Hoofdstuk 36

768 57 35
                                    

IRIS

'Jane?'

'Ja?'

'Hoe voelt het om verliefd te zijn?'

'Alsof iemand een mes door je hart boort.'

- Conversatie tussen Jane en Piper Newton, jaar 298, juni.

'Hij is wakker.'

Ze zaten op de stapels kratten in de parkeerplaats toen iemand hen eindelijk iets vertelde over Ivan. De sfeer was veranderd - iedereen voelde het, want iedereen dacht aan het moment waarop die kogel door het hoofd van de soldaat was geraasd en niemand durfde erover te spreken.

Het meisje stond op de grond. Ze moest een paar jaar ouder zijn dan hen; misschien ergens in de twintig. Het was best wel vreemd dat iedereen hier op dezelfde manier keek. Allemaal keken ze zoals soldaten keken; er was een zekere hardheid in hun blik die je pas opmerkte als je naar ze keek alsof het vreemden waren.

'We komen eraan!' Riep Rafaël, die zich niet verroerde. Het meisje gaf geen reactie en liep slechts weer weg. Verderop zag Piper de lange man uit Ida's kantoor langslopen. Hij liep haastig met een stapel papieren onder zijn armen.

'Wie is dat eigenlijk?' Vroeg ze.

'Wie?' Vroeg Rafaël.

'Die man.' Zei ze. 'Daar.'

'O, dat is Marius.' Zei Rafaël. 'Hij leidt de ondergrondse; hij leidt bijna alles van het verzet in Het Systeem dus. Je hebt Ida en je hebt Marius. Beiden hebben ze evenveel invloed, beiden zijn ze even koppig. Het is een wonder hoe die twee überhaupt kunnen samenwerken.'

'Kunnen ze dat wel dan?'

'Nee.' Zei Rafaël. 'Maar wij ook niet. En toch doen we het.'

Piper trok haar wenkbrauwen kort op; het was nou niet alsof hun missie's altijd zo geslaagd gingen.

'Hé.' Zei hij toen tegen haar.

'Wat?'

'Het spijt me, weet je.' Mompelde Rafaël. 'Dat ik weigerde om aan die rem te trekken. Dat was kinderachtig van me.'

'Ja.' Zei Piper slechts. 'Best wel.'

Rafaël zweeg voor een paar seconden. 'Het is mijn schuld dat het mis ging. Ik had je niet in de positie moeten zetten om het zelf te doen.'

'Inderdaad.'

'Ben je boos op me?'

Piper fronste lichtjes. Ze draaide haar hoofd naar hem toe. 'Waarom zou ik boos op je zijn?'

'Omdat je mijn excuses niet wil aanvaarden?'

'Wat? Ik zeg toch dat je gelijk hebt?'

Dat zorgde er voor dat hij ook fronste. 'Ben je nou serieus?'

'Ja.'

Hij zuchtte, trok zijn wenkbrauwen kort op en schudde zijn hoofd. 'Heel soms merk je nauwelijks dat jij nooit een sociaal leven hebt gehad, maar op dit soort momenten kan het haast niet anders.'

Ivan was zo bleek dat hij grauw zag toen ze in het kleine kamertje aankwam waar ze hem neer hadden gezet. Het was gevestigd in één van de smalle halletjes achter de nooduitgangen. Hij zat op een stretcher. Zijn arm lag in het verband. Hij keek op toen hij hen zag binnen komen.

Het SysteemWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu