Hoofdstuk 23

29 2 1
                                    

Ik begon te kuchen en zocht naar zuurstof. Ik was ten einde raad. Wat moest ik doen? Ik schreeuwde en schreeuwde in de hoop dat iemand me zou horen. Naar de deur gaan zou te gevaarlijk zijn. Maar het roepen had geen nut, niemand zou me toch horen. Ik kon steeds moeilijker en moeilijker ademen door het zuurstoftekort en ik zakte door mijn knieën. Ik was op. Niemand zou me hier komen helpen, niemand wist waar ik was. Waarom was ik zo dom geweest? Ik was boos op mezelf. Wat had Mike tegen mij? Ik had hem amper gesproken. Ik kende hem niet eens! Er waren geen woorden voor hem, wij leek wel door en door slecht te zijn. Geen grijntje sympathie of empathie in hem. Ik zag geen steek voor mijn ogen en het vuur kwam alsmaar dichter en dichter. Ik had het gevoel dat ik steeds minder goed begon te horen en dat ik mijn gevoel voor evenwicht kwijt was. Ik liet m'n hele lichaam vallen op de grond en sloot mijn ogen. Ik mocht niet opgeven! Nu niet! Ik zocht alle energie die ik nog had en trapte tegen de houtplanken in de hoop dat er eentje zou breken. Als er één weg was kon ik er juist tussen glippen en ontsnappen. Ik had pijn aan mijn voet, dus wisselde ik van been. Ik nam een klein aanloopje en eindeljk hoorde ik het verlossende geluid. Er zat een scheurtje in het hout en het had niet veel nodig om kapot te gaan. Door de adrenaline kreeg ik de houtplank gebroken en kon ik ontsnappen. Ik bleef rennen, zo ver mogelijk van het schuurtje vandaan. Ik stopte toen ik lawaai hoorde. Ik draaide me om. Het schuurtje viel in elkaar als een kaartenhuisje. Ik was net op tijd kunnen ontsnappen. Ik liet me vallen in het gras en keek hoe de schuur stillaan verder opbrandde. Plots hoorde ik de sirenes van de brandweer. Iemand in de buurt moet de brand opgemerkt hebben. Ik was helemaal in shock. Ze zouden vast mij de schuld geven van de brand als ik hier bleef! Ik moest hier zien weg te geraken. Ik begon te rennen zo hard ik kon. 

Ik liep verder zonder te stoppen. Ik was helemaal uitgeput, maar ik wist geen uitweg meer. Ik wist zelfs niet meer waar ik was. Ik kende de weg hier helemaal niet. Ik had geen mobieltje enkel mijn handtas met daarin mijn identiteitskaart en wat cash. Ik stopte om op adem te komen bij een bankje dat aan de ingang van een klein park stond. Ik ging ineengezakt zitten en kon mijn tranen niet meer bedwingen. Ik bedekte mijn gezicht met mijn handen. Wat was er net gebeurd? Mike, de stiefvader van Kyle had mij willen vermoorden?! In een brand! Gelukkig had ik mezelf kunnen bevrijden. Had ik moeten blijven en een verklaring afleggen bij de brandweer? En de waarheid zeggen? Nu denken ze waarschijnlijk dat de brand uit zichzelf is ontstaan en dat er niemand bij betrokken was. Of toch? Tegenwoordig kan men al veel achterhalen. Duizenden vragen spookten door mijn hoofd en ik wist niet waarheen te gaan. Ik was verloren. 'Clover, ben jij dat?' Ik veegde mijn tranen af en keek op. Het was Dylan. 'Wat doe jij hier?,' vroeg hij en ging naast me zitten. Oh nee hij hier! Hij was wel één van de laatste personen die ik wilde zien. Dylan keek bezorgd. Zelfs oprecht bezorgd. 'Gaat het wel?,' vroeg hij. Ik schudde mijn hoofd en kon mijn tranen niet meer inhouden hoe hard ik mijn best ook deed. Ik voelde me zwak, terwijl ik mezelf verplichtte om sterk te blijven lukte het me niet. Dylan legde zijn arm om me heen. 'Je kan het me vertellen.' De laatste tijd liet hij een andere kant van zichzelf zien en die beviel me wel. Hij was oprecht dit keer en niet sarcastisch zoals altijd. Alexa had zo iemand nodig, iemand die goed voor haar is. 'Ik kan het niet vertellen.' Ik wreef in mijn ogen en hoopte dat ik vanzelf wel zou ophouden met huilen. Het ergste was dat ik hier zat te huilen voor de ogen van Dylan. De Dylan die ik altijd gehaat heb. Maar die op de één of andere manier zich de laatste tijd wist te gedragen. 'Kun je me naar mijn kamer brengen, alsjeblief?,' snikte ik. 'Ja tuurlijk. Maar ik kan je toch zo niet alleen laten? Alexa ligt nog in het ziekenhuis!' Ik haalde mijn schouders op en zocht in mijn handtas naar het adres van Kyle. Ik had Kyle nodig. Hij was de enige die misschien een paar van mijn duizende vragen kon beantwoorden. Hij gaf me zo'n veilig gevoel en ik had het nodig. Ik legde het papiertje in Dylans handen. Hij knikte. Dylans wagen was precies wat ik in gedachte had. Het was een splinternieuwe rode sportwagen. Hij reed ook als een gek en nam zijn bochten veel te scherp. Typisch Dylan. Ik wenste dat ik ook een auto had, ik haatte het om bij anderen te moeten bedelen of het openbaar vervoer te nemen. Had ik het geld maar... Dylan stopte vlak voor een grote appartementenblok in een mooie, rustige buurt niet ver van het dorp vandaan. 'Bedankt!,' riep ik, gooide de autodeur dicht en rende naar binnen. Ik hoorde Dylan nog wegrijden. Ik kon het nog steeds niet geloven dat hij me geholpen had. Twee keer op één week tijd! Ik drukte op de bel met het naamkaartje van Kyle. 

Dark ParadiseWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu