Hoofdstuk 14

94 4 0
                                    

Ik glipte weg van Frederik en de man die ons begeleidde en verstopte me in een gangetje waar we langs kwamen. Ze hadden gelukkig niet door dat ik verdwenen was, maar ik verwachtte niet dat dat lang zou duren. Ik had de twee mannen verlaten, omdat ik wist dat hun gebaren en mysterieuze -bijna donkere- blikken niets goeds te betekenen konden hebben. Ik had al zoveel stomme dingen gedaan en ik wilde niet nog zo'n zelfde fout begaan. Niet opnieuw... Deze keer zou anders worden, had ik mezelf voorgenomen. Een half uur geleden, toen de portier ons binnen had gelaten, was mijn goedgelovige zelf weer naar boven gekomen; ik dacht dat Frederik een vriend was, mijn stiefbroer. Maar zoals ik al zei, dat was naïef van me. Hoe kon ik verwachten dat mijn stiefbroer volgen, die op zijn beurt een weliswaar een onbekende man achterna liep, een slecht idee was? Niet toch? En toch nam ik het mezelf kwalijk. Wat er ook gaande was in het kasteel voelde als mijn schuld, mijn fout. Alsof ik er iets aan kon doen.

Ik slenterde door de onbelichte gang waar ik me had verstopt, tot ik na een korte tijd een kamer binnenging. Ik had de kamer nog nooit gezien, maar hetgeen erin wel: mijn moeder.
Ik zag mijn moeder op de grond zitten met huilsporen op haar wangen, rode ogen van het huilen, maar nog steeds een statige en koninklijke houding. Ondanks alle pijn die ze overduidelijk had, zat ze hier. Ze haalde in een rustig en gelijkmatig tempo adem, maar haar rode ogen had ze teneergeslagen.
In welke omgeving dan ook, eender welke situatie, altijd zou het koninklijke bloed te herkennen zijn in mijn moeder. Ze was een koningin zonder een koning nodig te hebben. Jarenlang had ik me afgevraagd wie mijn vader was, maar op dat exacte moment verdween die nieuwsgierigheid voorgoed; mijn vader had haar in de steek gelaten en ondanks haar verdriet dat bijna omgeslagen was in depressie op het moment dat mijn vader haar verliet, liet ze zich er niet van weerhouden een rechtvaardige en goede koningin te zijn voor haar volk en zeker niet minder belangrijk: een goede moeder zijn.
Voor het eerst was ik tevreden met mijn moeder en haar ongewone manier van opvoeden. Voor het eerst was ik diep vanbinnen trots op haar. Voor het eerst was ik blij familie te zijn van de sterke vrouw die niemand nodig had, maar ook niemand afstootte, die nu recht voor me van pijn in elkaar kromp.
Ik moest mijn tranen binnenhouden om mijn moeder, die me nog steeds niet gezien had, niet in paniek te brengen.
Ze was zo'n goed rolmodel geweest voor mij, zelfs al had ik het niet door. Ik had zoveel geleerd van haar. Ze had zoveel voor mij gedaan en ik was zo vaak zo ondankbaar geweest. En het speet me, het speet me zo erg.

Ik sprintte richting mijn moeder. Ze keek niet op, maar glimlachte, waardoor ik wist dat ze me opgemerkt had. Afkeurend schudde ik mijn gezicht heen en weer. Wie zou haar dit aandoen? Ze was altijd zo rechtvaardig geweest.
De ruimte waarin we ons bevonden was kil, klein en vooral donker.
Ik knielde naast mijn moeder neer, wat maakte dat mijn moeder me recht in mijn ogen aankeek. Ik zag spijt in haar ogen. Waarom wist ik niet, maar het was er.
'Het spijt me dat ik je zo streng heb opgevoed, Scarlett. Het spijt me dat ik je dit aandoe. Sorry dat ik je het gevoel heb gegeven dat je er niet toe doet voor mij... het tegendeel is waar. Je bent het beste wat me ooit is overkomen, ik houd van je,' zei mijn moeder.  Haar tranen, die al hoog stonden, gleden als een waterval langs haar wangen. Ik glimlachte alleen; ik was niet in staat ook maar iets uit te brengen. Ik had haar nog nooit zien huilen.
'Ik houd ook van jou, moeder,' fluisterde ik. Onzeker of ze me gehoord had stond ik op.

Uit het niets hoorde ik naderende voetstappen. Ik kreeg een lichte paniekaanval, ik was immers doodsbang voor wat er met me zou gebeuren als Frederik me hier zou vinden. Of de wachter.
'Het is Bernhard,' fluisterde mijn moeder 'hij wilt het hele koninkrijk overnemen, bezitten. Hij is gevaarlijk. Vlucht nu, mijn kind, weet dat ik van je houd. Kom ooit terug om terug te eisen wat van jou is: het koninkrijk. Ik weet niet wat hij met mij wilt doen, maar zorg dat je veilig bent. Op die manier is er nog een troonopvolger als er iets met mij gebeurt. Doe het voor mij, doe het voor het koninkrijk. En weet dat ik altijd achter je sta,' legde mijn moeder me op.
'Ik kan niet weggaan zonder jou,' huilde ik.
Ze gaf me een oprechte lach.
'Ga nou maar, ooit kom je terug en krijg je wat al die tijd van jou was, dat beloof ik je.' Nadat mijn moeder me die belofte had gedaan verdween ik met pijn in mijn hart.

A Princess needs a kingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu