Hoofdstuk 15

1.4K 89 11
                                    

DE EEKHOORN

✦ ✦ ✦

Die nacht sliep Piper nauwelijks.

Gisteren was ze meteen van de wereld geweest toen ze was gaan liggen. Dat was altijd het mooie aan kapot zijn; je vermoeidheid liet je niet toe om na te denken - het zette je uit alsof je een computer was met te weinig stroom. Gewoon uit. Zwart beeld. Stilte.

Maar Piper was nu niet kapot. Ze was wel moe; mentaal en fysiek, maar niet kapot, niet moe op de manier zoals gisteren - toen ze het ene moment nog geëxecuteerd zou worden en het volgende moment in een wereld rond liep waar ze niets over wist. Ze liep nog steeds in die wereld rond, en misschien maakte dat wel deel uit van het probleem. Pipers nieuwsgierigheid pulseerde namelijk in haar borstkas zoals haar hoofdpijn dat op dit moment in haar schedel deed. Ze ging overeind zitten.

De nachten hier waren te vreemd voor haar.

Er was constant geluid. Dit was ook zo geweest in haar cel; de voetstappen van bewakers, het geroep van gefrustreerde gevangenen, het lage brommen van de tl-lampen die dag en nacht aan stonden. Toch was het hier anders. Piper hoorde geluiden die ze niet kon koppelen aan dingen die ze herkende - hoge snerpen, geritsel, vreemde tonen uit de verte die zich bleven herhalen. Ze had al wel gegokt dat het misschien de dieren waren, en dat was waarom haar hart nu overliep van nieuwsgierigheid. Het idee van een dier fascineerde haar tot diep in haar kern.

Maar ze wilde haar tent niet uit. Niet omdat ze bang was; Piper zag niet in waarom ze bang zou moeten zijn voor een nacht in een wereld zonder bewakers - het was de kou. Het liet haast al haar botten rammelen en schudden. Ze had haar kleding dan ook niet uitgetrokken voor ze ging slapen, en ze vroeg zich af of iemand hier dat überhaupt wel deed. Het leek haast niet te doen.

Hetgeen wat haar echter het meest wakker hield, waren haar gedachten, die heen en weer sprongen als pingpongballen in een lege ruimte. Ze dacht over alles na waar ze gisteren niet over had kunnen nadenken; over het feit dat het eigenlijk heel vreemd was dat ze hier nu lag, kijkend naar het donkere tentzeil, ademend en levend. Ze dacht na over de natuur en de gedachte die haar bleef proberen te overtuigen dat dit allemaal een droom was waaruit ze wakker moest schrikken. Ze dacht na over de mensen hier en de vriendschappen die ze had gezien; de vriendschappen waar zij nu opeens heel dichtbij stond.

Binnen handbereik.

Ze had de hele avond gespendeerd met Paul, Ivan en Yara, maar had vrijwel niet gesproken. In plaats daar van, had ze hen geobserveerd - hun gesprekken, hun manieren, hun woorden. Het was vermakelijk geweest om te bekijken hoe ze met elkaar omgingen; hoe ze plezier met elkaar hadden en over personen en dingen praatten die Piper niet kende of begreep. Dat zat haar niet dwars; hun gesprekken waren meer als een spel waarvan ze de spelregels nog moest gaan begrijpen om er aan mee te spelen.

Want hoewel ze het gevoel had dat het maken van vriendschappen nu mogelijk was, was het alsof ze rond tastte in een verduisterde ruimte - Piper was blind. Ze had geen enkel idee wat ze aan het doen was; wat ze hoorde te doen om te bereiken wat zij hadden.

Ja, en dan was er nog die gedachte aan haar moeder, aan Jane, aan Julio.

Haar vader.

Nee, niet aan hem. Ze haatte hem; hij was dood voor haar.

Maar Julio... de schim van haar herinnering aan hem was nu vrij aanwezig in haar hoofd. Ze vroeg zich af waar hij was, wat hij deed, wat hij over haar dacht. Wist hij dat ze hier was? Of dacht hij dat ze dood was? Vermist misschien? Ze wenste dat ze hem kon vertellen dat ze hier was, maar dan was er nog de vraag of het hem wel zou schelen. Ze mocht dan wel gehecht aan Julio zijn geraakt; toch wist ze maar weinig over zijn leven. Ze wist dat hij een vrouw had en een zoontje - verder vrijwel niets. Ze wist niet wat zijn hobby's waren, hoe de straat bij zijn appartement er uit zag of wat er in zijn dagelijks leven in zijn hoofd rond speelde.

Het SysteemWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu