4. Lena

400 43 162
                                    

Mijn hart bonkte in mijn keel. Mijn adem klonk nog zwaarder dan die van Maria, het sloomste kind van het weeshuis. Mijn benen voelden aan als lood. Maar ik rende door. Ik moest het kleine hutje aan de andere kant van het weiland halen. Miranda, de weesmoeder, zat me op de hielen.

'De monsters zijn bijna gereed. Hun wraak zal zoet zijn,' had ze gezegd.

Ze zou me vermoorden. Misschien wel letterlijk. Ze wist dat ik haar afgeluisterd had en iemand haar geheim ging vertellen. En dat wilde ze natuurlijk niet laten gebeuren.

Toen ik dacht dat ik even tijd had, keek ik achterom.

Gelukkig. Ik had bijna een half weiland aan voorsprong. Ze liep alleen nog maar, in plaats van te rennen. Zie je wel, dacht ik. Er zijn dingen die kleine meisjes beter kunnen dan volwassen vrouwen. Zoals hard rennen.

Maar meteen daarna dacht ik iets engers: ze weet zeker dat ze me te pakken krijgt. Daarom is ze zo rustig.

Met een dicht bos links van me en een uitgestrekt weiland rechts van me rende ik door. Het hutje kwam steeds dichterbij. In plaats van een stipje aan de horizon, was het nu al een duidelijk gebouw met een rieten puntdak een paar honderd meter verderop. Nog even en ik was gered.

Hoopte ik.

Wonder boven wonder bereikte ik de voordeur van de hut zonder flauw te vallen of uit te glijden. Ik bonsde er drie keer snel en hard op. Zwaar hijgend door mijn ademgebrek riep ik: 'Ik ben het, Lena. Je moet me binnenlaten. Snel.'

Na wat wel uren leek te duren, ging de deur open. In de gang stond een middelmatig lange, stevige vrouw met grijs haar en een vriendelijk gezicht. Agnes.

'Ach, Lena, mijn kindje. Waarom zo'n haast? Is er iets ergs gebeurd?' vroeg ze. 'Kom binnen.'

Ik stapte het trapje naar de voordeur op en liep de drempel over. 'De deur moet dicht,' zei ik. 'Snel.'

Ze deed wat ik vroeg. 'Het is al goed, je bent veilig. Wat er ook is, bij mij loop je geen gevaar. Je kunt me vertellen wat er is. Kom zitten, dan praten we erover.'

We liepen door naar haar knusse woonkamertje. Ik ging zitten op de bank, zij op haar schommelstoel.

Ik was nog steeds te vermoeid om duidelijk te praten, maar ik probeerde het. 'Ik heb iets verschrikkelijks ontdekt.'

Ze maakte een gebaar dat ik verder moest gaan met vertellen.

'Vanochtend kwam er een enge man in het weeshuis. Hij had een kaal hoofd, bruine huid, en gemene ogen. Miranda nam hem mee naar een geheime kamer. Ik volgde ze en luisterde ze af. Ze is niet de lieve vrouw als wie ze zich voordoet, Agnes. Ze is een duistere heks. Samen met monsters en één of andere organisatie willen ze wraak krijgen. Op Karthes. Je moet haar tegenhouden. Ze wil me vermoorden voor ik het aan iemand kan vertellen.'

'Om eerlijk te zijn had ik al zo'n vermoeden, meisje. Als ik haar zie in het dorp krijg ik altijd het idee dat er gevaar in de lucht hangt. Er is inderdaad iets mis met haar. Maar ze zal je niet meteen willen vermoorden, denk ik. Ze heeft een goede reputatie in het dorp. Ze weet dat niemand je serieus zal nemen als je haar beschuldigt, dus je bent nog geen groot gevaar voor haar. Niet groot genoeg om te vermoorden in ieder geval.'

Gelukkig twijfelde Agnes niet aan me. Ze was de enige volwassene die me altijd geloofde. Anderen dachten dat ik alles verzon, omdat ik maar een klein meisje was.

'Weet ze dat je haar hebt afgeluisterd en dat je hier zit?' vroeg ze.

Als antwoord klonk er één bons op de deur. 'Doe open,' zei Miranda met luide stem.

We zeiden allebei niets. Het was alsof Miranda de grote boze wolf was, en wij de geitjes die ze zo dadelijk op ging peuzelen. Met als enige verschil dat mijn moedergeit misschien wel iets tegen de wolf kon doen.

Een luid gekraak, gevolgd door een harde knal. De deur was uit zijn hengsels gescheurd en op de grond gevallen.

'Dan doe ik het zelf wel.'

Miranda liep de gang in. Door haar grote lengte, inktzwarte haar en zelfverzekerde houding zag ze er intimiderend uit.

Voor de woonkamer bleef ze staan. 'Er is een stoute wees zonder toestemming uit het weeshuis gevlucht. Ik kom haar ophalen en de schade die ze heeft aangericht ongedaan maken,' zei ze, kille woede hoorbaar in haar stem.

Ik kromp weg in het hoekje van de bank.

'Zo lang ze zich onder mijn dak bevindt, raak je haar met geen vinger aan.' Agnes was zoals altijd de rust zelve.

'Ah, ze heeft jou al voor haar karretje gespannen. Dan vrees ik dat ik eerst moet zorgen dat jij geen probleem meer vormt. ' Miranda leek even een binnenpretje te hebben. 'Je dacht toch niet werkelijk dat je een kans maakte tegen mij? Helaas trekt het waarschijnlijk veel aandacht als je hier dood gevonden wordt.' Dat laatste zei ze in zichzelf, maar wel zo hard dat wij het konden horen.

Agnes begon in zichzelf te mompelen, maar met een knip van haar vingers legde Miranda haar het zwijgen op. De lieve vrouw greep naar haar keel, duidelijk niet meer in staat om te praten. 'Bespaar je de moeite, oude toverkol. Je bent te zwak om mij te vervloeken of dat onderkruipsel te beschermen.'

Toen begon Miranda aan haar eigen spreuk. Eerst klonk het als gemompel, toen ging het over in gezang. Het klonk tegelijkertijd indrukwekkend en angstaanjagend, mooi en duister.

Al zingend hief ze haar vinger op en wees priemend naar Agnes. Ze liep steeds dichter naar haar toe. Eenmaal dichtbij genoeg, prikte ze met haar nagel in haar voorhoofd en haalde eenmaal hoog uit met haar stem. Ze brabbelde een woord in een taal die ik niet kende. Daarna trok ze haar hand terug.

Agnes greep met haar handen naar haar hoofd en begon te gillen. Ze viel van haar stoel af en rolde als een baby op en neer over de grond. 'Laat het stoppen! Laat het stoppen!' riep ze. Elke keer dat ze het herhaalde klonk wanhopiger dan de vorige. Het was verschrikkelijk om haar zo'n pijn te zien lijden.

Na een paar tellen stopte ze. Ze trok haar handen bij haar hoofd weg en stopte met gillen. In plaats daarvan huilde ze zachtjes en keek verdwaasd om zich heen. Wat ze toen zei, deed mijn bloed stollen.

'Wie ben ik? Waar zijn we? Zijn jullie mijn vrienden? Waarom doet mijn hoofd zo'n pijn?'

Ze was haar geheugen kwijt. De arme vrouw was dankzij mij haar geheugen kwijt. Als ik niet naar haar hut was gegaan, was dit nooit gebeurd. Dit was mijn schuld.

Miranda richtte zich tot mij. 'Eenieder die je vertelt over mijn ware aard zal hetzelfde lot ondergaan. Iedereen tegen wie je klikt zal op pijnlijke wijze zijn geheugen verliezen. En geloof me, ik kom er wel achter als je het toch met iemand anders deelt.'

Toen ze zeker wist dat ik haar begrepen had, zei ze met een poeslieve stem: 'Kom, Leentje, we gaan terug naar het weeshuis. Ik weet zeker dat je vriendjes en vriendinnetjes je missen.' Ze pakte mijn hand stevig vast en sleurde me het hutje uit.

Ik werkte niet eens meer tegen. Door mijn hoofd spookten nog maar twee dingen rond. Dit was mijn schuld, en dit gebeurt met iedereen die ik om hulp vraag.

----------

Hé, zoals jullie zien is dit hoofdstuk flink veranderd! Voor de spanningsopbouw leek het me beter om dit stuk al vanuit Lena's oogpunt te schrijven. Dan zien jullie preciezer wat er gebeurd is, en kunnen jullie al een stukje van Lena in actie zien!

Ik hoor graag wat jullie ervan vinden. Lijkt Lena jullie een leuk personage? Wat vinden jullie wel leuk aan haar, en wat minder? Zelfde voor Miranda: sidderen en beven jullie al bij de gedachte aan deze duistere weesmoeder?

Willen jullie meer vanuit Lena's oogpunt lezen?

Tot bij het volgende hoofdstuk! ;) Sil

Het geheimWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu