aanhang. Maar de weg was uitgestorven. 'Ze moeten een andere richting op zijn gegaan,' mompelde ik zachtjes voor me uit.
Dat was een rustgevende en een zorgwekkende gedachte tegelijkertijd. Dat ze niet in de buurt waren was fijn, maar als ik niet wist waar ze waren, konden ze elk moment opduiken.

Ik zuchtte diep en wierp nog een laatste blik op de weg in allebei de richtingen. Pas toen viel het me op dat de zon al bijna op was. we moesten langer bezig zijn geweest dan ik dacht.

In de verte dacht ik iets te zien en ik kneep mijn ogen samen tegen de zon om het beter te zien. Heel even dacht ik dat het Bles was en mijn hart maakte een sprongetje.

Ik vloot hard op mijn vingers als teken dat Gilan's paard moest komen. Maar het was Gilan's paard niet. In feite was het helemaal geen paard.
Toen ik beter keek zag ik dat het gewoon een boomstomp was.

Teleurgesteld zuchtte ik nog maar een keer. Al onze verbandspullen zaten in onze zadeltassen die onze paarden hadden. Dan moet ik het maar zonder doen. Die gedachte was niet erg bemoedigend.

Eenmaal terug bij Gilan checkte ik als eerste zijn wond. Het stonk verschrikkelijk, maar het bloeden was gelukkig opgehouden.
Zijn hartslag was ook rustig, maar hij had overduidelijk koorts.

Ik had water nodig, maar dat had ik niet. En zelfs als hier een stroompje in de buurt was geweest, had ik nog steeds niets gehad wat als beker kon dienen.

In mijn hoofd ging ik na wat ik moest doen. Als eerste moet ik dat mes eruit zien te krijgen. En daarna moet ik die wond zo snel mogelijk verbinden. Maar daar heb ik water voor nodig om over de wond te gieten en om het verband schoon te maken.

Terwijl ik zat te piekeren hoe ik aan water zou kunnen komen, greep iemand mijn hand vast. Toen ik opkeek, keek ik recht in de groene ogen van Gilan.

'Hey, Lyn,' zei hij zachtjes met een klein glimlachje.
Ik deed mijn best niet in tranen uit te barsten en wist er met moeite een glimlachje uit te persen.

Met zijn vrije hand schoof Gilan een plukje haar achter mijn oor. 'Wat is er?'
Ik schudde mijn hoofd en ontweek zijn blik. Hij gaf een kneepje in mijn hand. 'Je kan het me vertellen, Lyn.'

Beverig haalde ik een keer diep adem, veegde het haar uit mijn gezicht en keek hem aan. 'We hebben geen water. En geen medicijnen. Ik heb geen idee waar de paarden zijn en we zitten midden in niemandsland. Het spijt me,' voegde ik er na een kleine pauze aan toe.

Met één hand tilde Gilan mijn kin op zodat ik hem wel aan moest kijken. 'Carly, luister nu even goed naar me. Niets van dit alles is jouw fout. Oké?'

Toen ik niets terugzei, schudde hij mijn kin zachtjes heen en weer. 'Oké?'
'Oké,' fluisterde ik.
'Goed. Zolang je dat maar onthoud.'

'Oké, wat is er nu weer?' vroeg hij met gespeelde irritatie toen hij mijn gezicht zag.
Ik voelde dat ik begon te blozen en stamelde: 'Uhm, om je wond te verbinden, moet je je shirt uitdoen.'
'Oh,' was zijn enige reactie. Nu begon hij zelf ook te blozen. 'Dan, uhm, moet dat maar, denk ik.'

Voorzichtig hielp ik Gilan met het uitdoen van zijn shirt. Ik kon er niets aan doen, maar toen zijn shirt uit was, werden mijn ogen naar zijn naakte borstkas toegetrokken. Man, zelfs zo ziet hij er nog knap uit. ik schrok van mijn eigen gedachtes en schudde mijn hoofd om het weer helder te krijgen.

Mijn mantel had ik eerder al aan stukken gesneden en die gebruikte ik nu om zijn wond mee te verbinden. Ik hoopte maar dat de wond schoon was. Een infectie was wel het laatste wat ik nu kon gebruiken.

Toen ik zeker wist dat Gilan zonder hulp zijn shirt aan kon doen, liep ik weg om rustig te worden.
Na een paar meter liet ik me langs een boom naar beneden zakken en legde mijn hoofd op mijn opgetrokken knieën. Mijn armen sloeg ik er omheen en zo bleef ik even zitten. 'Het gaat goed komen. Dat moet wel,' mompelde ik tegen mezelf. Ik wist mezelf niet te overtuigen.

Na een tijdje stond ik op en liep langzaam terug naar de plek waar Gilan lag. Op de terugweg liep ik langs het lichaam van de Genovees. Beter gezegd de plek waar het lichaam van de Genovees nog niet zo lang geleden lag. 

De Grijze Jager, De Vermoorde Koningin (gaat herschreven worden)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu