15. Lena

160 20 13
                                    

Ik hield mijn adem in en kroop zo stil mogelijk verder weg in het hoekje van mijn boomhut. Het harde hout in mijn rug bood geen enkele bescherming tegen het luidruchtig snuivende monster beneden, maar toch voelde het veiliger.

Voorzichtig keek ik door de kier tussen de planken van de bodem. Ik schrok me rot. Het monster met de bruinrode vleugels en de rode mantel stond recht onder me. Ik keek precies bovenop de vier hoorns op zijn hoofd. Het zag er grappig uit, hoe de tweede hoorn van voren een stuk uitstak boven de rest. Jammer dat ik alleen niet bepaald in een situatie zat om te lachen. Te zien aan de dolk van bot aan zijn riem en aan de reptielachtige linkerkant van zijn lichaam, was het monster levensgevaarlijk. Met één van haal van de scherpe klauwen aan zijn geschubde, rode arm, zou ik morsdood zijn.

Het monster sloeg zijn ogen op en keek me recht aan. Alles om me heen vervaagde naar de achtergrond. Ik zag alleen nog maar zijn rode ogen, die één ding uitstraalden: woede. Waar Miranda's woede ijzig en kalm was, was de woede van dit monster vurig en intens. Hij zag eruit alsof hij boos was op iemand en die persoon graag wilde vermoorden.

Mijn gedachten schreeuwden dat ik weg moest kijken, maar de angst werkte verlammend. Ik kon niks meer bewegen. Dit zou mijn dood worden, en deze keer was er geen Fynn om me te redden. 

En toen wendde het monster zijn blik af en liep weer verder, nog steeds luid snuivend. Ik liet een duidelijk hoorbare zucht. Agnes had gelijk, ik kon niet gevonden worden.

Toen ik het monster niet meer hoorde, durfde ik me weer te bewegen. Ik liep naar het matras dat in het midden van de hut op de grond lag en ging erop liggen. Langzaamaan ebde mijn angst weg. Mijn hartslag werd weer lager en mijn ademhaling rustiger. Ik kon weer helder nadenken.

Hoewel het monster me niet gevonden had, was ik er niet zeker van dat hij me helemaal niet door had gehad. Het was te toevallig dat hij precies onder de hut stil was blijven staan en mijn kant op had gekeken. Met een schok besefte ik dat hij misschien wel wist dat ik hier zat. Dat hij gestuurd was door Miranda en haar nu ging halen om te vertellen dat hij me gevonden had.

Had ik maar niet met Fynn afgesproken dat hij later pas terug zou komen. Ik had hem nu nodig, maar ik kon hem onmogelijk gaan halen. De hut verlaten stond gelijk aan zelfmoord. Er zat maar één ding op: hier zitten en afwachten, en hopen dat Fynn terugkwam voor een horde monsters of Miranda me te grazen nam.

----------

*tromgeroffel*

Lena lijkt nog steeds niet buiten gevaar te zijn. Als dat maar goed gaat voor Fynn er weer is...

Ik ga de komende dagen waarschijnlijk wat herschrijven in de vorige hoofdstukken, om een paar stukjes motivatie in orde te krijgen. Daarna volgt er dinsdag weer een hoofdstuk dat over Fynn gaat, en zullen jullie uitvinden hoe zijn bezoekje aan het weeshuis verloopt. ;) 

Hoe zien jullie dit monster ongeveer voor je? Lijkt hij jullie gevaarlijker dan het monster in het water, of minder gevaarlijk? 


Het geheimWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu